HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijving
- 1.
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
wet: de Wet investeren in jongeren;
- b.
WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde toeslag of verlaging;
- c.
maatregel: de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;
- d.
benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening of werkleeraanbod op grond van de wet;
- e.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein.
- 2.
alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet investeren in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2 Afstemming
- 1.
Onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.
- 2.
Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.
Artikel 3 Berekeningsgrondslag
De maatregel wordt toegepast op de WIJ-norm.
Artikel 4 Afzien van het opleggen van een maatregel
- 1.
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
- a.
de gedraging meer dan een jaar voor constatering ervan door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
- b.
de gedraging wordt onderzocht door het openbaar ministerie. De maatregel blijft definitief achterwege indien ter zake strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.
- c.
het college hiervoor een dringende reden aanwezig acht.
- 2.
Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van een dringende reden dan wordt de jongere daarvan schriftelijk mededeling gedaan.
Artikel 5 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd, het percentage van de verlaging en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak
- 1.
De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere bekend is gemaakt.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voorzover de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de maatregelwaardige gedraging komt te liggen.
- 3.
Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd.
- 4.
Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.
Artikel 7 Gelijktijdigheid en herhaling van verwijtbare gedragingen
- 1.
Indien de jongere zich schuldig maakt aan meerdere gedragingen als genoemd in artikel 2, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel van toepassing is.
- 2.
De hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien de jongere zich binnen 12 maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging. Hiervoor is de hoogte van de maatregel behorend bij de laatste gedraging leidend.
- 3.
In afwijking van het gestelde in het tweede lid wordt de duur van de maatregel verdubbeld indien de maatregel is vastgesteld op 100 procent van de WIJ-norm.
HOOFDSTUK 2 HET NIET NAKOMEN VAN DE VERPLICHTINGEN ALS BEDOELD IN
Artikel 8 Indeling in categorieën
Gedragingen van jongeren, waardoor de verplichting op grond van artikel 45 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën.
- 1.
- a.
het zonder geldige reden niet verschijnen naar aanleiding van een uitnodiging in verband met een onderzoek naar de arbeidsinschakeling;
- b.
het onvoldoende meewerken aan de totstandkoming van een trajectplan gericht op de arbeidsinschakeling;
- c.
het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijk geachte behandeling van medische aard.
- 2.
- a.
het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;
- b.
het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;
- c.
het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of het bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid.
- 3.
- a.
het zich zodanig gedragen dat de arbeidsinschakeling wordt belemmerd.
- b.
het niet of in onvoldoende mate meewerken aan activiteiten gericht op de arbeidsinschakeling;
- c.
het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.
- 4.
het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.
Artikel 9 De hoogte en duur van de maatregel
Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt de maatregel vastgesteld op:
- a.
5% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;
- b.
20% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;
- c.
50% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;
- d.
100% van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.
HOOFDSTUK 3 NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT ALS BEDOELD IN
ARTIKEL 44 VAN DE WETArtikel 10 Te laat verstrekken van gegevens
Artikel 10 Te laat verstrekken van gegevens
- 1.
Indien de jongere de verplichting op grond van artikel 44 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt een maatregel opgelegd van 5% van de WIJ-norm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.
- 2.
Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 11 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente
- 1.
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.
- 2.
De maatregel bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld:
- a.
bij een benadelingsbedrag tot € 1000,- : 10% van de WIJ-norm gedurende maand;
- b.
bij een benadelingsbedrag van € 1000,- tot € 2000,- : 20% van de WIJ-norm gedurende maand;
- c.
bij een benadelingsbedrag van € 2000,- tot € 4000,- : 40% van de WIJ-norm gedurende maand;
- d.
bij een benadelingsbedrag van € 4000,- of meer: 100% van de WIJ-norm gedurende maand.
Artikel 12 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente
- 1.
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 44 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid, 5% van de WIJ-norm gedurende een maand.
- 2.
Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaren te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan jongere een waarschuwing is gegeven.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 14 Hardheidsclausule en onvoorziene gevallen
- 1.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jongere afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
- 2.
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 15 Inwerkingtreding
Artikel 15 InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking op 1 juli 2010.
Artikel 16 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: de “Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren gemeente IJsselstein 2010”.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente IJsselstein, gehouden op 10 juni 2010.