Organisatie | Zoetermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening verhoging en verlaging bijstandsnormen |
Citeertitel | Verordening verhoging en verlaging bijstandsnormen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | sociale zaken, welzijn en onderwijs |
Deze regeling vervangt de Bijstandsverordening 1998, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 februari 1998, nr. 980061
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2004 | 09-01-2012 | nieuwe regeling | 01-06-2004 Streekblad 04-06-2004 | 040158 | |
01-08-2004 | nieuwe regeling | 01-06-2004 Streekblad 04-06-2004 | 040158 |
Verordening verhoging en verlaging bijstandsnormen
In deze verordening wordt verstaan onder:
alleenstaande: de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;
alleenstaande ouder: de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;
de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die met een andere persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte.
indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;
woningdelende: de belanghebbende in wiens hoofdverblijf tevens een of meer anderen hun hoofdverblijf hebben, al dan niet op basis van een commerciële overeenkomst, waaronder niet begrepen kinderen tot 21 jaar of studerende kinderen van 21 jaar of ouder met aanspraak op studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000;
netto minimumloon; het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8 lid 1, sub a van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag, verhoogd met de aanspraak waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon tenminste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en het werknemersaandeel ziekenfondspremie;
Artikel 3 Verhoging voor alleenstaanden en alleenstaande ouders
Voor alleenstaanden of alleenstaande ouders die worden opgevangen door de stichting Vrouwenopvang Zoetermeer of het Sociaal Pension Zoetermeer, wordt de bijstandsnorm, gedurende de periode van opvang, verhoogd met een toeslag die wordt bepaald op het in artikel 25, tweede lid van de wet genoemde maximumbedrag .
Voor gehuwden bedraagt de bijstandsnorm minimaal 80% van het netto minimumloon, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 18, tweede lid van de wet.
Artikelsgewijze toelichting op de Verordening verhoging en verlaging algemene bijstand
In de omschrijving van de alleenstaande en de alleenstaande ouder komt tot uitdrukking dat er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding indien één van de bloedverwanten in de tweede graad zorgbehoeftig is. Aangesloten is bij de tekst in de wet.
Bij de begripsbepaling van gehuwden, (ten laste komend) kind, woning, woonkosten en gezamenlijke huishouding is aangesloten bij de wettelijke formulering.
In de omschrijving van alleenwonende of woningdelende komt tot uitdrukking dat inkomsten van kinderen die nog geen 21 jaar zijn geen invloed hebben op de hoogte van de toeslag. Dat zelfde geldt indien het kind 21 jaar of ouder is en aanspraak kan maken op studiefinanciering, zolang die aanspraak bestaat.
Voor de vaststelling van zorgbehoefte is noodzakelijk dat uit een medisch advies blijkt dat ten aanzien van de belanghebbende een indicatie aanwezig is voor verzorging of verpleging in een verzorgings- of verpleeginrichting. Deze indicatie wordt in de praktijk gegeven door een onafhankelijk derde, meestal de Gemeenschappelijk Gezondheidsdienst (GGD) of het indicatieorgaan.
Bij de aanduiding van de categorieën komen de uitgangspunten voor verhoging of verlaging tot uitdrukking. Ten aanzien van alleenstaanden en alleenstaande ouders kan sprake kan zijn van een tweetal situaties: de belanghebbende heeft recht op een toeslag van 10%, of van 20%. Voor gehuwden geldt het spiegelbeeld: de norm wordt verlaagd met 10% of niet verlaagd.
Hierop bestaan in beide gevallen 3 uitzonderingen:
Als voor de woning wel woonkosten verschuldigd zijn maar deze door een derde (bijvoorbeeld de ex-echtgenoot) worden betaald, bestaat wel recht op toeslag. De betaling van de woonkosten wordt dan echter als bijdrage in de bestaanskosten aangemerkt als middel op grond van artikel 31 WWB.
Voorkomen moet worden dat verhogingen of verlagingen cumuleren. Als gevolg van de opzet van deze verordening is het alleen mogelijk dat verlaging van de norm voor gehuwden cumuleert, indien de gehuwden de woning delen en geen woonkosten hebben. Dit artikel beoogt te voorkomen dat de verlaging meer bedraagt dan 20% van het minimumloon.
Voor de uitvoering van de verordening is het college verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad. Alle bepalingen van de verordening worden in de praktijk op grond van een mandaatbesluit uitgevoerd door de directeur Welzijn cq de afdeling Sociale Zaken.
Verhoging of verlaging van de bijstandsnorm laat onverlet dat indien ten aanzien van de belanghebbende een maatregel wordt getroffen wegens een verwijtbare gedraging, de uitkering lager kan zijn. Deze bepaling komt overeen met artikel 30, vierde lid van de wet.
Voorts laat de verordening onverlet dat de bijstand afwijkend kan worden vastgesteld, indien daartoe naar het oordeel van het college de omstandigheden van de belanghebbende aanleiding geven (artikel 18, eerste lid WWB).