Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Molenwaard

Nadere regels jeugdhulp 2016 gemeente Molenwaard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMolenwaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels jeugdhulp 2016 gemeente Molenwaard
CiteertitelNadere regels jeugdhulp 2016 gemeente Molenwaard
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening Jeugdhulp 2016 gemeente Molenwaard

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-03-201601-01-201601-01-2016Nieuwe regeling

01-03-2016

Het Kontakt, 10 maart 2016

518098

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp 2016 gemeente Molenwaard

Inleiding

In de Verordening Jeugdhulp Molenwaard 2016staan de verplichtingen van de gemeente als gevolg van de invoering van de Jeugdwet. In de Verordening is bij meerdere artikelen vastgelegd dat het college nadere regels mag of kan vaststellen. Daarnaast heeft het college Beleidsregels bij de toepassing van de Verordening vastgesteld.

 

Het college van de gemeente kan nadere regels over de volgende onderwerpen vaststellen:

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp, lid 3

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de jeugdhulpvoorzieningen als bedoeld in het eerste en tweede lid en de uitwerking daarvan.

Artikel 8. Indienen aanvraag, lid 4

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening.

Artikel 9. Regels voor pgb, lid 3

Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

Artikel 9. Regels voor pgb, lid 4

Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk

Artikel 15. Inspraak en medezeggenschap, lid 4.

 

Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hieronder wordt uitgewerkt welke algemeen verbindende regels het college stelt aan bovengenoemde artikelen.

 

 

1. Uitwerking van de jeugdhulpvoorzieningen

Artikel 1. Verschijningsvorm van jeugdhulpvoorzieningen

De algemene en individuele voorzieningen van artikel 2 van de Verordening kunnen zo nodig aan een jeugdige en zijn ouders worden geboden in samengestelde arrangementen en/of zorgprofielen.

Artikel 2. Vervoersvoorziening

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt aan de jeugdige, zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet.

  • 2.

    Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt ten behoeve van het vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp plaatsvindt.

  • 3.

    Voor het indienen van een aanvraag voor de vervoersvoorziening dient te worden voldaan aan de voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 3 van deze regeling.

  • 4.

    Voor de uitvoering van de vervoersvoorziening moet een taxivervoerder voldoen aan de gestelde kwaliteits- en vergunningseisen zoals opgenomen in de Wet op het personenvervoer 2000.

     

2. Indienen aanvraag

Artikel 3. Voorwaarden voor toekenning

Het college kent een individuele voorziening uitsluitend toe indien in het verslag of het actieplan zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening of na verwijzing door een huisarts, jeugdarts of medisch specialist wordt vastgesteld dat de jeugdige:

  • 1.

    een hulpvraag heeft voor een vorm van jeugdhulp uit de Jeugdwet, beschreven in artikel 1.1. bij de begripsbepaling jeugdhulp, 2o en 3o lid, die de gebruikelijke zorg overstijgt;

  • 2.

    op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

  • 3.

    geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

  • 4.

    geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening.

Artikel 4. Overgangsperiode

Als tijdens het gesprek zoals bedoeld in artikel 6 van de Verordening blijkt dat sprake is van een vermindering van het aantal te verlenen eenheden jeugdhulp ten opzichte van de lopende beschikking voor deze jeugdige, kan eenmalig een overgangsperiode van maximaal 12 weken middels een beschikking worden verleend. Voor de overgangsperiode wordt maximaal het aantal eenheden toegekend, die in de laatst afgegeven beschikking voor een gelijke periode was toegekend.

Artikel 5. Second opinion

In de gezondheidszorg bestaat de mogelijkheid om een second opinion aan te vragen als men wil weten wat de mening is van een andere dan de eigen hulpverlener over een bepaalde hulpvraag. De gemeente wil benadrukken dat een dergelijke second opinion ook mogelijk is bij aanvragen voor jeugdhulp. Hiervoor kunnen cliënten een second opinion aanvragen bij een medewerker van het jeugdteam, anders dan de behandelend medewerker. Ook is een second opinion mogelijk bij het Diagnostisch Adviesnetwerk (DAN).

Artikel 6. Levering van een individuele voorziening in de vorm van een PGB

In aanvulling op artikel 8.1.1 lid 4 van de Jeugdwet en artikel 8 lid 4 van de Verordening verstrekt het college alleen een individuele voorziening in de vorm van een PGB:

  • 1.

    als de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, gezinsvoogd, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een PGB verbonden taken zoals verbonden aan het ondersteuningsplan, op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • 2.

    als de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

  • 3.

    als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk, van goede kwaliteit, zoals is gesteld in artikel 6. van de Beleidsregels voor jeugdhulpaanbieders of artikel 14. van de Nadere regels voor het sociaal netwerk en is en bijdraagt aan het beoogde resultaat;

  • 4.

    indien de jeugdige voor de gevraagde jeugdhulp bij de betreffende jeugdhulpaanbieder niet reeds Zorg in Natura ontvangt;

  • 5.

    indien het PGB voor ten hoogste maximaal 26 weken per kalenderjaar wordt ingezet voor betaling van jeugdhulp geleverd en/of genoten buiten Nederland;

  • 6.

    er geen sprake is van een vorm van hulp, zorg of ondersteuning zoals opgenomen in het ‘uitsluitingenoverzicht PGB jeugdhulp Zuid-Holland Zuid’ welke als bijlage is toegevoegd;

  • 7.

    als de individuele voorziening in de vorm van een PGB niet wordt aangevraagd met een ingangsdatum in het verleden.

Artikel 7. Gebruik zorgovereenkomst

De jeugdige of zijn ouders zijn verplicht tot het gebruik van de zorgovereenkomsten van de Sociale Verzekeringsbank voor het vastleggen van afspraken over de te leveren jeugdhulp in het kader van het PGB.

 

3. De wijze waarop de hoogte van het PGB wordt vastgesteld

Artikel 8. Begroting met betrekking tot de besteding van het PGB

Het college stelt de hoogte van het PGB vast op basis van het door de jeugdige of zijn ouders ondertekende ondersteuningsplan in de zin van artikel 7 lid 3 van de Verordening, waarin tevens een begroting is opgenomen met betrekking tot de concrete invulling van de besteding van dat PGB. Naast de prijs voor de individuele voorziening en het aantal af te nemen eenheden wordt ook het beoogde resultaat van de ondersteuning vermeld.

Artikel 9. De hoogte van het PGB

  • 1.

    De hoogte van het PGB wordt vastgesteld per individuele voorziening.

  • 2.

    De hoogte van het PGB wordt vastgesteld op basis van maximaal 100% van het totaal aantal eenheden (uren, dagdelen, trajecten, etc.) dat in de verleende periode van de betreffende individuele voorziening gebruik gemaakt gaat worden.

  • 3.

    De hoogte van het PGB per eenheid bedraagt maximaal 100% van het laagste tarief per eenheid jeugdhulp zoals gehanteerd in de geldende raamovereenkomst Zuid-Holland Zuid ten tijde van het afgeven van de beschikking. Tenzij er sprake is van de inzet van het sociaal netwerk als benoemd in artikel 12 en 13 van de Nadere regels.

  • 4.

    Aan het PGB wordt geen bedrag toegevoegd welke niet terug te leiden is tot de inzet van een individuele voorziening.

Artikel 10. Vervoer in combinatie met een PGB

Voor het vaststellen van een voorziening voor vervoer conform Artikel 2.3 lid 2 van de Jeugdwet in samenhang met een PGB wordt hoofdstuk 3 Regels voor de vervoersvoorziening van de Beleidsregels gehanteerd.

Artikel 11. Bijstorting kosten

Indien de kosten voor een individuele voorziening hoger uitvallen dan de hoogte van het PGB welke voortvloeit uit artikel 8, dan wordt het PGB slechts verleend indien de jeugdige of zijn ouders aangeven deze extra kosten zelf te zullen bekostigen. Dit wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan of gespreksverslag.

 

4. De voorwaarden waaronder jeugdhulp met een PGB kan worden betrokken bij een persoon uit het sociale netwerk

Artikel 12. Sociaal netwerk

Onder personen van het sociaal netwerk wordt verstaan:

  • 1.

    familieleden van de jeugdige en zijn ouders tot en met bloed- en/of aanverwantschap in de derde graad;

  • 2.

    andere betrokkenen bij het gezin, niet zijnde een jeugdhulpverlener als genoemd in de Jeugdwet, zoals vrienden, buren, studenten, collega’s.

Artikel 13. Inzet van het sociaal netwerk

Het college kent een PGB ten behoeve van de inzet van het sociale netwerk alleen toe voor een individuele voorziening jeugdhulp, voortvloeiend uit artikel 1.1 bij de begripsbepaling jeugdhulp, 2o en 3o lid van de Jeugdwet.

Artikel 14. Eisen aan het sociaal netwerk

Het betrekken van jeugdhulp voor individuele voorziening van personen uit het sociale netwerk mag uitsluitend indien zij:

  • 1.

    meerderjarig zijn;

  • 2.

    veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte zorg verlenen, die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder;

  • 3.

    geen voorbehouden handelingen verrichten of handelingen die op norm van de verantwoorde werktoedeling aan een geregistreerde professional zijn voorbehouden;

  • 4.

    bij de ondersteuning aan de jeugdige of zijn ouders zelf niet overbelast raken;

  • 5.

    het tarief à maximaal 20 euro per eenheid ontvangen, in aansluiting op artikel 9 lid 2 van de Nadere regels;

  • 6.

    op het tarief voor het sociaal netwerk vindt door het college een mogelijke aanpassing plaats overeenkomstig de prijsontwikkelingen van het consumentenprijsindex-cijfer (CPI) ‘alle huishoudens’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Aan de hand van deze consumentenprijsindex wordt jaarlijks een indexeringspercentrage berekend, waarbij het gemiddelde percentage geldt over een periode van de 12 maanden vanaf oktober van het voorliggende jaar tot oktober van het huidige jaar;

  • 7.

    verklaren het PGB niet te zullen gebruiken voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers;

  • 8.

    aantonen daadwerkelijk in staat te zijn de zorg in het kader van het PGB te verlenen;

  • 9.

    op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het PGB hebben uitgeoefend bij diens besluitvorming.

     

5. Inspraak en medezeggenschap

Artikel 15. Inspraak en medezeggenschap cliënten

Het college stelt cliënten, ingezetenen en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp.

 

vastgesteld door het college van Molenwaard op 1 maart 2016

 

De secretaris De wnd. burgemeester

 

Mw. N van Ameijde-Poortman MBA D.R. van den Borg