Organisatie | Aalten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling briefadres gemeente Aalten 2016 |
Citeertitel | Regeling briefadres gemeente Aalten 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | algemeen |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-03-2016 | 10-05-2017 | Nieuwe regeling | 01-03-2016 | Geen. |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten;
gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP), de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP), artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire briefadres (BPR2013-0000746309) van de minister van BZK van 6 december 2013 en op de circulaire registratie briefadres om veiligheidsredenen waaronder ingeval van verblijf in Blijf-van-mijn-lijfhuizen (BPR2013—0000722005) van 6 december 2013;
overwegende dat het dringend gewenst is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres om daarmee oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan;
vast te stellen de Regeling briefadres gemeente Aalten 2016.
Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres indien:
Onverminderd het in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel bepaalde, is diegene die met briefadres is geregistreerd, verplicht om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum naar een woonadres, hiervan schriftelijk aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe woonadres heeft.
Blijft een verzoek om verlenging van het briefadres achterwege of wordt na afloop van de termijn(en) geen aangifte van adresverandering gedaan, dan start de gemeente Aalten een procedure adresonderzoek, met als mogelijk resultaat opschorting van de bijhouding van de persoonslijst wegens emigratie naar een onbekend land.
Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in deze regeling afwijken als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid.
De gemeente Aalten controleert ten minste eenmaal per jaar of opname van de aanduiding briefadres op de persoonslijst van ingezetenen van de gemeente juist is. Zij schrijft daarvoor zowel briefadreshouders als briefadresgevers aan. Die zijn verplicht hun volledige medewerking te verlenen en de inlichtingen te verstrekken waarom de gemeente verzoekt.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 1 maart 2016.
De secretaris, J. Nobel
De burgemeester, G. Berghoef
Toelichting artikel 1, sub d, onder 3:
Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:
Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:
Personen die niet beschikken over een woonadres en die gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen worden geregistreerd op een briefadres bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:
Een voorbeeld: een persoon heeft een nieuwe woning gekocht en de oude woning verkocht én overgedragen aan de nieuwe eigenaar. De nieuwe woning moet echter nog worden opgeleverd. De oude bewoner logeert tijdelijk bij vrienden of familie dan wel in een recreatieobject.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:
Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) meereizen met een kermisattractie. Personen die zo’n ambulant beroep uitoefenen komen in aanmerking voor een briefadres, op voorwaarde dat zij geen woonadres hebben.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:
Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gelet op de periode die betrokkene verwacht buiten Nederland te zijn. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 2/3 deel van een jaar (8 maanden) naar het buitenland gaat en betrokkene feitelijk niet meer beschikt over een woonadres. Wat met wonen wordt bedoeld, is in de Wet BRP niet te omschreven. Daarvoor moet de praktische betekenis worden gehanteerd. De rechter heeft zich daarover diverse keren uitgesproken. Hieruit vloeit voort dat voor het begrip wonen moet worden gelet op zaken als: tot welk gezin behoort iemand feitelijk, waar zijn de persoonlijke goederen van betrokkene, enzovoort.
Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden, in een tijdvak van een jaar, naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven zijn of blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van vertrek naar het buitenland. Op grond van die aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuist’ de persoonslijst naar de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI) vanwege emigratie. In dat geval mag nooit een briefadres worden gekozen.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:
Als een inwoner beroepshalve vaart aan boord van een schip dat in Nederland zijn thuishaven heeft en er bij vertrek de redelijke verwachting bestaat dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Dat kan een woonadres zijn maar vaak zal dit een briefadres zijn. Het is de burger echter wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in zo’n situatie als hij verwacht voor een langere tijd dan 2/3 deel van een jaar (8 maanden) buiten de landsgrenzen van Nederland te zijn. Een verplichting daartoe bestaat echter niet.
In de circulaire ‘Registratie briefadres om veiligheidsredenen’ (waaronder ingeval van verblijf in blijf-van-mijn-lijfhuizen) van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 december 2013 (kenmerk 2013-0000722005) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen of voor vrouwen kunnen worden ingeschreven met briefadres op het kantooradres van de betreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming hiervan door onbevoegden.
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Instellingen waarop artikel 2.40, lid 3 Wet BRP duidt, zijn dit instellingen voor de gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.
Het college van B&W is bovendien bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen aan te wijzen op het terrein van maatschappelijke opvang. Een zorgboerderij, waarin tevens wordt gewoond, kan als een door B&W aangewezen instelling dienen als adres waarvoor, op een andere locatie, een briefadres mag worden aangehouden in plaats van op het werkelijke woonadres te worden geregistreerd.
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen in een willekeurige gemeente van Nederland. Het is dus niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd aangehouden. De aangifte wordt altijd gedaan bij B&W van de gemeente waar het briefadres zich bevindt.
Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:
Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45, lid 2, van de Wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen voor het aanhouden van een briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs te overleggen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, van zichzelf en van degene bij wie het briefadres wordt gehouden. De vragenlijst briefadres is als bijlage 1 aan de Regeling briefadres gemeente Aalten 2016 toegevoegd.
Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. Reëel is te veronderstellen dat deze verklaring veelal via de interne (gemeentelijke) kanalen bij de aangifte kan worden gevoegd.
Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.
Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres heeft. Bijvoorbeeld voor een particulier die, al dan niet tegen betaling, briefadresgever is voor gedetineerden, omdat die hun familie daarmee niet willen belasten. In dat geval kan worden uitgeweken naar de hardheidsclausule van artikel 8. Er zal steeds duidelijkheid over moeten bestaan met welke achtergrond wordt verzocht om meerdere briefadressen te vestigen op één woonadres.
Ontbreken bij de aanvraag om in te schrijven met briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen om de termijn eenmalig te verlengen met veertien dagen.
Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd waarin wordt vermeld dat de aanvraag inschrijving met briefadres buiten behandeling wordt gesteld wegens het ontbreken van de relevante (beoordelings)documenten.
Het is toegestaan om in de mededeling, waarbij wordt verzocht om aanvulling van gegevens (4:5 Awb), al melding te maken van het voornemen om de aangifte buiten behandeling te stellen (4:7 Awb) voor het geval niet wordt voldaan aan het verzoek om ontbrekende stukken te overleggen.
Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres. Gemeenten kunnen hier hun eigen gemeentelijke beleid in kwijt. In de gemeente Aalten geldt de verplichting dat aangifte van een briefadres, in de situaties als bedoeld in artikel 2, lid 1, altijd in persoon (aan de balie) plaatsvindt in het bijzijn van de briefadresgever. Dat maakt het mogelijk vragen te stellen over een concrete situatie om daarmee te kunnen bewerkstelligen dat snel duidelijkheid ontstaat over twijfelgevallen. Door bovendien geen formulieren neer te leggen of digitaal beschikbaar te stellen waarmee om het aanhouden van een briefadres kan worden verzocht, wordt voorkomen dat er een nodeloos hoge administratieve werklast ontstaat terwijl bij uitgave van de formulieren tijdens een intakegesprek op voorhand enige duidelijkheid wordt verkregen over de situatie en de houdbaarheid van een concreet in te dienen verzoek.
Het is overigens toegestaan om bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres een briefadres te kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP. Uiteraard wordt het verzoek ook dan getoetst aan de wettelijke bepalingen en de Regeling briefadres gemeente Aalten 2016. Het kiezen van een briefadres om permanente bewoning van recreatiewoning mogelijk te maken is geen gegronde reden. Als feitelijk sprake is van wonen, als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet BRP, moet de ingezetene worden geregistreerd op het woonadres ook al biedt het bestemmingsplan geen ruimte voor (permanente) bewoning van een recreatieobject (overeenkomstig de regel: lex specialis derogat lex generalis).
Er kan geen briefadres worden gekozen wanneer de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet BRP. Hieronder valt ook het adres, a. indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, kan wel gekozen worden voor een briefadres.
Toelichting artikel 5 sub b en c:
Er dient aangifte van vertrek uit Nederland te worden gedaan als betrokkene verwacht langer buiten Nederland te verblijven dan 2/3 deel van een jaar. In dat geval kan niet worden gekozen voor een briefadres. Hierop is één uitzondering (zie: artikel 29 Besluit BRP) in het geval de persoon beroepshalve vaart op een schip dat zijn thuishaven heeft in Nederland. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.
Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen kan worden verleend op een woonadres waarop nog geen of slechts één briefadres werd geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres, verleend aan een gezinshuishouden, als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4 en artikel 8.
Een briefadres mag niet tevens een postbus zijn. Kenmerk van een briefadres is dat er de waarborg is dat voor de briefadreshouder bestemde geschriften of inlichtingen daarover aan hem worden doorgegeven en/of worden medegedeeld. Als post naar een postbus wordt gestuurd, wordt aan die voorwaarde niet voldaan.
Het is wel mogelijk om een briefadres bij een rechtspersoon te vestigen. Hierbij geldt dan wel, dat een natuurlijk persoon die namens de rechtspersoon optreedt, als briefadresgever schriftelijk toestemming daarvoor moet hebben verleend.
Toelichting artikel 6, lid 1 en 4:
Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van drie maanden te verlenen met de mogelijkheid tot éénmalige verlenging met ten hoogste drie maanden. Na verloop van deze periode moet de burger zijn ingeschreven op het adres waar hij feitelijk verblijft.
De periode van eerst slechts drie maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na drie maanden een contactmoment te hebben met de burger, om er zo voor te kunnen zorgen dat hij/zij snel met een woonadres is geregistreerd (zie artikel 2, 1e lid, sub a. en b.).
Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt beoordeeld of hij nog voldoet aan de voorwaarden van deze regeling.
De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen als hij beschikt over een nieuw adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet betrokkene aangifte doen van adresverandering. Hij mag hiermee niet wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt deze uiteraard opnieuw getoetst aan de voorwaarden die hieraan in wet- en regelgeving zijn gesteld.
Op grond van artikel 4.17 Wet BRP kan een bestuurlijke boete worden opgelegd als er geen of een onjuiste aangifte van (brief)adres wordt gedaan. Dit geldt zowel voor de verplichting van de briefadreshouder als voor die van de briefadresgever om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor een juiste bijhouding van de basisregistratie zoals bepaald in artikel 2.45 Wet BRP. Voor de op te leggen bestuurlijke boete geldt als maximaal bedrag van € 325.
In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling, bijvoorbeeld in het geval van eenmalige verlenging (als bedoeld in artikel 6 lid 4 van de regeling). Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een (extra) verlenging van de termijn wordt overeengekomen.
Een ander voorbeeld van een gerechtvaardigde uitzonderingssituatie heeft betrekking op de particulier die - al dan niet tegen betaling - briefadresgever is voor een grote groep gedetineerden, om daarmee te voorkomen dat de familie van deze categorie daarmee wordt belast.
Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dit voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die door aantoonbare bijzondere omstandigheden onevenredig uitvallen in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij bedreigde personen in de opvang conform de circulaire Registratie briefadres om veiligheidsredenen (waaronder ingeval van verblijf in Blijf-van-mijn-lijfhuizen) van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 december 2013 (kenmerk 2013-0000722005). In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet basisregistratie personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of op het adres van het kantoor van een opvanghuis.