Overheidsorganisatie | Gemeente Overbetuwe |
---|---|
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2010 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Overbetuwe 2009 wordt ingetrokken.
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2008.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 15-12-2009 Hét Gemeente Nieuws; 23-12-2009 | 09bwb00759 |
Onderwerp: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2010
Ons kenmerk: 09bwb00759
Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;
gelet op het overleg met de Cliëntenraad WMO van 9 december 2009;
gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2008;
b e s l u i t e n :
vast te stellen het
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2010
Dit besluit verstaat onder:
de wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;
de verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2008;
het Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2010;
college: het college van burgemeester en wethouders;
collectieve vervoersvoorziening: het systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer, zoals verzorgd door de stadsregiotaxi SRAN;
woonschip: een woonruimte, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c. van de Huisvestingswet;
woonwagen: een woonruimte, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f. van de Huisvestingswet.
Verstrekking van een verleende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats, als op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget, of het budget niet zal gebruiken om een voorziening aan te schaffen.
Het college kan de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder na afloop van enig kalenderjaar controleren.
Degene aan wie een persoonlijk budget is toegekend, verstrekt op verzoek van het college, voor zover van toepassing:
een nota/factuur van de aangeschafte voorziening;
een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;
gegevens waaruit blijkt aan welke vereisten de aangeschafte voorziening voldoet;
een overzicht van de salarisadministratie.
Verstrekking van een verleende individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming vindt alleen plaats in de gevallen zoals in de verordening bepaald.
Degene aan wie een financiële tegemoetkoming is toegekend, verstrekt op verzoek van het college, voor zover van toepassing:
een nota/factuur van de aangeschafte voorziening;
een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;
gegevens waaruit blijkt aan welke vereisten de aangeschafte voorziening voldoet;
een overzicht van de salarisadministratie.
Een aanvraag moet worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier of door middel van ondertekening van een kennisgeving van de aanvraag.
Voor hulp bij het huishouden, als bedoeld in artikel 8 van de verordening, moet een eigen bijdrage, zoals bepaald in artikel 6 van dit Besluit, worden betaald.
Het in rekening te brengen tarief voor hulp bij het huishouden bedraagt € 17,50 per uur.
De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor eigen rekening blijft, mag tezamen niet meer bedragen dan:
voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar: € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat als zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.222,-- het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.222,--;
voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder: € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat als zijn inkomen niet meer bedraagt dan € 15.256,-- het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.256,--;
voor de gehuwde personen als één van beiden jonger is dan 65 jaar, of beiden jonger zijn dan 65 jaar: € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat als hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.222,-- het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.222,--;
voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn: € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat als hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21.058,-- het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 21.058,--.
Voor hulp bij het huishouden wordt bij de vaststelling van de omvang van een persoonsgebonden budget een bedrag beschikbaar gesteld van € 15,-- per toegekend uur.
Van het bestede bedrag behoeft een bedrag van ten hoogste € 250,-- niet verantwoord te worden.
Gedurende het lopende kalenderjaar kan de keuze voor de vorm van verstrekking van hulp bij het huishouden niet worden gewijzigd.
Een algemene woonvoorziening die, al dan niet in natura, kan worden verleend, is:
een standaard drempelvervanger;
een standaard douche-zitje;
een standaard wand- en toiletbeugel; en/of
een toiletverhoger.
De omvang van het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-adequate voorziening in natura. Indien nodig, wordt dit verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, conform het tarief van de gecontracteerde leverancier.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 18, vierde lid van de verordening bedraagt maximaal € 2.000,--.
De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her)inrichtingskosten bedraagt maximaal € 2.800,--.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her)inrichtingskosten maximaal € 5.600,-- als hiermee een aangepaste woning vrijkomt.
Een woningaanpassing in natura, een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing of een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing kan worden verleend voor de volgende kosten:
de aanneemsom (hierin begrepen loon- en materiaalkosten voor het treffen van de voorziening. Als de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten in aanmerking genomen);
het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 % van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in DNR2005 van de BNA en alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld;
de bouwleges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;
de verschuldigde en niet verreken- of terugvorderbare omzetbelasting;
de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet waren te voorzien;
de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;
de kosten van heraansluiting van openbare nutsvoorzieningen;
de administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor een persoon met beperkingen, voor zover de kosten onder a. tot en met g. meer bedragen dan € 3.500,--. De administratiekosten worden bepaald op maximaal € 350,--.
Een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer aanhouden van de te verlaten woning bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.
Een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van 50% van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.
De termijn voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming als bedoeld in dit artikel bedraagt maximaal zes maanden.
Een eigenaar van een woning kan voor een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met huurderving in aanmerking komen, als de minimale kosten van de aanpassing € 4.600,-- bedragen.
Een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met huurderving bedraagt 75% van de subsidiabele huur met een maximum van 75% van de maximale woonkosten waarvoor huurtoeslag kan worden verstrekt.
De termijn voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming als bedoeld in dit artikel bedraagt maximaal zes maanden.
Een eigenaar van een woning kan voor een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met verwijderen van voorzieningen in aanmerking komen, als de minimale kosten van de aanpassing € 4.600,-- bedragen.
Een financiële tegemoetkoming voor de kosten in verband met verwijderen van voorzieningen wordt alleen verleend als de woning langer dan zes maanden leeg staat, of de aanpassingen zo specifiek zijn, dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning te verhuren aan een persoon zonder beperkingen.
Een financiële tegemoetkoming voor de kosten als bedoeld in dit artikel bedraagt maximaal € 500,--.
Het in artikel 19, vierde lid van de verordening genoemde maximumbedrag, dat wordt verleend bij de woonvoorziening, als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de verordening, bedraagt € 4.500,--.
1. | Het afschrijvingsschema, als bedoeld in artikel 21 van de verordening, luidt: |
Ouderdom | Afschrijving |
Tot 1 jaar | 0% |
Tot 2 jaar | 20% |
Tot 3 jaar | 40% |
Tot 4 jaar | 60% |
Tot 5 jaar | 80% |
2. | Na het vijfde jaar vindt er geen afschrijving meer plaats. |
Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt, behoudens het bepaalde in de artikelen 20 en 22 van dit Besluit, vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-adequate voorziening in natura. Indien nodig wordt dit verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening.
Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van stalling van een scootmobiel of ander elektrisch vervoermiddel bedraagt maximaal € 1.500,--.
Een persoon met beperkingen, die kiest voor de collectieve vervoersvoorziening, krijgt een vervoerspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer. Met deze vervoerspas kan tegen gereduceerd tarief onbeperkt, tot een maximum van vijf zones per rit, met de stadsregiotaxi SRAN binnen het SRAN-gebied worden gereisd.
Gedurende het lopende kalenderjaar kan de keuze voor de collectieve vervoersvoorziening niet worden gewijzigd.
Aan een persoon met beperkingen, die niet kiest voor de collectieve vervoersvoorziening, wordt een financiële tegemoetkoming verleend.
De financiële tegemoetkoming, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt bij vervoer per eigen auto, (rolstoel)taxi of door derden € 400,-- per kalenderjaar.
In afwijking van het tweede lid, bedraagt de financiële tegemoetkoming bij vervoer per eigen auto, taxi of door derden € 800,-- per kalenderjaar, als de persoon met beperkingen, gezien deze beperkingen niet voor de collectieve vervoersvoorziening kan kiezen.
In afwijking van het tweede lid, bedraagt de financiële tegemoetkoming bij vervoer per rolstoeltaxi € 1.200,-- per kalenderjaar, als de persoon met beperkingen, gezien deze beperkingen niet voor de collectieve vervoersvoorziening kan kiezen.
Een financiële tegemoetkoming wordt naar rato lager vastgesteld, als een verminderde vervoersbehoefte aanwezig is. De aanwezigheid van een verminderde vervoersbehoefte van tenminste 50% wordt geacht te bestaan wanneer de persoon met beperkingen als niet-zelfstandig wonende in een AWBZ-inrichting verblijft, tenzij deze aannemelijk maakt dat er geen sprake is van een verminderde vervoersbehoefte.
Gedurende het lopende kalenderjaar kan de keuze voor de financiële tegemoetkoming niet worden gewijzigd.
Het bedrag zoals genoemd in artikel 25 van de verordening is gelijk aan de bedragen in de artikelen 20 tot en met 29 van de Wet werk en bijstand en de verhoging dan wel verlaging conform de Toeslagenverordening.
De te verstrekken vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 22, tweede lid van dit Besluit, maakt maatschappelijke participatie mogelijk door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1.000 kilometer.
De te verstrekken vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 22, derde en vierde lid van dit Besluit, maakt maatschappelijke participatie mogelijk door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 2.000 kilometer.
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van de in de betreffende situatie voor de gemeente goedkoopst-adequate voorziening in natura, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het voorafgaande kalenderjaar.
Een sportrolstoel wordt uitsluitend verleend als financiële tegemoetkoming.
Het bedrag van de financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.800,--.
Het bedrag, zoals genoemd in het tweede lid, geldt als tegemoetkoming in kosten voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.
Het bedrag waarboven op grond van artikel 31, tweede lid, onder a. van de verordening advies moet worden gevraagd, bedraagt € 10.000,--.
Om het verkrijgen van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies op grond van artikel 31 van de verordening, indien van toepassing, aandacht besteed aan:
de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;
de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;
de woning en de woonomgeving van de aanvrager;
het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;
de sociale omstandigheden van de aanvrager.
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit sluit het college bij deze bevindingen aan.
Het college gaat over tot terugvordering, als bedoeld in artikel 35 van de verordening, als er nog geen vijf jaren zijn verstreken vanaf de datum van het toekenningsbesluit.
Het college ziet af van terugvordering, als:
het terug te vorderen bedrag minder dan € 100,-- bedraagt;
na overlijden van de belanghebbende gedurende maximaal drie maanden een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget is doorbetaald;
er dringende redenen zijn die zich tegen de terugvordering verzetten;
er doelmatigheidsredenen zijn die zich tegen terugvordering verzetten.
De persoon met beperkingen aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend en die daarmee een voorziening in eigendom heeft verworven, moet, als hij deze voorziening binnen de termijn waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend niet meer gebruikt:
de voorziening om niet overdragen aan de gemeente, óf
de restwaarde op basis van de aanschafprijs van de voorziening aan de gemeente vergoeden, op basis van het navolgende schema:
Periode | Rolstoel-voorziening | Vervoers-voorzieningen | Roerende woon-voorzieningen |
Gedurende het eerste jaar na verstrekking | 90% | 90% | 90% |
Gedurende het tweede jaar na verstrekking | 75% | 75% | 75% |
Gedurende het derde jaar na verstrekking | 60% | 60% | 60% |
Gedurende het vierde jaar na verstrekking | 45% | 45% | 45% |
Gedurende het vijfde jaar na verstrekking | 30% | 30% | 30% |
Gedurende het zesde jaar na verstrekking | 15% | 15% | 15% |
Na zes jaar | 0% | 0% | 0% |
2. | Het college kan van het in het eerste lid aangegeven afschrijvingsschema afwijken, als de belanghebbende aannemelijk maakt dat vanwege intensief gebruik een eerdere afschrijving noodzakelijk is. |
De persoon met beperkingen aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend en die daarmee een voorziening in eigendom heeft verworven, wordt, als hij de voorziening binnen een termijn waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend, niet meer gebruikt, omdat deze niet meer adequaat is, de restwaarde van de desbetreffende voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget. Bij de verrekening wordt het in artikel 30, eerste lid, onder b. bedoelde schema gehanteerd.
Verrekening, als bedoeld in het eerste lid, vindt niet plaats, als de belanghebbende de voorziening om niet aan de gemeente over draagt.
Het college kan één of meerdere artikelen van dit Besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van het maatschappelijk participeren, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2009, zoals vastgesteld bij besluit van 13 januari 2009, wordt ingetrokken.
In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid van dit Besluit, wordt tot uiterlijk 1 januari 2011 voor een persoonsgebonden budget dat vóór 1 januari 2010 is toegekend een bedrag van € 17,20 per toegekend uur beschikbaar gesteld.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2010.
Aldus besloten in de vergadering van 15 december 2009,
Het college van burgemeester en wethouders,
de gemeentesecretaris, | de burgemeester, |
Th.M.M. Hoex | E. Tuijnman. |