Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zutphen

Bezoldigingsregeling gemeente Zutphen 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZutphen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBezoldigingsregeling gemeente Zutphen 2006
CiteertitelBezoldigingsregeling gemeente Zutphen 2006
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. CAR/UWO, art. 3:1
  2. Gemeentewet, art. 156
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-200601-01-2016Nieuwe regeling

13-12-2005

Onbekend

50.8

Tekst van de regeling

Intitulé

Bezoldigingsregeling gemeente Zutphen 2006

Burgemeester en wethouders van Zutphen;

gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de CAR/UWO geldend voor de gemeente Zutphen, hierna te noemen CAR/UWO, gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg,

gelet op het gestelde in artikel 156 van de Gemeentewet;

Besluiten:

vast te stellen de:

"Bezoldigingsregeling gemeente Zutphen 2006"

I Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

a

ambtenaar:

1. de ambtenaar in de zin van de CAR/UWO;

2.de werknemer als bedoeld in artikel 2:5:1 van de CAR/UWO;

b

salaris:

het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b van de CAR/UWO;

c

uurloon:

het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR/UWO;

d

schaal:

de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a van de CAR/UWO, opgenomen in bijlage II en IIa van die regeling;

e

maximumsalaris:

het hoogste bedrag van een salarisschaal;

f

bezoldiging:

de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c van de CAR/UWO;

g

betrekking:

de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b van de CAR/UWO;

h

conversie:

de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

i

volledige betrekking:

de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k van de CAR/UWO;

j

overwerk:

het overwerk als bedoeld in artikel 1:1 eerste lid onder l, van de de CAR/UWO;

II Salaris

Artikel 2
  • 1

    Het recht op salaris vangt aan op de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2

    Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag, te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4

Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5

De salarissen van de ambtenaren wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage II of bijlage IIa van de de CAR/UWO.

Artikel 6
  • 1

    De toepassing van bijlage II dan wel bijlage IIa van de de CAR/UWO vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid van die regeling.

  • 2

    Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderings-onderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich daartegen verzet.

  • 3

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor de uitvoering van een functiewaarderings- onderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 4

    Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de de CAR/UWO geldend voor de gemeente Zutphen, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 7
  • 1

    Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naasthogere bedrag.

  • 2

    De periodieke verhogingen worden toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling een jaar is verstreken en nadien telkens na één jaar.

  • 3

    Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

  • 4

    Het salaris wordt, indien de salarisschaal dit aangeeft en wanneer het maximumsalaris van de functionele schaal is bereikt, verhoogd tot het naasthogere bedrag in de uitloopschaal onder voorwaarde van goed functioneren en met inachtneming van een wachttijd van 6 jaar.

Artikel 8
  • 1

    Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, dat niet uitgaat boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van een uitstekende vervulling van de betrekking.

  • 2

    Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 9
  • 1

    Indien een ambtenaar onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 7 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2

    Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, die met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3

    Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, maar in elk geval vóór de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk op de hoogte gesteld, onder vermelding van de redenen die tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10
  • 1

    Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, wordt:

    a voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid, onder a van de de CAR/UWO, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten;

    b voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid, onder b van de de CAR/UWO, het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal. Hiermee wordt gerealiseerd dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar ten minste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

  • 2

    Voorzover nodig zal – in afwijking van het eerste lid onder a – de vooruitgang in salaris ten gevolge van de indeling in de schaal met een hoger maximumsalaris nooit minder bedragen dan bij verhoging ingevolge artikel 7 in de schaal waarin de ambtenaar wordt ingedeeld.

III Instrumenten van flexibele beloning

Artikel 11
  • 1

    Indien een ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan aan hem een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de de CAR/UWO geldend voor de gemeente Zutphen worden toegekend.

  • 2

    De hoogte van de gratificatie bedraagt netto maximaal €1000,-

Artikel 12
  • 1

    Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, kan groepsgratificatie worden toegekend.

  • 2

    De hoogte van een groepsgratificatie bedraagt netto maximaal €1000,-

Artikel 13
  • 1

    Aan een ambtenaar die gedurende een tijdvak van 6 tot 12 maanden een uitzonderlijke individuele prestatie heeft geleverd, kan een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend.

  • 2

    De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt maximaal 1 periodiek gedurende 1 jaar.

Artikel 14
  • 1

    Aan een ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende uitloopschaal heeft bereikt, kan een persoonlijke toelage als bedoeld in artikel 3:7:8 van de CAR/UWOworden toegekend, indien betrokkene gedurende meerdere jaren uitstekend functioneert.

  • 2

    De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt maximaal 2 periodieken.

  • 3

    De in het eerste lid bedoelde toelage wordt ingetrokken indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Artikel 15
  • 1

    Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een toelage worden toegekend.

  • 2

    In geval van behoud komt de ambtenaar alleen in aanmerking voor een dergelijke toelage als er sprake is van goed of uitstekend functioneren.

  • 2

    De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat van tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van drie jaar.

  • 3

    De hoogte van de toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal het maximum van de naasthogere schaal van de uitloopschaal.

  • 4

    De toelage als bedoeld in het eerste lid eindigt op de ingevolge het tweede lid vastgestelde vervaldatum. Wanneer de arbeidsmarktsituatie waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid aan de ambtenaar worden toegekend.

Artikel 16

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen voor de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in artikel 11 tot en met 15.

Artikel 17

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in artikel 11 tot en met 15 wordt geen afbouwregeling toegepast.

IV Overige toelagen en vergoedingen

Artikel 18

Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform wat is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR/UWO geldend voor de gemeente Zutphen;

Artikel 19

Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11, wordt bij overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform wat is geregeld in artikel 3:2 en 3:2:1 van de CAR/UWO.

Artikel 20
  • 1

    Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11 en voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform artikel 3:3 van de de CAR/UWO, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van die regeling.

  • 2

    De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    a 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 24.00 uur;

    b 40% voor de uren op zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur;

    c 65% voor de uren op zondag en op de door de gemeente Zutphen vastgestelde feestdagen, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris dat behoort bij salarisschaal 6

  • 3

    Voor de in het vorige lid onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend indien de arbeid is aangevangen vóór 7.00 uur, respectievelijk beëindigd na 19.00 uur.

  • 4

    In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 21
  • 1

    Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11 en die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de de CAR/UWO ingevolge een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden om bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend.

  • 2

    De toelage, de zgn. piketvergoeding, bedraagt per week van bereikbaarheid en beschikbaarheid een vast bedrag dat jaarlijks geindexeerd wordt.

Artikel 22
  • 1

    Aan de ambtenaar aan wie het verrichten van zware, onaangename of gevaarlijke arbeid wordt opgedragen, wordt naar evenredigheid van het aantal uren dat per kalenderjaar die arbeid wordt verricht, een toelage toegekend.

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen nader bepalen welke arbeidsomstandigheden als zwaar, onaangenaam of gevaarlijk aangemerkt moeten worden en in welke mate.

  • 3

    Voornoemde artikelen zijn opgenomen in de regeling inconveniententoeslag, die het bepaalde in dit artikel aanvult.

Artikel 23
  • 1

    Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 20, 21 en 22, een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend indien:

    a die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelage, als bedoeld in artikel 15, en

    b de ambtenaar de toelage – als bedoeld in artikel 20, 21 en 22 – direct voorafgaand aan het tijdstip van bovenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage – als bedoeld in artikel 20, 21 en 22 – een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend indien de ambtenaar de toelage – als bedoeld in artikel 20, 21 en 22 – direct voorafgaand aan het tijdstip van bovenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaar zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3

    De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt en onmiddellijk voor aanvang van die toelage gedurende ten minste 10 jaar zonder wezenlijke onderbreking een toelage – als bedoeld in artikel 20, 21 en 22 – heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4

    Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking een onderbreking van langer dan twee maanden verstaan.

  • 5

    Burgemeester en wethouders stellen voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vast.

V Overige bepalingen

Artikel 24

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet billijk voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Artikel 25

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2006 en kan worden aangehaald als de ‘Bezoldigingsregeling gemeente Zutphen 2006’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester

en wethouders van de gemeente Zutphen,

gehouden op 13 december 2005

De burgemeester, De secretaris,