Organisatie | Bodegraven-Reeuwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 |
Citeertitel | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke ondersteuning |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-01-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 12-01-2016 Gemeenteblad 2016, Nr. 6702 (20-01-2016) | Z-16-37599 |
Het college van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;
gelet op de artikelen 2.1.3 tot en met 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7 tot en met 13 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015;
overwegende dat de wet en de verordening het college de bevoegdheid geeft nadere regels op te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wet en de verordening als bedoeld in artikel 2.1.3 van de Wet en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluit of te verrichten handelingen;
Bij het uitbetalen van een persoonsgebonden budget voor begeleiding en hulp bij het huishouden gelden de voorwaarden die de Sociale Verzekeringsbank stelt aan de betaling van een pgb.
Bij het verlenen van een budget bij overige voorzieningen gelden de volgende verplichtingen:
Het uurtarief voor het inhuren van een familielid, vrienden, kennissen of een persoon die niet een opleiding tot het verlenen van zorg heeft genoten bedraagt € 12,00 per uur (120% van het wettelijk mimumloon voor een werknemer van 23 jaar en ouder) voor een voorziening als bedoeld in lid 1 onder a en € 20,00 per uur (200% van het wettelijk minimumloon voor een werknemer van 23 jaar en ouder) voor een voorziening als bedoeld in lid 1 onder b en c.
De hoogte van het budget voor aanschaf van een:
rolstoel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate rolstoel, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde aanbieder. De kostprijs kan zo nodig verhoogd worden met de kostprijs van individuele aanpassingen. Voor onderhoud wordt een bedrag gelijk aan 5% van de aanschafprijs beschikbaar gesteld en voor verzekering een bedrag van € 75,00 per jaar;
individuele vervoersvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde aanbieder. Voor onderhoud wordt een bedrag gelijk aan 5% van de aanschafprijs beschikbaar gesteld en voor verzekering een bedrag van € 75,00 per jaar;
losse woonvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde aanbieder. Voor onderhoud wordt een bedrag gelijk aan 5% van de aanschafprijs beschikbaar gesteld en voor verzekering een bedrag van € 75,00 per jaar.
Het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen wordt betaald aan de eigenaar van de woning na overlegging van de nota en bedraagt maximaal 100% van de goedgekeurde offertekosten beoordeeld aan de hand van de standaardprijslijst. Daarbij gelden voor bouwkundige of woontechnische voorzieningen de volgende maximale bedragen:
Bij het vaststellen van de hoogte van het budget in de kosten van een woningaanpassing in de vorm van bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:
als het noodzakelijk wordt geacht een architect in te schakelen: het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de Standaardvoorwaarden 1988/Rechtsverhouding opdrachtgever-architect van de Bond van Nederlandse Architectenen de kosten van het toezicht op de uitvoering, alsdit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;
Als er sprake is van sanering van de vloerbedekking bedraagt de tegemoetkoming maximaal € 35,- per m2 (inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en BTW). De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de afschrijvingstermijn van het te vervangen artikel. De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten te weten:
Het budget voor de aanschaf van een sportvoorziening bedraagt maximaal € 3.400. Het bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf (maximaal € 2.800) en onderhoud, keuring, reparatie (maximaal € 600) van een sportrolstoel of vergelijkbare voorziening voor een periode van ten minste 3 jaar.
Als er sprake is van aanpassingskosten van de eigen auto geldt als afschrijvingstermijn van de voorziening ten minste zeven jaar. Met uitzondering van overzetbare voorzieningen wordt deze voorziening daarom slechts toegekend als de aan te passen auto niet ouder is dan drie jaar. De opties met betrekking tot de uitrusting van de auto, zoals automatische transmissie, stuurbekrachtiging en airco, alsmede de kosten verbonden aan het overzetten van eerder verstrekte overzetbare voorzieningen zijn van vergoeding uitgesloten.
Bij de berekening van de bijdrage in de kosten is het (gezamenlijk) bijdrageplichtig inkomen zoals bedoeld in artikel 3.9 van het Uitvoeringsbesluit Wmo van toepassing. Bij de berekening van de maximale periodebijdrage wordt daarbij gekeken naar de samenstelling van het huishouden en de leeftijd. Het volgende geldt hierbij:
De bijdrage in de kosten over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke 'Maximale periodebijdrage' in die periode, tenzij deze hoger is dan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken' in die periode. In dat geval is de bijdrage in de kosten gelijk aan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken'.
Voor hulp bij het huishouden in de vorm van zorg in natura wordt een bijdrage in de kosten opgelegd zolang hulp bij het huishouden wordt verstrekt. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen ondersteuning in die 4 weken, vermenigvuldigd met € 18,50.
Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een bijdrage in de kosten opgelegd over de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodieke persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken met een maximum van € 18,50 per uur.
Voor begeleiding, gespecialiseerde begeleiding, gespecialiseerde dagbesteding, arbeidsmatige dagbesteding en kort verblijf wordt een bijdrage in de kosten opgelegd gedurende de looptijd van de toegekende voorziening. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: het aantal uren/dagdelen/etmalen ontvangen ondersteuning in die 4 weken, vermenigvuldigd met het desbetreffende persoonsgebonden budget tarief zoals bedoeld in artikel 3 lid 1.
Voor begeleiding, gespecialiseerde begeleiding, gespecialiseerde dagbesteding, arbeidsmatige dagbesteding en kort verblijf in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een bijdrage in de kosten opgelegd over de periode waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De 'Kosten van de voorziening per 4 weken' worden als volgt vastgesteld: de hoogte van het desbetreffende periodieke persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken.
Voor individuele vervoersvoorzieningen, losse woonvoorzieningen en woonvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 4 lid 2 en 3 en artikel 5 met uitzondering van de vergoeding voor verhuiskosten wordt een bijdrage in de kosten opgelegd. Deze bijdrage wordt opgelegd totdat de geldswaarde van de verstrekte voorziening volledig is terugbetaald.
De omvang van de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld met toepassing van onderstaande tabel:
Van iedereen wordt verwacht dat deze bijdraagt aan het huishouden. Daar waar rollen veranderen is het aan de huisgenoten dit op te vangen. Gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter. Zowel van volwassen als jonge huisgenoten een bijdrage wordt verlangd in het huishouden. Hierbij wordt wel rekening gehouden met de ontwikkelingsfase van kinderen.
Voor gezonde jonge huisgenoten geldt:
huisgenoten van 18 tot en met 22 jaar kunnen een eenpersoonshuishouden voeren. Dit wil zeggen; schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en één kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen. Indien nodig kan ook de opvang en/of verzorging van jongere gezinsleden tot hun taken behoren;
Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot verstrekking van hulp bij het huishouden.
In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd.
Voor de bepaling van de omvang van begeleiding, gespecialiseerde begeleiding, dagbesteding gericht op participatie, dagbesteding gericht op activering en kortdurend verblijf wordt een handleiding opgesteld die bij een nader te bepalen tijdstip als bijlage aan deze nadere regels worden toegevoegd.
De bepaling van wie in aanmerking komen voor een bijdrage in de premie voor deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering wordt door Ferm Werk in uitvoeringsregels opgenomen in het beleid bijzondere bijstand.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit besluit, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Bodegraven, 12 januari 2016.
Burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk,
de secretaris, a.i.,
drs. J.G. de Jager
de burgemeester,
mr. C. van der Kamp
Artikel 1. Verplichtingen persoonsgebonden budget begeleiding en hulp bij het huishouden
Met dit artikel is geregeld dat aangesloten wordt bij de voorwaarden van de Sociale Verzekeringsbank bij het betaalbaar stellen van een persoonsgebonden budget. Door het proces bij de SVB is het niet langer nodig dat de besteding van de genoemde budgetten achteraf worden verantwoord en gecontroleerd. De SVB geeft aan dat zij vooralsnog alleen pgb’s behandelen waar een arbeidsrelatie aan vast hangt maar dat we hen kunnen aanwijzen om ook éénmalige pgb’s te laten behandelen. Vooralsnog kiezen we ervoor om éénmalige pgb’s door Stipter te laten afhandelen.
Artikel 2. Verplichtingen budget overige voorzieningen
Voor overige voorzieningen zijn verplichtingen opgenomen over de kwaliteit van de voorziening en over de eisen die aan een leverancier worden gesteld.
Artikel 3. Hoogte persoonsgebonden budget en hulp bij het huishouden
In dit artikel zijn de uurtarieven voor begeleiding en hulp bij het huishouden opgenomen. Zo ook de tarieven voor het inhuren van een familielid, vrienden, kennissen. De hoogte van de persoonsgebonden budgetten zijn gelijk aan 100% van het contractueel afgesproken tarief van zorg in natura dan wel gelieerd aan het wettelijk minimumloon. De tarieven voor de natura-producten zijn per 1 januari 2016 contractueel naar beneden bijgesteld. Reden waarom ook de tarieven voor persoonsgebonden budgetten naar beneden moeten worden bijgesteld.
Voor 2016 is lid 1 gesplitst in 2 onderdelen. Tarieven die gelden tot 1 mei 2016 en tarieven die gelden na 1 mei 2016. De VNG had naar aanleiding van de brief van staatssecretaris Van Rijn gemeenten opgeroepen om vóór 1 oktober 2015 de tarieven pgb voor 2016 door te geven aan de SVB en daarbij iedereen vóór 1 november 2015 te herindiceren en deze indicatie in tact te laten tot ten minste 1 mei 2016. De tarieven voor de persoonsgebonden budgetten voor 2016 waren op dat moment nog niet vastgesteld. De tarieven zijn verbonden aan de tarieven voor zorg in natura welke per 1 januari 2016 contractueel naar beneden zijn bijgesteld. Om te voorkomen dat aanbieders met een persoonsgebonden budget een hoger tarief in rekening kunnen brengen dan wanneer zij natura bieden wordt voorgesteld de tarieven gelijk te trekken aan de tarieven voor zorg in natura.
Uitgaande van een termijn van 3 maanden waarbinnen cliënten tot aanpassing van zorgovereenkomsten met hun zorgleveranciers kunnen komen betekent dit dat we de tarieven voor 2016 kunnen doorvoeren bij cliënten per 1 mei 2016 (gelijk aan beleid omtrent pgb jeugd).
Het staat de cliënt vrij om iemand in te huren voor hulp bij het huishouden. Dat kan een familielid of een buurvrouw zijn, maar ook de inzet van een professional (organisatie of ZZP’er). In de hoogte van de vergoeding zit een verschil. Een cliënt die met zijn persoonsgebonden budget een familielid, buurvrouw inhuurt wordt niet geconfronteerd met kosten van overhead. Dit is wel het geval als er een zelfstandige zonder personeel of zorgverlener via een instantie wordt ingehuurd. Het persoongebonden budget om vanuit het sociaal netwerk in te huren is dan ook lager. Uitbetaling vindt plaats per maand.
Op grond van de verordening wordt aangesloten bij de Wet minumloon. Met de tarieven wordt een percentage van dit minimumloon gehanteerd. Als het gaat om hulp bij het huishouden wordt een tarief van 120% van het minimumloon gehanteerd gelijk aan € 12,00 per uur voor 2016. Voor begeleiding wordt een tarief van 200% van het minimumloon gehanteerd gelijk aan € 20,00 per uur voor 2016 gelijk aan het AWBZ-tarief in 2014. Ook voor het tarief begeleiding zijn er argumenten om aan te sluiten bij het tarief hulp bij het huishouden. Omdat op dit moment de impact van het verlagen van het AWBZ-tarief niet kan worden overzien is in dit besluit een tarief opgenomen gelijk aan het AWBZ-tarief.
Artikel 4. Hoogte budget voorzieningen
In dit artikel is de hoogte van het budget voor overige voorzieningen vastgelegd.
Artikel 5. Budget woonvoorzieningen
In het eerste lid en tweede lid is geregeld bij welk bedrag van de cliënt wordt gevraagd om te kijken naar een andere woning. Ook is geregeld welke vergoeding de cliënt maximaal kan verwachten wanneer tot verhuizen wordt overgegaan.
Uitbetaling vindt plaats nadat een overschrijving in de BRP heeft plaatsegevonden en de cliënt de kosten heeft verantwoord.
In het derde lid is geregeld tot welke hoogte de kosten van de door het college goedgekeurde offerte worden vergoed. Bij het bepalen van de juistheid van de offerte wordt uitgegaan van de limitatieve lijst die als bijlage bij deze regeling wordt gevoegd. Uitbetaling vindt plaats op declaratiebasis.
In het vierde lid zijn de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten voor een woningaanpassing opgenomen.
In het vijfde lid zijn de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten voor een sanering van vloerbedekking opgenomen.
Bij de in het zesde lid opgenomen huurderving valt te denken aan de situatie dat de gemeente in samenspraak met een verhuurder een aangepaste woning reserveert voor hergebruik. In dit lid is de maximale financiële tegemoetkoming voor dergelijke kosten opgenomen.
In het zevende lid zijn de maximaal te vergoeden bedragen opgenomen. Wanneer de aanvrager vanwege medisch objectiveerbare redenen de nieuwe woning niet kan betrekken doordat er aanpassingenswerkzaamheden worden uitgevoerd, kan tijdelijke huisvesting noodzakelijk zijn.
Artikel 6. Budget sportvoorziening
De sportvoorziening neemt een bijzondere plek in in de regelgeving. Onder de Wet Voorzieningen Gehandicapten was de sportrolstoel in de gemeentelijke regelgeving opgenomen maar dit betrof begunstigend buitenwettelijk beleid. Onder de Wmo is de overweging op zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van doorslaggevend belang of een sportrolstoel of in bredere zin, een sportvoorziening, wordt verstrekt. Dit is lang niet altijd zo en moet telkens goed worden overwogen. Jurisprudentie is daarin van belang. Kosten kunnen enorm oplopen en het gebruik kan beperkt zijn. In dit artikel is in aansluiting op eerder geformuleerd beleid de hoogte van het budget voor een sportvoorziening bepaald.
Artikel 7. Budget vervoersvoorzieningen
In het eerste lid liggen bedragen vast voor een budget in de auto- en taxikosten. Een tegemoetkoming in de kosten voor gebruik van de eigen auto wordt alleen verstrekt wanneer er sprake is van een contra-indicatie voor het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer. Het tweede en derde lid spreken voor zich.
Het vierde lid en vijfde lid gaan in op het onderwerp hoe om te gaan met een verzoek om aanpassing van een auto. Ook hiervoor komt men alleen in aanmerking wanneer er een contra-indicatie bestaat voor het gebruik van de het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer.
Het zesde lid houdt in dat elke inwoner gebruik mag maken van het collectief vervoer. Een inwoner met een Wmo-indicatie mag dit echter tegen een gereduceerd tarief doen. Er wordt van een pas-houder een bijdrage in de kosten gevraagd per zone. Deze bijdrage is gelijk aan de kosten van het regulier openbaar vervoer. Deze kosten worden als algemeen gebruikelijk gezien. Alleen de eerste zone kent ook een opstaptarief waardoor men dan voor 1 enkele zone 2x de bijdrage moet betalen. Alle zones daarna worden steeds verhoogd met het tarief voor 1 zone.
Het zevende lid regelt dat een inwoner met een Wmo-indicatie op jaarbasis ook op 20 enkele ritten een sociaal begeleider mag meenemen. De achterliggende gedachte bij het hanteren van een sociaal begeleider is dat de Wmo geïndiceerde zich op de plaats van bestemming kan laten begeleiden. Bijvoorbeeld bij ziekenhuisbezoek, bij het winkelen, bij bankzaken, etc.
Het achtste lid regelst wanneer een pashouder ook de aantekening krijgt voor medische begeleiding.
Artikel 8. Regels voor bijdrage in de kosten
Dit artikel is een uitwerking van het in de Verordening opgenomen artikel ‘Regels voor bijdrage in de kosten”.
In het eerste lid wordt aangesloten bij wat bij wet maximaal mogelijk is voor inning van een eigen bijdrage. De gemeente heeft de mogelijkheid hier naar beneden toe af te wijken. Van deze mogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt.
In het tweede lid is verwoord dat het maximaal te innen bedrag wordt opgelegd maar dat dit nooit meer is dan de werkelijke kosten per 4 weken.
In het derde lid tot en met het zevende lid is aangegeven hoe om wordt gegaan met de eigen bijdrage voor voorzieningen waar voor de gemeente periodiek een betaling aan vast zit.
Hiervoor zijn een paar hoofdlijnen aan te geven.
Voor het opleggen van een eigen bijdrage voor een voorziening in natura wordt het tarief gehanteerd dat gelijk is aan de tarieven voor persoonsgebonden budgetten bij inzet van een professionele organisatie (dus niet het tarief voor inzet van het sociaal netwerk).
Door de tussenkomst van de SVB worden pgb’s vastgesteld over de toe te kennen periode (meestal per jaar tenzij de indicatie korter duurt). Voor het innen van de eigen bijdrage moet dit totale budget terug worden gerekend naar een bijdrage per periode van 4 weken.
Voor voorzieningen waarvoor per maand een tarief wordt betaald moet deze terug worden gerekend naar een bedrag per 4 weken.
In het achtste lid is opgenomen hoe wordt omgegaan met een voorziening die éénmalig wordt verstrekt maar wel is bedoeld om een bepaalde periode mee te overbruggen. De basis is dat de eigen bijdrage wordt geïnd totdat de voorziening is terugbetaald. Heeft de belanghebbende meerdere voorzieningen tegelijkertijd dan hanteert het CAK de volgende regel:
Het CAK int de eigen bijdrage over het eerste pgb of de eerste hulpmiddel & voorziening die is aangeleverd. Daarna volgen eventuele andere producten en als laatst eventuele zorg in natura.
Het negende lid spreekt voor zich en volgt uit de wet.
Het tiende lid gaat over het opleggen en innen van een eigen bijdrage (anders dan de bijdrage die wordt geïnd door het CAK) voor algemene voorzieningen. Voor dit moment is hiervan alleen nog sprake bij de huishoudelijke hulp toelage. Nog onderzocht wordt of de gemeente deze bijdrage gaat innen of dat de belanghebbende de eigen bijdrage rechtstreeks moet betalen aan de zorgverlener. Voor andere algemene voorzieningen kan gebruik gemaakt worden van deze mogelijkheid (voor zover er al geen sprake is van eigen betalingen bij gebruik van de voorzieningen). De toekomst zal uitwijzen in hoeverre dit artikel nader wordt aangevuld.
Artikel 9. Omvang hulp bij het huishouden
De tabel waarlangs de omvang van hulp bij het huishouden wordt bepaald spreekt voor zich.
Artikel 10. Omvang gebruikelijke zorg bij hulp bij het huishouden
Artikel 11. De omvang begeleiding, gespecialiseerde begeleiding, dagbesteding gericht op participatie, dagbesteding gericht op activering en kortdurend verblijf
Binnen de regio Midden Holland is een ambtelijke handleiding geformuleerd als basis om de omvang van de ondersteuning op te bepalen. In het jaar 2015 is deze handleiding gehanteerd. Op het moment van het opstellen van de Nadere regels voor 2016 wordt de handleiding geevalueerd. Er wordt ingezet op het formuleren van een uitvoeringshandleiding die als bijlage bij deze regels worden gevoegd. De toevoeging van deze bijlage vindt op een later moment plaats.
Artikel 12. Tegemoetkoming in de meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen
Bij het opstellen van deze regels was bekend dat Ferm Werk voor mensen met een beperking speciale afspraken heeft gemaakt met ziektekostenverzeraars. Mensen met een beperking en een beperkt inkomen en vermogen kunnen bij Ferm Werk een beroep doen op de mogelijkheid van een premiebijdrage van € 15,00 per maand. De verdere invulling van dit beleid formuleert Ferm Werk en wordt daarom niet verder bepaald in deze nadere regels.
De Nadere regels zijn op 12 januari 2016 vastgesteld maar worden met ingang van 1 januari 2016 toegepast. Alleen voor artikel 3.1 geldt een uitzondering. Dit artikel treedt in werking met ingang van 1 mei 2016. In dit artikel zijn de uurtarieven voor persoonsgebonden budgetten bepaald. Aangezien er sprake is van een bijstelling naar beneden dienen eerst de inwoners te worden geinformeerd alvorens deze tarieven kunnen worden toegepast. Om voor alle inwoners een gelijk speelveld te creeren treden de nieuwe tarieven per 1 mei 2016 in werking