Beleidsregels Participatiewet 2016 (wijzigingen)

Verblijf in een inrichting.

Op grond van artikel 18 lid 1 van de Pwet stemt het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Wanneer een klant tijdelijk in een inrichting verblijft is gedurende maximaal 12 maanden de toegekende norm inrichting van toepassing. Dit geldt ook voor iemand die gedeeltelijk in een inrichting verblijft, zij het dat de norm inrichting wordt toegepast voor de duur van maximaal 9 maanden, ingaande de eerste dag van de vierde kalendermaand waarin de belanghebbende in een inrichting verblijft. (B057)

De maximale duur van de bijzondere bijstand voor vaste lasten voor personen die volledig in een inrichting verblijven wordt verlengd van 6 naar 9 maanden. Belanghebbenden die in een inrichting verblijven hebben dus gedurende 12 maanden recht op doorbetaling van vaste lasten of norm.(B058).

Wachttijd voor jongeren.

Indien het toepassen van een wachttijd niet zinvol is, omdat aannemelijk is dat in de termijn van vier weken geen reëel uitzicht bestaat op het zelf kunnen vinden van werk wordt de wachttijd van vier weken niet toegepast. Dit geldt voor:

• a.

  nieuw te huisvesten statushouders;

• b.

  personen met medische of psychische problemen en

• c.

  personen die in een inrichting verblijven; en

• d.

  personen die voorafgaand aan de aanvraag voor bijstand een WW-uitkering hebben doorlopen.

Vergoeding reiskosten.

Personen die een re-integratietraject, inburgeringstraject of een tegenprestatie moeten doen krijgen een vergoeding van de reiskosten vanuit re-integratiemiddelen. Er geldt een minimale afstand van 15 km en deelname vaker dan 1 maal per 2 weken. Er wordt een overgangstermijn van 6 maanden toegepast voor de klanten die reiskostenvergoeding ontvangen op basis van huidige beleid.

Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichting.

Aanpassing van de bestaande richtlijn duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (B101) is nodig daar deze nu alleen voorziet in verstrekking van inrichtingskosten bij een volledige woninginrichting. Sinds juni 2015 is een pilot gestart rondom statushouders die gezamenlijk een woning bewonen. Dit betreft alleenstaanden. De woning wordt voor wat betreft de gemeenschappelijke ruimten van te voren ingericht (basisinrichting) en deze inrichting kan bij verhuizing niet meegenomen worden. Geconstateerd is dat de nieuwkomers nog een aantal persoonlijke gebruiksgoederen missen en dat de gemeente voor bepaalde inrichtingskosten nog bijzondere bijstand moet verstrekken. Het gaat hier dan met name om inrichting van de eigen ruimte.

Van de inrichtingskosten conform de richtprijzen van het NIBUD voor een volledige inrichting van een woning worden de kosten van de aanwezige basisinrichting afgetrokken. Het restant wordt conform de regels voor een volledige inrichting voor 50% van de richtprijzen als gift verstrekt en 25% als lening, indien aangetoond kan worden dat deze kosten volgens afspraak gemaakt zijn.

Indien de statushouder binnen een jaar naar een volledig zelfstandige woning verhuist binnen de gemeente wordt het restant van de volledige inrichtingskosten alsnog op dezelfde wijze verstrekt. Vindt verhuizing na een jaar of langer plaats, dan wordt bekeken of er mogelijkheden waren om te reserveren voor de nieuwe inrichting.

Declaratieregeling huisraad.

De voorliggende voorziening IIT vervalt uit de beleidsregel met ingang van 1 januari 2016.

Individuele inkomentoeslag 2015

Er is geen wettelijke grond voor een nadere bepaling van wat onder vermogen wordt verstaan

in de beleidsregel Individuele inkomenstoeslag Stichtse Vecht 2015. Daarom vervalt met ingang van 1 januari 2016artikel 1 lid c van de beleidsregel.

De regeling WMO vergoeding.

Vanaf 1 januari 2016 wordt geen inkomensgrens meer toegepast en is de vergoeding voor iedereen die in aanmerking komt € 175. Eveneens vervalt de eis van het overleggen van een definitieve belastingaanslag. Volstaan kan worden met een voorlopige aanslag.

De vergoeding wordt toegekend aan het huishouden.

De verwijzing in artikel 1 naar artikel 17 van de WMO verordening wordt gewijzigd in een verwijzing naar artikel 21.

Aldus vastgesteld op 9 februari 2016

gemeentesecretaris burgemeester