Aanhef
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Apeldoorn,
Brummen, Deventer, Epe, Hattem, Heerde, Lochem, Voorst, Zutphen;
overwegende:dat het gewenst is om hun samenwerking op het
gebied van basismobiliteit vorm te geven op basis van de Wet
gemeenschappelijke regelingen;
dat de Gelderse gemeenten zich hiertoe tevens hebben verplicht in de met
de provincie Gelderland op 31 maart 2015 gesloten
Samenwerkingsovereenkomst Basismobiliteit 2017-2019;
dat de colleges van burgemeester en wethouders van hun gemeenteraden
daartoe de vereiste toestemming hebben verkregen;
dat het voornemen bestaat om met ingang van 1 maart 2016 de samenwerking
operationeel te hebben en de taken gefaseerd gezamenlijk te gaan
uitvoeren;
gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen;
besluiten:
te treffen
de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze gemeenschappelijke regeling verstaat onder:
- a.
aanvullend openbaar vervoer: het openbaar-vervoervangnet dat
wordt ingezet daar waar de vervoervraag te laag is voor het
exploiteren van een reguliere lijndienst;
- b.
ambtelijk overleg basismobiliteit: een door de deelnemers en de
provincie Gelderland ingericht gremium, bestaande uit
beleidsambtenaren van de deelnemers en van de provincie
Gelderland en de directeur, dat zich bezighoudt met de
doorontwikkeling van de basismobiliteit en de advisering over de
beheertaken gericht op de kwaliteit en kosten van het
vervoersysteem;
- c.
basismobiliteit: de mogelijkheid voor burgers om zich
zelfstandig en tegen een redelijk tarief te verplaatsen met een
vorm van aanvullend openbaar vervoer of het
doelgroepenvervoer;
- d.
deelnemers: de colleges van burgemeester en wethouders die aan
deze regeling deelnemen;
- e.
dienstverleningsovereenkomst: een overeenkomst tussen de
rechtspersoon van de deelnemer die het aangaat (opdrachtgever)
en de bedrijfsvoeringsorganisatie (opdrachtnemer) waarin de
afspraken over de dienstverlening zijn vastgelegd;
- f.
directeur: de directeur van de bedrijfsvoeringsorganisatie;
- g.
doelgroepenvervoer: de niet-openbare vervoerssystemen waarvoor
de gemeentenop grond van specifieke wet- en regelgeving
verantwoordelijk zijn;
- h.
ontwikkelteam:een door het ambtelijk overleg basismobiliteit
ingestelde werkgroep;
- i.
regeling: de Gemeenschappelijke Regeling Basismobiliteit;
- j.
wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Hoofdstuk 2 Debedrijfsvoeringsorganisatie
Artikel 2 Bedrijfsvoeringsorganisatie
- 1.
Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie genaamd “Vervoerscentrale
Stedendriehoek”, statutair gevestigd te Lochem.
- 2.
Het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie bestaat uit de
voorzitter en de leden.
Hoofdstuk 3 Belangen en bevoegdheden
Artikel 3 Te behartigen belangen
De bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld ter gemeenschappelijke
behartiging van de belangen van de deelnemers met betrekking tot het tot
stand brengen, ontwikkelen en in stand houden van een kwalitatief
hoogwaardig, herkenbaar, efficiënt en eenvoudig te gebruiken stelsel van
basismobiliteit. Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden
van reizigers en hun sociale netwerk en wordt erop toegezien dat het
aanvullend openbaar vervoer ook in het buitengebied en de kleine kernen
voldoende gewaarborgd is en dat het vervoer een optimale aansluiting
heeft op de belangrijkste knooppunten van het openbaar-
vervoer-netwerk.
Artikel 4 Taken
- 1.
De bedrijfsvoeringorganisatie heeft ter verwezenlijking van de
belangen genoemd in artikel 3 de volgende taken:
- a.
het organiseren, begeleiden en uitvoeren van het
doelgroepenvervoer;
- b.
het organiseren, begeleiden en uitvoeren van het aanvullend
openbaar vervoer in Gelderland onder de voorwaarde dat is
voldaan aan het bepaalde in artikel 7.
- 2.
De bedrijfsvoeringorganisatie voert de taak genoemd in het eerste
lid, onder a, uit nadat daartoe per doelgroep met de betrokken
deelnemer een dienstverleningsovereenkomst is aangegaan, waarin
onder meer afspraken over de uit de taak voortvloeiende
werkzaamheden worden neer gelegd.
Artikel 5 Nieuwe taken
- 1.
De deelnemers kunnen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie ter
verwezenlijking van de te behartigen belangen andere dan de in
artikel 4, eerste lid, onder a, genoemde taak opdragen.
- 2.
De kosten die aan deze taken verbonden zijn worden afzonderlijk
geadministreerd en volledig toegerekend aan de betrokken
deelnemer.
Artikel 6 Overdracht bevoegdheden
- 1.
De deelnemers dragen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie en haar
bestuur de bevoegdheden over die nodig zijn voor de uitvoering van
de taak genoemd in artikel 4, eerste lid, onder a, en voor zover van
toepassing artikel 5.
- 2.
De Gemeentewet is in voorkomende gevallen van overeenkomstige
toepassing, tenzij dit uitdrukkelijk is uitgesloten of hiervan
uitdrukkelijk is afgeweken.
Artikel 7 Overeenkomst provincie Gelderland
- 1.
Voor het uitvoeren van de taak genoemd in artikel 4, eerste lid,
onder b, gaat de bedrijfsvoeringsorganisatie een overeenkomst aan
met de provincie Gelderland. In deze overeenkomst komen de provincie
Gelderland en de bedrijfsvoeringsorganisatie overeen dat de
bedrijfsvoeringsorganisatie deze taak voor de provincie Gelderland
uitvoert en tevens voor welke periode de overeenkomst wordt
aangegaan.
- 2.
De bedrijfsvoeringorganisatie neemt de Samenwerkingsovereenkomst
Basismobiliteit 2017-2019 over die de Gelderse gemeenten op 31 maart
2015 zijn aangegaan met de provincie Gelderland.
Artikel 8 Beperking privaatrechtelijke bevoegdheden
De bedrijfsvoeringsorganisatie is behoudens instemming van de deelnemers
niet bevoegd tot:
- a.
een wijziging van de publiekrechtelijke status van de regietaak
van de basismobiliteit als bedoeld in artikel 18 of onderdelen
daarvan, in een privaatrechtelijke status zonder dat de
gemeenteraden van de deelnemers daarover vooraf een standpunt
hebben kunnen inbrengen;
- b.
het vestigen van opstal-, pand- en hypotheekrechten;
- c.
het afgeven van garanties of andere waarborgen;
- d.
het in erfpacht aannemen of uitgeven van roerende of onroerende
zaken;
- e.
het in eigendom aannemen of uitgeven van onroerende zaken;
- f.
dienstverlening aan private partijen of publieke lichamen anders
dan de deelnemers.
Hoofdstuk 4 Bestuur
Artikel 9 Samenstelling
- 1.
Elke deelnemer wijst uit zijn midden een lid van het bestuur
aan.
- 2.
Het lidmaatschap van het bestuur eindigt op de dag waarop de
zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt. De aftredende leden
blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop de raden der
deelnemers de nieuwe wethouders hebben benoemd en de deelnemers de
nieuwe leden vervolgens hebben aangewezen.
- 3.
De deelnemers beslissen binnen twee maanden na de benoeming als
bedoeld in het tweede lid over de aanwijzing van de nieuwe
leden.
- 4.
De voorziening in een tussentijdse vacature geschiedt binnen twee
maanden.
- 5.
Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Van dit
ontslag stelt hij de voorzitter, alsmede de deelnemer die hem heeft
aangewezen, terstond schriftelijk in kennis.
- 6.
De deelnemer die een lid heeft aangewezen dat niet langer diens
vertrouwen bezit, kan dat lid schorsen of ontslaan. De schorsing of
het ontslag gaat onmiddellijk in.
- 7.
Voor elk bestuurslid wijst een deelnemer een plaatsvervanger aan.
Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 10 Stemverhouding
- 1.
Bij een stemming wordt gestemd en besloten op basis van de principes
‘elk lid één stem’ en ‘gewone meerderheid van de uitgebrachte
stemmen’.
- 2.
Voor besluiten gericht op vaststelling van de begrotingskaders, de
begroting, de jaarrekening, de bestemming, van de reserves en de
vaststelling van het liquidatieplan als bedoeld in artikel 29,
tweede lid, geldt bij een stemming de aanvullende eis dat ten minste
een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen
nodig.
- 3.
Voor de totstandkoming van besluiten tot vaststelling van het
liquidatieplan als bedoeld in de artikelen 27, vijfde lid, is ten
minste tweederde van de uitgebrachte stemmen nodig, waaronder dat
van de vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer.
- 4.
Een lid van het bestuur dat van opvatting is dat een besluit als
bedoeld in het eerste lid tot ongewenste en onrechtvaardige gevolgen
leidt voor de deelnemer die hij vertegenwoordigt, kan een
herstemming aanvragen.
- 5.
Bij een herstemming geldt het principe van gewogen stemmen, afgeleid
van het aantal inwoners per gemeente op de datum dat deze regeling
in werking treedt.
- 6.
Het aantal stemmen dat elk lid van het bestuur kan uitbrengen,
bedraagt voor gemeenten:
- a.
met meer dan 40.000 inwoners: één stem per 10.000 inwoners, waarbij
naar boven wordt afgerond als het gaat om meer dan 5.000 inwoners
tussen twee meetpunten;
- b.
tot en met 40.000 inwoners: drie stemmen per gemeente.
- 7.
Bij herstemming is slechts sprake van een rechtsgeldig genomen
besluit als het besluit met in achtneming van het bepaalde in het
zesde lid is genomen én
- a.
ten minste 2/3 van de gewogen stemmen voor het besluit zijn én
- b.
ten minste de vertegenwoordigers van vijf verschillende deelnemers
voor het besluit hebben gestemd.
Artikel 11 Vergaderingen
- 1.
Het bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo
dikwijls als de voorzitter het nodig oordeelt of een lid van het
bestuur hier schriftelijk onder opgaaf van redenen om vraagt.
- 2.
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd, noch een
besluit worden genomen over:
- a.
het vaststellen of wijzigen van uitgangspunten en kaders voor de
begroting;
- b.
het vaststellen en wijzigen van de begroting;
- c.
het vaststellen van de jaarrekening;
- d.
een voorgenomen besluit tot aanpassing van deze regeling.
Artikel 12 Reglement van orde
Het bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde
vast.
Artikel 13 Taken en bevoegdheden
Aan het bestuur behoren alle taken en bevoegdheden die in deze regeling
niet aan de voorzitter zijn opgedragen, waaronder:
- a.
de benoeming, schorsing en het ontslag van het personeel;
- b.
de vaststelling van een regeling omtrent de ambtelijke
organisatie van de bedrijfsvoeringsorganisatie;
- c.
de opstelling van een instructie voor de directeur die ten
minste de taken van de directeur en de aansturing van het
personeel betreft;
- d.
het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten.
Artikel 14 Informatie- en verantwoordingsplicht
- 1.
Het bestuur geeft aan de gemeenteraden alle gevraagde inlichtingen
- 2.
Het reglement van orde voor het bestuur regelt de wijze waarop de in
het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.
- 3.
Een lid van het bestuur geeft de deelnemer die hem heeft aangewezen
alle inlichtingen die door een of meer leden van die deelnemer
worden verlangd.
- 4.
Een lid van het bestuur is aan de deelnemer die hem heeft aangewezen
en aan de gemeenteraad van die deelnemer verantwoording verschuldigd
voor het door hem in het bestuur gevoerde beleid.
Hoofdstuk 5 De voorzitter
Artikel 15 De voorzitter
- 1.
Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een
plaatsvervangend voorzitter.
- 2.
De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het
bestuur.
- 3.
De stukken die van het bestuur uitgaan worden door de voorzitter
ondertekend en door de ambtelijk secretaris mede ondertekend.
- 4.
De voorzitter vertegenwoordigt de bedrijfsvoeringsorganisatie in en
buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door
hem aan te wijzen persoon.
- 5.
Als de voorzitter behoort tot de deelnemer die partij is bij een
geding waarbij de bedrijfsvoeringsorganisatie is betrokken, oefent
de plaatsvervangend voorzitter met betrekking tot dat geding de in
het vierdelid genoemde bevoegdheid uit.
- 6.
Als ook de plaatsvervangend voorzitter behoort tot een deelnemer die
partij is bij het in het vijfde lid bedoelde geding, wordt aan een
ander lid van het bestuur opgedragen om de
bedrijfsvoeringsorganisatie met betrekking tot dat geding te
vertegenwoordigen.
Hoofdstuk 6 Organisatie
Artikel 16 Organisatie
- 1.
De ambtelijke organisatie bestaat in ieder geval uit een directeur
en een vervoerscentrale.
- 2.
Op het personeel in dienst van de bedrijfsvoeringsorganisatie zijn
de arbeidsvoorwaarden van de gemeente Lochem van toepassing.
Artikel 17 De directeur
- 1.
De directeur is het hoofd van de ambtelijke organisatie en fungeert
als ambtelijk secretaris voor het bestuur.
- 2.
De directeur staat het bestuur en de voorzitterbij de uitoefening
van hun taak met raad en daad terzijde.
- 3.
De directeur heeft in de vergadering van het bestuur een adviserende
stem.
- 4.
De directeur is lid van het ambtelijk overleg basismobiliteit en het
ontwikkelteam.
- 5.
De dagelijkse leiding van de bedrijfsvoeringsorganisatie berust bij
de directeur.
- 6.
De directeur is voor zijn handelen verantwoording verschuldigd aan
het bestuur.
- 7.
Het bestuur regelt de vervanging van de directeur.
Artikel 18 Vervoerscentrale
- 1.
De vervoerscentrale is in ieder geval belast met het beheer en de
regie van de basismobiliteit.
- 2.
Onder het beheer wordt in ieder geval verstaan:
- a.
de inkoop van het vervoer;
- b.
- c.
- d.
de monitoring van de kwaliteit van de basismobiliteit;
- e.
de financiële afhandeling met zowel de reizigers en de
vervoerders als de deelnemers en eventuele derden;
- f.
de algemene informatievoorziening over het vervoersreglement
en de vervoersalternatieven zoals het
vrijwilligersvervoer.
- 3.
Onder regie wordt in ieder geval verstaan:
- a.
het verzamelen van de vervoeraanvragen;
- b.
het plannen van de ritten;
- c.
het uitzetten van de ritten bij één of meer
vervoerders;
- d.
de zorg voor individueel reisadvies en individuele rit- en
reisinformatie.
Hoofdstuk 7 Begroting, jaarrekening, administratie en controle
Artikel 19 Begroting
- 1.
Het bestuur stelt jaarlijks vóór 15 juli voorafgaande aan het jaar
waarvoor deze geldt de begroting vast en zendt de begroting binnen
twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van
het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan
gedeputeerde staten.
- 2.
Het bestuur stelt jaarlijks vóór 1 april voorafgaande aan het jaar
waarvoor de begroting geldt, de kaders voor de begroting vast.
- 3.
Het bepaalde in artikel 35, eerste tot en met vierde lid, van de wet
is niet van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting
waarbij in de bijdrage van de deelnemers geen wijziging wordt
gebracht.
Artikel 20 Bijdrage
- 1.
De berekeningswijze van de bijdrage van de deelnemers wordt door het
bestuur vastgesteld met een meerderheid van ten minste tweederde van
het aantal stemmen.
- 2.
De gemeenteraden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te
geven over de berekeningswijze.
- 3.
De verschuldigde bijdrage per deelnemer wordt jaarlijks in de
begroting opgenomen.
- 4.
De deelnemers betalen de bijdrage in maandelijkse voorschotten.
- 5.
De deelnemers dragen er zorg voor dat de bedrijfsvoeringsorganisatie
te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar
verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
- 6.
Een eventuele provinciale bijdrage komt alleen ten goede aan de
deelnemer(s)in de betreffende provincie.
Artikel 21 Jaarrekening
- 1.
Het bestuur stelt jaarlijks vóór 1 april voorafgaande aan het jaar
waarvoor de begroting geldt, de conceptjaarrekening vast.
- 2.
Het bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat
waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige
kaders en de conceptjaarrekening aan de gemeenteraden van de
deelnemers.
- 3.
Het bestuur voegt bij de jaarrekening een controleverklaring en een
verslag van bevindingen van de accountant.
- 4.
Het bestuur onderzoekt de jaarrekening over het afgelopen jaar en
stelt haar vastvóór 1 juli volgende op het jaar waarop de
jaarrekening betrekking heeft.
- 5.
Van de vaststelling van de jaarrekening doet het bestuur mededeling
aan de gemeenteraden van de deelnemers.
Artikel 22 Definitieve bijdrage
- 1.
In de jaarrekening wordt de door elk van de deelnemers over het
betreffende dienstjaar werkelijk verschuldigde bijdrage
opgenomen.
- 2.
Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 20,
eerste lid, bepaalde bedrag en de werkelijk verschuldigde bijdrage
vindt plaats terstond na de in artikel 21, vierdelid, bedoelde
mededeling.
Artikel 23 Reservevorming
- 1.
Het bestuur stelt een algemene reserve en bestemmingsreserves in om
bedrijfsmatige risico’s op te vangen.
- 2.
De omvang van de reserves is gemaximeerd op 5% van de jaarlijkse
exploitatielasten.
- 3.
Het bestuur beslist of een nadelig saldo geheel of gedeeltelijk ten
laste van bestaande reserves zal worden gebracht.
- 4.
Het bestuur beslist met inachtneming van het bepaalde in het tweede
lid of een batig saldo geheel of gedeeltelijk ten gunste van
bestaande reserves zal worden gebracht.
- 5.
Het batig saldo van enig jaar, zoals vastgesteld in de jaarrekening,
dat niet ten gunste van de bestaande reserves wordt gebracht, vloeit
terug naar de rechtspersonen van de deelnemers in de verhouding
waarin zij bijdragen aan de begroting.
Artikel 24 Administratie en verrekening
- 1.
Het bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van
de administratie en het beheer van vermogenswaarden. Deze regels
waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, doelmatigheid,
verantwoording en controle wordt voldaan.
- 2.
De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien onder meer in de
aanwijzing van een registeraccountant als bedoeld in artikel 2:393
van het Burgerlijk Wetboek belast met het onderzoek van de
jaarrekening alsmede het ter zake uitbrengen van een verslag, dat
behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de
vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van
rechtmatigheid en doelmatigheid.
- 3.
Het bestuur stelt regels vast over de controle op de administratie
en op het beheer van de vermogenswaarden. De regels waarborgen onder
meer dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de administratie en
het beheer worden getoetst.
Artikel 25 Archief
- 1.
Ten aanzien van de zorg voor en het beheer van de
archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie, alsmede
ten aanzien van het toezicht op het beheer zijn de voorschriften
van de gemeente Lochem van overeenkomstige toepassing.
- 2.
De aan de uitvoering van het eerste lid verbonden kosten komen
ten laste van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
- 3.
Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de
Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden is Lochem de
archiefbewaarplaats.
- 4.
Het bestuur is belast met de uitvoering van de zorg en het
beheer als bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk 8 Toetreding en uittreding
Artikel 26 Toetreding
- 1.
De deelnemers zijn bevoegd te beslissen over toetreding van nieuwe
deelnemers tot de regeling. Het bestuur wordt in de gelegenheid
gesteld hierover een zienswijze in te dienen.
- 2.
De deelnemers regelen de voorwaarden voor toetreding.
- 3.
Toetreding is mogelijk als ten minste tweederde van de deelnemers
daartoe besluit.
Artikel 27 Uittreding
- 1.
Een deelnemer kan uittreden uit de regeling, als voldaan is aan het
gestelde in artikel 10, derde lid.
- 2.
De deelnemer die uit wil treden, maakt na verkregen toestemming van
de gemeenteraad, zijn voornemen tot uittreding bij aangetekende
brief kenbaar aan het bestuur en aan de overige deelnemers.
- 3.
Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten
minste één jaar in acht genomen.
- 4.
Na ontvangst van de in het tweede lid vermelde brief wijst het
bestuur in overleg met de uittredende deelnemer een onafhankelijke
registeraccountant aan, aan wie de opdracht wordt verleend een
liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de
gemeenschappelijke regeling besloten. Het liquidatieplan voorziet in
ieder geval in de regeling van de personele gevolgen en de
liquiditeit van de bedrijfsvoeringsorganisatie als die wordt
voortgezet.
- 5.
Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het bestuur en de daarin
voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen
zijn bindend. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uittredende
deelnemer de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de
uittreding en dat de overige deelnemers geen financieel nadeel van
de uittreding ondervinden.
- 6.
Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer
gehouden om binnen zes maanden na de vaststelling de daarin voor de
uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de
bedrijfsvoeringsorganisatie te voldoen.
- 7.
De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor
rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te
treden.
- 8.
Het bepaalde in de vorige leden is, met uitzondering van het derde
lid, van overeenkomstige toepassing als de uittreding van een
deelnemer betrekking heeft op een deeltaak. Voor liquidatieplan moet
in dat geval deelliquidatieplan worden gelezen, waarbij het
deelliquidatieplan niet door een onafhankelijk registeraccountant
hoeft te worden opgesteld, als het bestuur en de uittredende
deelnemer het daarover eens zijn.
Hoofdstuk 9 Wijziging en opheffing
Artikel 28 Wijziging van de regeling
- 1.
De regeling kan tussentijds worden gewijzigd als ten minste
tweederde van de deelnemers daartoe besluit.
- 2.
De deelnemers en het bestuur zijn bevoegd een wijziging van de
regeling aan de deelnemers in overweging te geven via een daartoe
strekkend voorstel. Het bestuur zendt het voorstel aan de
deelnemers.
- 3.
In afwijking van de vorige leden kan een wijziging of intrekking van
artikel 20, eerste lid, en een wijziging of intrekking van dit lid
slechts plaats vinden bij een unaniem besluit van alle deelnemers
aan de regeling.
Artikel 29 Opheffing van de regeling
- 1.
De regeling kan tussentijds worden opgeheven als ten minste
tweederde van de deelnemers daartoe besluit.
- 2.
Het bestuur stelt vooraf na overleg met de deelnemers het
liquidatieplan vast. Dit plan voorziet in een verdeling naar rato
van het aandeel van de deelnemers in de actuele begroting. Het plan
voorziet in ieder geval in de regeling van de personele
gevolgen.
- 3.
Het bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.
- 4.
Zo nodig blijft het bestuur na het tijdstip van opheffing in functie
totdat de liquidatie is voltooid.
Hoofdstuk 10 Klachten en geschillen
Artikel 30 Klachtenregeling
Om te voldoen aan de bepalingen in hoofdstuk 9, titel 9.2 van de
Algemene wet bestuursrecht, sluit de bedrijfsvoeringsorganisatie zich
aan bij de Nationale ombudsman.
Artikel 31 Geschillen
Voordat aan artikel 28 van de wet toepassing wordt gegevenspannen de
partijen zich tot het uiterste in het geschil in onderling overleg op te
lossen.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen
Artikel 32 Eerste aanwijzing bestuursleden
Binnen één maand na het tijdstip van inwerkingtreding van de regeling
wijzen de deelnemers op grond van artikel 9 de leden en plaatsvervangend
leden van het bestuur aan.
Artikel 33 Eerste begroting
- 1.
De begroting wordt voor de eerste maal vastgesteld voor de periode
die aanvangt op de dag waarop deze regeling in werking treedt, tot
het einde van het kalenderjaar, dan wel, wanneer het bestuur dit
bepaalt, tot het einde van het volgende kalenderjaar.
- 2.
De eerste jaarrekening heeft betrekking op de periode waarvoor de
eerste begroting geldt.
Artikel 34 Duur van de regeling
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 35 Inwerkingtreding
De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag die volgt op
die waarop de deelnemer van de gemeente waarin de bedrijfsorganisatie is
gevestigd, deze regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de
wet bekend heeft gemaakt.
Artikel 36 Citeertitel
De regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling
Basismobiliteit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn in
de vergadering van 2 maart 2016
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen in de
vergadering van 16 februari 2016
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer in
de vergadering van 12 februari 2016
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe in de
vergadering van 1 maart 2016
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde in de
vergadering van 23 februari 2016
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hattem in de
vergadering van 23 februari 2016
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem in de
vergadering van 16 februari 2016 de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst in de
vergadering van 23 februari 2016
de secretaris, de burgemeester,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen in de
vergadering van 1 september 2015 de secretaris, de burgemeester,