Organisatie | Sint Anthonis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Terug- en invordering 2015.1 |
Citeertitel | Beleidsregels Terug- en invordering 2015.1 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2016 | 01-01-2015 | Aangepaste beleidsregels | 12-01-2016 | I-SZ/2015/1889 |
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
Artikel 2. Algemene bepaling met betrekking tot de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering en brutering
Van het eerste lid kan worden afgeweken in de volgende situaties: het college vordert een door haar na ontvangst van een signaal ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering niet terug, voor zover deze uitkering ook zes maanden na ontvangst van dit signaal nog onterecht of tot een te hoog bedrag is verleend, tenzij belanghebbende in dit kader de inlichtingenplicht heeft geschonden;
het college beperkt de terugvordering tot het bedrag waarmee zij het recht op bijstand zou hebben herzien als te veel aan bijstand zou zijn verstrekt, zo belanghebbende wel aan de inlichtingenplicht had voldaan, indien sprake is van intrekking van het recht op uitkering over een langere periode omdat belanghebbende over de gehele periode in beperkte mate beschikte over in aanmerking te nemen vermogen;
Artikel 3. Afzien van terugvordering of kwijtschelding van verdere terugvordering na het voldoen aan de betalingsverplichting bij een fraudevordering
Het college maakt geen gebruik van de bevoegdheid zoals hem ingevolge artikel 58, lid 7 van de wet is gegeven, tenzij uitzonderlijke, individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven of vaststaat dat de vordering oninbaar is en zal blijven.
Artikel 4. Afzien van terugvordering of kwijtschelding van verdere terugvordering na het voldoen aan de betalingsverplichting bij niet-fraudevorderingen
Het op basis van het eerste lid genomen besluit tot (gedeeltelijk) afzien van terugvordering wordt ingetrokken, indien op een later tijdstip blijkt dat belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
Artikel 5. Afzien van terugvordering bij kruimelbedragen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2, tweede lid ziet het college af van invordering indien het terug te vorderen bedrag, na de verrekening van het vakantiegeld en nog betaalbaar te stellen uitkering, lager is dan € 50,00 en de belanghebbende niet reageert op het verzoek om het resterende bedrag te voldoen. Deze uitzondering geldt niet voor verstrekte voorschotten, die niet verrekend zijn of konden worden en bij fraudevorderingen die op of na 1 januari 2013 zijn ontstaan.
Artikel 6. Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering bij schulden
Het eerste lid is niet van toepassing indien: a. de terugvordering van uitkering het gevolg is van fraude, verwijtbaar gedrag van de belanghebbende dan wel de vordering ziet op uitkering die is verstrekt in de vorm van een geldlening op grond van het bepaalde in artikel 48, tweede lid, aanhef en onder b Participatiewet; b. de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.
Het besluit om medewerking te verlenen aan een schuldregeling wordt ingetrokken indien: a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid; b. de belanghebbende de aan de schuldregeling verbonden verplichting ondanks eerdere waarschuwing blijft schenden; dan wel c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
Het gelijktijdig met het terugvorderingsbesluit afgegeven invorderingsbesluit omvat daarbij de volgende punten: a. de hoogte van (het saldo van) de vordering; b. de betalingsverplichting om de vordering in zijn geheel te voldoen; c. de datum waarop de betalingsverplichting in gaat; d. de mogelijkheid voor belanghebbende om binnen 6 weken na verzenddatum van de beschikking als bedoeld in artikel 4.87 van de Awb een betalingsregeling te treffen; e. de rechtsgevolgen bij niet-nakoming van de betalingsverplichting als beschreven in afdeling 4.4.2 Awb over verzuim en afdeling 4.4.4 over aanmaning en invordering bij dwangbevel; f. de vermelding dat het aangaan van nieuwe schuldverplichtingen niet leidt tot een nieuwe vaststelling van een opgelegde betalingsverplichting behoudens bijzondere onvoorziene omstandigheden.
Onverminderd het bepaalde in artikel 60, vierde lid van de Participatiewet en artikel 28, tweede lid van de IOAW en IOAZ en ongeacht de in artikel 7 genoemde betalingstermijn gaat het college indien mogelijk meteen na afgifte van het besluit tot terugvordering over tot verrekening van de vordering met een eventueel recht op uitkering.
Artikel 9. Vaststelling van de hoogte van de maandelijkse aflossingsverplichting bij belanghebbenden met een uitkering
Indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ, bedraagt de aflossingsverplichting 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de toeslag, dan wel de van toepassing zijnde grondslag als bedoeld in artikel 5, derde lid en volgende, van de IOAW en IOAZ per maand inclusief vakantietoeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.
Artikel 10. Vaststelling duur en de hoogte van de maandelijkse aflossingsverplichting bij/na uitstroom en bij debiteuren die geen recht hebben op uitkering.
Van niet bijstandsgerechtigden wordt maandelijks een terugbetaling van 10% van de voor hen toepasselijke bijstandsnorm vereist.
Artikel 12. Tussentijdse beoordeling van een betalingsverplichting door het college
Als aan een lopende betalingsverplichting conform artikel 10 van deze beleidsregels correct wordt voldaan vindt tussentijds geen herbeoordeling meer plaats van deze verplichting.
Artikel 14. Niet of niet meer voldoen van de betalingsverplichting
Indien de belanghebbende niet bereid is tot terugbetaling in één keer, het treffen van een betalingsregeling of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt er zes weken na verzending van het terugvorderingsbesluit een aanmaning verzonden.
Indien er binnen 2 weken na aanmaning geen terugbetaling heeft plaatsgevonden of een regeling is getroffen wordt er een dwangbevel uitgevaardigd (aangetekend). Belanghebbende dient binnen 2 dagen na verzending van het dwangbevel tot terugbetaling over te gaan. Bij weigering volgt beslaglegging of inschakeling van een gerechtsdeurwaarder.
Artikel 15. Kosten van invordering
De volgende invorderingskosten worden in rekening gebracht en ingevorderd:
Artikel 16. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.
Toelichting op de beleidsregels Terug- en invordering 2015.1
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.
Artikel 2. Algemene bepaling met betrekking tot de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering en brutering
Het eerste lid bevat de hoofdregel, te weten de wijze waarop in beginsel ten volle gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering, invordering of brutering.
In het tweede lid staan vervolgens de algemene - binnen de jurisprudentie geformuleerde - uitzonderingen op de in het eerste lid genoemde hoofdregel beschreven. Het gaat hier om situaties waarvan binnen de jurisprudentie is komen vast te staan dat het college ongeacht een gehoudenheid tot terugvordering dan wel brutering dient af te zien van haar vaste gedragslijn.
Het college heeft in deze niet de vrijheid om van deze in de jurisprudentie benoemde
uitzonderingen af te wijken. Het gaat meer specifiek om:
De zesmaanden jurisprudentie De zesmaanden jurisprudentie komt er kortheidshalve op neer dat de gemeente binnen zes maanden nadat zij een signaal heeft ontvangen, over dient te gaan tot aanpassing van het recht op uitkering. Een signaal kan daarbij worden gedefinieerd als relevante informatie over de uitkeringsgerechtigde waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van een dusdanige fout, dat het college op grond daarvan actie zou moeten ondernemen. Vindt geen aanpassing van het recht op uitkering plaats binnen de genoemde zesmaanden, dan dient het college van terugvordering af te zien voor het deel dat na deze zesmaanden nog te veel aan uitkering is verstrekt. De zesmaanden jurisprudentie speelt niet indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht.
Beperkte overschrijding van de vermogensgrens gedurende langere tijd De situatie kan bestaan dat belanghebbende niet heeft gemeld dat hij over een vermogen beschikt dat in beperkte mate de vermogensgrens overstijgt. Komt het college hier achter dan is zij in wezen gerechtigd om de bijstand over de gehele periode van de overschrijding in te trekken. Vaste jurisprudentie is echter dat in deze situatie de terugvordering dient te worden beperkt tot het bedrag dat niet zou zijn verstrekt indien betrokkene de beperkte overschrijding van de vermogensgrens wel tijdig zou hebben gemeld.
Afzien van brutering Ook het bruteren van de vordering is een bevoegdheid. Naar vaste rechtspraak dient te worden afgezien van brutering, indien sprake is van een vordering die is ontstaan buiten toedoen van een betrokkene en hem niet kan worden verweten dat de betaling van de schuld niet reeds is voldaan in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft.
Hoofdstuk II Geheel of gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering
In dit hoofdstuk wordt nader uitgewerkt onder welke omstandigheden het college geheel of gedeeltelijk afziet van terugvordering.
Artikel 3. Afzien van terugvordering of kwijtschelding van verdere terugvordering na het voldoen aan de betalingsverplichting bij een fraudevordering
Reikwijdte hoofdstuk II: In de Wet aanscherping handhavings- en sanctiebeleid SZW-wetgeving komen fraudevorderingen enkel in de bij wet geregelde situaties (artikel 58, zevende lid van de Participatiewet en artikel 25, zesde lid van de IOAW en IOAZ) voor kwijtschelding in aanmerking. Het is aan het college om te beoordelen of hiervan gebruik gemaakt wordt. In deze nieuwe beleidsregels zet het college de keuze voort om van deze bevoegdheid geen gebruik te maken, tenzij uitzonderlijke, individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven. Fraudevorderingen worden volledig afgelost. Ook de bijgestelde uitvoering van de fraudewet, geeft geen aanleiding tot een andere keuze. Het nieuwe boetenregime blijft een zware sanctionering. De volledige invordering ligt geheel in de lijn van aangescherpte handhaving en sanctionering in geval van oneigenlijk gebruik van de voorzieningen.
In dit artikel is het wettelijke uitgangspunt benadrukt dat afwijking mogelijk blijft bij dringende redenen (artikel 16 Participatiewet). Hiermee worden zeer uitzonderlijke situaties bedoeld. Het gaat altijd om een individuele beoordeling, waarbij het door de omstandigheden niet (meer) verantwoord is om de belanghebbende te blijven houden aan zijn terugbetalingsverplichtingen, ook als het een fraudevordering betreft.
Artikel 4. Afzien van terugvordering of kwijtschelding van verdere terugvordering na het voldoen aan de betalingsverplichting bij niet- fraudevorderingen
Bij de bepaling betreffende kwijtschelding nadat een bepaalde periode is voldaan aan eenopgelegde betalingsverplichting maakt het college kenbaar op welke wijze eenschuldenaar zijn betalingsverplichting ten minste moet zijn nagekomen.
Daarnaast maakt het eerste lid, onderdeel d het mogelijk om een resterende vordering door middel van een eenmalige betaling af te kopen.
In eerste lid, onderdeel e is het wettelijke uitgangspunt benadrukt dat afwijking mogelijk is bij dringende redenen. Zie verder de laatste alinea bij de toelichting onder artikel 5.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt geen kwijtschelding verleend voor:
a.andersoortige schulden, niet zijnde fraudevorderingen, die zijn ontstaan als gevolg van enig verwijtbaar gedrag van een schuldenaar. Denk hierbij bijvoorbeeld aan boetes.De terugvorderingsplicht geldt immers enkel voor de onterecht verstrekte uitkering inverband met schending inlichtingenplicht, niet voor de ermee samenhangende boete.
Artikel 5. Afzien van terugvordering bij kruimelbedragen
In dit artikel heeft het college de hoogte en de voorwaarden bepaalt waarbij wordt afgezien van het nemen van een terugvorderingsbesluit vanwege een zogenaamd kruimelbedrag.
Artikel 6. Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering bij schulden
In dit artikel geeft het college aan onder welke voorwaarden medewerking wordt verleend aan een eventuele schuldregeling. De voorwaarden zijn dat:
de bijkomende voorwaarde dat de vordering van het college wel naar evenredigheid zal worden voldaan. Zoals reeds eerder aangegeven is wettelijk bepaald dat geen medewerking aan de totstandkoming van een schuldregeling kan worden verleend indien het een na 1 januari 2013 ontstane fraudevordering betreft of de daarmee samenhangende boete. Dit artikel ziet daarom niet op deze vorderingen. Facultatief kan ook rekening gehouden worden met de wijze waarop de schuldregeling tot stand komt. Gedacht kan daarbij worden aan een bepaling waarin het college:
In dit hoofdstuk wordt een uitwerking gegeven van de wijze waarop de vordering wordtingevorderd. De bepalingen zien op de betalingsverplichting, de controle op de hoogte van de betalingsverplichting en de gevolgen bij niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting.
de volgorde van invordering Beleid is dat de inning van een bestuurlijke boete voorrang heeft op de inning van een terugvordering. De redenen hiervan zijn de volgende: - de terugvordering is een preferente vordering, de boete een concurrente vordering. Daarom wordt, voor zolang de uitkering nog loopt, de boete eerst zo veel als mogelijk is verrekend, zodat daarna een preferente vordering overblijft.
Voor zover betrokkene na afgifte van het terugvorderingsbesluit een uitkering ontvangt maakt het college gebruik van haar bevoegd om tot verrekening van de vordering over te gaan.
Zoals eerder aangegeven geldt voor fraudevorderingen ontstaan na 1 januari 2013 en de daarmee samenhangende boete de plicht tot verrekening. Dit artikel ziet daarom niet op deze vorderingen.
Artikel 9. Vaststelling van de hoogte van de maandelijkse aflossingsverplichting bij belanghebbenden met een uitkering
Dit artikel regelt de hoogte van de maandelijkse verrekening van de aflossingsverplichting bij belanghebbenden met een uitkering.
Artikel 10. Vaststelling duur en de hoogte van de maandelijkse aflossingsverplichting bij/na uitstroom en bij debiteuren die geen recht hebben op uitkering.
Dit artikel regelt de hoogte van de maandelijkse aflossingsverplichting voor belanghebbenden die geen recht op uitkering meer hebben. De verplichting moet aan de klant kenbaar worden gemaakt.
Artikel 11. Uitstel van betaling
In beginsel rust op betrokkene de verplichting om de gehele vordering binnen de geboden betalingstermijn te voldoen. Het college is echter bevoegd om betrokkene uitstel van betaling te verlenen en daaraan voorwaarden te verbinden. In dit kader heeft het college bepaald:
welke voorwaarden zij aan uitstelverlening verbindt. Daarbij dient te worden bedacht dat de weigering van uitstel van betaling tot gevolg heeft dat –indien de betalingstermijn verstrijkt/is verstreken – betrokkene in verzuim verkeert, wat betekent dat betrokkene ook kan worden geconfronteerd met kosten voor het uitvaardigen van een dwangbevel en verdere invorderingskosten.
B. De tussentijdse beoordeling of wijziging van een betalingsverplichting
Artikel 12. Tussentijdse beoordeling van een betalingsverplichting door het college
Als aan een lopende betalingsverplichting conform artikel 10 van deze beleidsregels correct wordt voldaan vindt tussentijds geen herbeoordeling meer plaats van deze verplichting.
Artikel 13. Herziening van het aflossingsbedrag op verzoek van de belanghebbende
Niet alleen het college heeft de bevoegdheid tot herziening van het aflossingsbedrag, ook een schuldenaar kan daartoe een verzoek indienen bij het college. In dit artikel is bepaald welke criteria worden toegepast voor het op verzoek van de belanghebbende herzien van de aflossing. Het is van belang om zoveel als mogelijk maatwerk te leveren, waarbij wordt gestreefd naar een voor zowel de belanghebbende als de gemeente acceptabele terugbetalingsverplichting. Hierdoor wordt de betalingsbereidheid
C. Gevolgen bij het niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting
Artikel 14. Niet of niet meer voldoen van de betalingsverplichting
De Awb beschrijft slechts de procedure. Zij geeft niet aan binnen welke termijn het college tot aanmaning dan wel uitvaardiging van een dwangbevel dient over te gaan. Het college beschikt in dit kader over beleidsvrijheid. In de onderhavige bepaling wordt aan deze beleidsvrijheid invulling gegeven.
Artikel 15. Kosten van invordering
Dit artikel geeft aan welke invorderingskosten aan de belanghebbende worden doorberekend en zullen worden ingevorderd.
Met uitzondering van krediethypotheek en kredieten die zijn verstrekt op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 wordt geen wettelijke rente in rekening gebracht.
Artikel 16. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
In de slotbepalingen is bepaald dat het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien.
Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel
In dit artikel wordt weergegeven hoe deze beleidsregels geciteerd kunnen worden en vanaf welke datum deze van kracht zijn geworden.