Organisatie | Sint Anthonis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Bestuurlijke boete 2015.1 |
Citeertitel | Beleidsregels Bestuurlijke boete 2015.1 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2016 | 01-01-2015 | 01-01-2017 | Aangepaste beleidsregels | 12-01-2016 | I-SZ/2015/3192 |
Artikel 2. Hoogte van de boete
De hoogte van de boete wordt vastgesteld aan de hand van de volgende regels:
Artikel 3. Verlagen van de bestuurlijke boete bij verminderde verwijtbaarheid
In het geval van een verminderde verwijtbaarheid van het betreffende gedrag van de belanghebbende kan de bestuurlijke boete worden verlaagd. Dit wordt beoordeeld naar de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenplicht had moeten nakomen.
Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten, leiden, zoals opgenomen in artikel 2a van het Boetebesluit socialezekerheidswetten, de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
de belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat inlichtingen niet tijdig of onvolledig zijn verstrekt;
de belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.
Artikel 4. Verlagen of afzien van de bestuurlijke boete
De bestuurlijke boete kan worden verlaagd of er kan van worden afgezien in de volgende gevallen:
wanneer er naast verminderde verwijtbaarheid omstandigheden zijn die aanleiding kunnen geven de bestuurlijke boete te verlagen. Het gaat om omstandigheden die voor betrokkene of het gezin zódanig zijn, dat het toepassen van de regels de grenzen van redelijkheid en billijkheid zouden overschrijden. In het bijzonder valt hierbij te denken aan het voorkomen van ongewenste gevolgen voor inwonende minderjarige kinderen.
Het verlagen van de bestuurlijke boete bij bijzondere omstandigheden is altijd maatwerk;
indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan van het opleggen van een bestuurlijke boete worden afgezien. Wat dringende redenen zijn, is afhankelijk van de concrete situatie en kan niet op voorhand worden vastgelegd. Dit wordt individueel beoordeeld. Het moet echter gaan om zeer uitzonderlijke gevallen. Het enkele feit dat het de belanghebbende aan financiële middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is onvoldoende om te kunnen spreken van dringende redenen (TK 2011-12, 33 207, nr.3, p. 47. Vergelijk ook CRvB 14-02-2012, nr. 09/4506 WWB, LJN: BV6355).
Het afgeven van een beschikking dat het college afziet van het opleggen van een bestuurlijke boete wegens dringende redenen is van belang in verband met eventuele recidive.
Artikel 6. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.
Toelichting op de beleidsregels Bestuurlijke boete 2015.1
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Artikel 2. Hoogte van de boete
Lid 1. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2014 wijzigt de te bepalen hoogte van de boete. De bestaande boetesystematiek vervalt. Nieuw is dat moet worden uitgegaan van vier categorieën maten van verwijtbaarheid. De uitspraak betekent een grotere aandacht voor maatwerkbeoordeling. De minimumboete van € 150,- bij een benadelingsbedrag lager dan € 150,- is vervallen. Ook de bepaling dat voor alle benadelingsbedragen hoger dan € 150 de boete maximaal gelijk is aan het benadelingsbedrag, vervalt. Er zijn twee vastgestelde maximale boetebedragen overgebleven: die van € 81.000,- bij opzet. En een van € 8.100,- voor de andere drie categorieën van maten van verwijtbaarheid. Deze twee bedragen zijn ontleend aan artikel 23 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht. De wetgever laat de boeten in de sociale zekerheid zo aansluiten op aftoppingsgrenzen uit dat wetboek.
De grens voor het doen van aangifte bij het Openbaar Ministerie blijft vanaf € 50.000 aan benadelingsbedrag. Lid 2. Bij herhaling van de schending van de inlichtingenplicht kan de boete nog ongewijzigd worden bepaald op maximaal 150% van het benadelingsbedrag. Wél dient in de bepaling van de hoogte toetsing aan de vier categorieën van mate van verwijtbaarheid te volgen. Uitgangspunt in de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid is de ‘normale, gemiddelde verwijtbaarheid’. De gemeente dient opzet en grove schuld te bewijzen en heeft dus een verzwaarde onderzoekplicht. Aspecten stelplicht en bewijslast:
Het benadelingsbedrag is het bedrag dat belanghebbende ten onrechte heeft ontvangen. Het bedrag aan bijstand uit de Participatiewet is een nettobedrag. Bij onterecht verleende bijzondere bijstand inclusief de individuele inkomens- en studietoeslag, gaat het om het volledige bedrag. De IOAW/IOAZ zijn bruto-uitkeringen; de benadelingsbedragen als zodanig dan ook. De door het college verschuldigde sociale premies worden daarin niet meegenomen.
Artikel 3. Verlagen van de bestuurlijke boete bij verminderde verwijtbaarheid
Het college kan de boete verlagen als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. In het Boetebesluit staan een aantal criteria (niet limitatief) voor het aannemen van verminderde verwijtbaarheid.
Het begrip verminderde verwijtbaarheid is geregeld bij AMvB (artikel 2a van het Boetebesluit sociale verzekeringswetten) en is ook van toepassing verklaard op de door de gemeente uit te voeren uitkeringsregelingen.
Aan de drie situaties zijn in deze beleidsregels twee toegevoegd. Doel hiervan is de uitvoering te ondersteunen en uniformiteit in de uitvoering bevorderen. Deze twee toevoegingen maken een meer gewogen beoordeling van de verwijtbaarheid in veelvoorkomende situaties mogelijk.
In deze beleidsregels wordt aangesloten bij deze niet limitatief gestelde regels en de daarmee geboden ruimte voor een bredere, individueel bepaalde toepassing.
Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid als belanghebbende de brieven van de gemeente niet begrijpt, bijvoorbeeld omdat belanghebbende de taal niet voldoende beheerst. Of als belanghebbende langere tijd niet in staat is om zijn belangen te behartigen. Hij zal er in dat geval voor moeten zorgen dat een ander zijn zaken regelt.
Om vast te kunnen stellen dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt gekeken naar het moment van de gedraging (toetsing ex tunc)
Artikel 4. Verlagen of afzien van de bestuurlijke boete
De bestuurlijke boete kan worden verlaagd indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid of bijzondere omstandigheden. Hiervoor worden geen specifieke regels vastgesteld. Het gaat om zeer uitzonderlijke gevallen waarvan de omstandigheden voor belanghebbende of het gezin (inwonende minderjarige kinderen) zo bijzonder zijn dat het toepassen van de regels de grenzen van redelijkheid en billijkheid zouden overschrijden. Er vindt een individuele beoordeling plaats met toepassing van het ‘maatwerk-principe’.
Het afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete kan bij uitzonderlijk dringende redenen. Dit is het geval als de boete zou leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor betrokkene of het gezin.
Omdat er mogelijkheden zijn om de boete te verlagen bij verminderde verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden zal het afzien van een boete niet vaak nodig zijn. De mogelijkheid om dit toch te kunnen doen komt het maatwerk ten goede. Verder kan belanghebbende door deze beleidsregel een beroep doen op een hardheidsclausule. Het afgeven van een beschikking dat het college afziet van het opleggen van een bestuurlijke boete is van belang in verband met eventuele recidive.
Artikel 5. Het geven van een schriftelijke waarschuwing
De gemeente heeft de bevoegdheid om in gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot te veel of ten onrechte verstrekte uitkering (zogenoemde ‘nulfraude’), geen boete op te leggen maar te volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Het college kiest er voor om gebruik te maken van deze bevoegdheid. Een waarschuwing wordt schriftelijk gegeven. Het betreft een beschikking waartegen bezwaar en beroep open staat.
Daarnaast is er de situatie dat er wel sprake is van een financiële benadeling maar belanghebbende binnen redelijke termijn (van 1 maand) alsnog aan de inlichtingenplicht heeft voldaan. Een voorbeeld is het wachten op een salarisstrook van het uitzendbureau. Dit artikel voorziet ook in het geven van een schriftelijke waarschuwing in geval van een kruimelbedrag. De vastgestelde € 50 sluit aan bij het bedrag in het terug- en invorderingsbeleid.
Artikel 6. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
In de slotbepalingen is bepaald dat het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien.
Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel
In dit artikel wordt weergegeven hoe deze beleidsregels geciteerd kunnen worden en vanaf welke datum deze van kracht zijn geworden.