Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Verordening op de raadscommissies 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de raadscommissies 2015
CiteertitelVerordening op de raadscommissies 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Verordening vervangt de Verordening op de raadscommissies 2014

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201604-10-2018Nieuwe regeling

16-11-2015

Stadsnieuws 2015, nr. 49

RB15.0101

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de raadscommissies 2015

 

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • -

    commissiegriffier: griffier van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    commissielid: lid van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    commissievoorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • -

    fractie: de raadsleden die op dezelfde kandidatenlijst zijn verkozen of anderszins samen optreden als politieke groepering in de raad.

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1.

    De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      Commissie Maatschappelijke ontwikkeling;

    • b.

      Commissie Bestuur en Middelen;

    • c.

      Commissie Stadsontwikkeling en -beheer;

     

  • 2.

    De raadscommissie Maatschappelijke ontwikkeling adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • .

      welzijn;

    • .

      sociale zekerheid;

    • .

      volksgezondheid;

    • .

      wijkgericht werken;

    • .

      onderwijs (inclusief volwasseneneducatie);

    • .

      kinderopvang;

    • .

      sport- en jeugdzaken;

    • .

      cultuur.

  • 3.

    De raadscommissie Bestuur en Middelen adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • .

      algemeen bestuurlijke zaken en bestuurlijke vernieuwing;

    • .

      openbare orde en (integrale) veiligheid (Brandweer- Politiezaken);

    • .

      personeel en organisatie;

    • .

      communicatie;

    • .

      onderzoek en statistiek;

    • .

      juridische zaken;

    • .

      financiën (inclusief Grondzaken);

    • .

      economische zaken;

    • .

      werkgelegenheid;

    • .

      toerisme;

    • .

      evenementen.

  • 4.

    De raadscommissie Stadsontwikkeling en -beheer adviseert en overlegt over de volgende onderwerpen:

    • .

      ruimtelijke ontwikkeling;

    • .

      centrumontwikkeling;

    • .

      ISV;

    • .

      volkshuisvesting;

    • .

      verkeer;

    • .

      stadsbeheer;

    • .

      milieu;

    • .

      energiezaken.

  • 5.

    Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, behandeld. Een onderwerp zal in die raadscommissie integraal worden behandeld, zowel het kader van beleid als de inzet van middelen.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie:

  • a.

    brengt advies uit aan de raad over die onderwerpen waarop haar werkzaamheden betrekking hebben;

  • b.

    kan advies uitbrengen aan de raad over andere onderwerpen dan bedoeld onder a;

  • c.

    voert overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval de door hen verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de onderwerpen bedoeld onder a.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1.

    Een raadscommissie bestaat uit maximaal twee zetels per fractie.

  • 2.

    De leden voor deze zetels worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3.

    Een lid kan zowel raadslid als niet-raadslid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie.

  • 4.

    De leden die als niet-raadslid voor de commissie worden benoemd, dienen bij de laatstgehouden raadsverkiezingen wel verkiesbaar te zijn geweest, en wel geplaatst op een kandidatenlijst van een fractie.

  • 5.

    Een fractie mag maximaal vijf niet-raadsleden als commissielid voordragen.

  • 6.

    Een afgesplitste fractie van één raadslid mag maximaal twee commissieleden voordragen; een afgesplitste fractie van twee raadsleden mag maximaal één commissielid voordragen; een fractie van drie of meer afgesplitste raadsleden mag géén commissieleden voordragen.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1.

    Voor het voorzitterschap van de drie commissies wordt een poule gevormd van zes personen, door de raad uit zijn midden te benoemen.

  • 2.

    Om de affiniteit met een raadscommissie te bevorderen worden vanuit de poule aan elk van de drie raadscommissies twee vaste personen gekoppeld die om en om het voorzitterschap van de desbetreffende commissie voor hun rekening nemen.

  • 3.

    De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 4.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

       

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1.

    De zittingsperiode van een commissielid en -voorzitter eindigt in ieder geval met het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Een commissielid houdt op lid te zijn als niet meer voldaan wordt aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen.

  • 3.

    De raad kan een commissielid ontslaan op voorstel van de fractie die het lid voor benoeming heeft voorgedragen.

  • 4.

    De raad kan haar commissievoorzitter ontslaan.

  • 5.

    Een commissielid en de commissievoorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6.

    Als door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan.

  • 7.

    Als een fractie niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van commissieleden die op voordracht van die fractie zijn benoemd van rechtswege.

Artikel 7 De commissiegriffier

  • 1.

    De griffier benoemt ter ondersteuning van iedere raadscommissie een medewerker van de griffie als commissiegriffier.

  • 2.

    De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door daartoe door de raad aangewezen medewerker van de griffie.

  • 4.

    De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

  • 5.

    Een commissiegriffier kan op uitnodiging van de commissievoorzitter aan beraadslagingen in vergaderingen deelnemen.

Hoofdstuk 2 Vergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie

  • 1.

    In de regel vinden de vergaderingen van de raadscommissies plaats op de maandagen.

  • 2.

    Indien de maandag van de vergadering een feestdag betreft wordt er op de daaropvolgende dinsdag vergaderd.

  • 3.

    De vergaderingen van de raadscommissies vangen aan om 19.30 uur en duren tot uiterlijk 21.30 uur en vinden plaats in het stadhuis.

  • 4.

    Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 5.

    In de schoolvakanties wordt niet vergaderd.

  • 6.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 9 Agendacommissie

  • 1.

    Er is een agendacommissie.

  • 2.

    De agendacommissie bestaat uit de voorzitter van de raad, de voorzitters van de raadscommissies en de raadsgriffier. De voorzitter van de raad is tevens voorzitter van de agendacommissie.

  • 3.

    De agendacommissie heeft tot taak het voorlopig vaststellen van de agenda’s van de raadscommissies voordat de oproep als bedoeld in artikel 10 wordt verzonden. Tevens wordt aangegeven welke onderwerpen informerend, meningsvormend en adviserend zijn.

  • 4.

    De voorzitter van de agendacommissie kan voorstellen de gemeentesecretaris uit te nodigen voor een vergadering van de agendacommissie.

  • 5.

    De leden van de agendacommissie hebben elk één stem in de agendacommissie.

  • 6.

    Afhankelijk van het onderwerp en ter beoordeling van de agendacommissie, wordt één specifieke commissievergadering te allen tijde digitaal geregistreerd en zowel in beeld als geluid uitgezonden via internet.

Artikel 10 Oproep en voorlopige agenda

 

  • 1.

    De commissievoorzitter zendt ten minste twaalf dagen voor een vergadering de commissieleden een schriftelijke oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken.

  • 2.

    Als een aanvullende agenda als bedoeld in artikel 11 eerste lid wordt vastgesteld, wordt deze met de daarbij behorende stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 11 Aanvullende agenda; vaststellen agenda

 

  • 1.

    In spoedeisende gevallen kan de commissievoorzitter na het verzenden van een schriftelijke oproep een aanvullende voorlopige agenda opstellen. De daarbij behorende stukken worden openbaar gemaakt.

  • 2.

    Als omtrent de inhoud van stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid onder berusting van de griffier en verleent deze de commissieleden op verzoek inzage.

  • 3.

    Een agenda wordt bij aanvang van een vergadering door de raadscommissie vastgesteld.

  • 4.

    Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een voorlopige agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raadscommissie en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2.

    Stukken die digitaal beschikbaar zijn worden op de website van de gemeente geplaatst.

  • 3.

    Als omtrent stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de commissieleden op verzoek inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in het huis-aan-huisblad en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

 

Paragraaf 2 Ter vergadering

Artikel 14 Presentielijst

  • 1.

    De commissiegriffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van vergaderingen.

  • 2.

    Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekenen commissieleden de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de commissievoorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Opening vergadering en quorum

  • 1.

    Een vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende fracties tegenwoordig is.

  • 2.

    Als ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de commissievoorzitter opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Een raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, als blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende fracties tegenwoordig is.

Artikel 16 Verslag

  • 1.

    De commissiegriffier draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst, de verslaglegging in geluid en, indien mogelijk, beeld en de besluitenlijst van de vergadering.

  • 2.

    De verslaglegging van de vergaderingen worden via het Internet ter beschikking gesteld.

Artikel 17 Advies

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter of er een advies aan de raad wordt uitgebracht.

  • 3.

    Indien de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4.

    In het advies worden desgewenst de standpunten van alle fracties opgenomen.

  • 5.

    In het advies wordt gemotiveerd aangegeven of een onderwerp als hamerpunt of bespreekpunt op de raadsagenda komt, waarbij de bespreekpunten concreet worden opgenomen in het advies.

Artikel 18 Stemmen in commissies

Indien sprake is van een stemming in de commissie heeft ieder aanwezig lid één stem.

Artikel 19 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    Beraadslaging over onderwerpen of voorstellen geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Spreektermijnen worden door de commissievoorzitter afgesloten.

  • 3.

    Commissieleden mogen in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Bij de bepaling hoeveel malen een commissielid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

  • 5.

    In de eerste termijn vinden geen interrupties plaats.

Artikel 20 Spreektijd

Voor de vergaderingen geldt geen spreektijd.

Artikel 21 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Een raadscommissie kan op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslagin

Artikel 22 Spreekrecht burgers

  • 1.

    Na de opening van de vergadering kunnen aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal vijftien minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 24 uur voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan drie sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de deelnemers aan een commissievergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering.

  • 7.

    Een inspreker wordt in de gelegenheid gesteld voor een tweede termijn maximaal vijf minuten het woord te voeren, nadat de beraadslagingen in eerste termijn over het betreffende agendapunt zijn afgerond. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de insprekers als er meer dan drie insprekers zijn.

  • 8.

    De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 23 Actuele vragen

  • 1.

    Vragen dienen actueel te zijn en dienen kort en bondig geformuleerd te worden.

  • 2.

    Het commissielid dat de vragen wil stellen, meldt dit onder vermelding van het onderwerp en betreffende raadscommissie, uiterlijk op de dag van vergadering voor 12.00 uur bij de griffie.

  • 3.

    De actuele vraag wordt in de betreffende raadscommissie als laatste agendapunt behandeld.

  • 4.

    De actuele vragenronde duurt niet langer dan 10 minuten.

Artikel 24 Agenderingsverzoek derden

  • 1.

    Ingezetenen en belanghebbenden kunnen een verzoek tot agendering van een onderwerp in een commissievergadering indienen.

  • 2.

    Het onderwerp als bedoeld in het eerste lid voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      het onderwerp behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur;

    • b.

      het onderwerp betreft niet een aangelegenheid die onderdeel is van een beroeps- of bezwaarprocedure;

    • c.

      het onderwerp betreft geen gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      het onderwerp betreft niet een recent door het college van burgemeester en wethouders afgewezen verzoek.

  • 3.

    Een agenderingsverzoek als bedoeld in het eerste lid wordt tenminste drie weken voorafgaand aan de beoogde commissievergadering ingediend bij de griffier.

  • 4.

    De griffier legt het agenderingsverzoek zo spoedig mogelijk met een advies voor aan de agendacommissie.

  • 5.

    De griffier brengt het agenderingsverzoek ter informatie of ter voorbereiding onder de aandacht van het college van burgemeester en wethouders.

  • 6.

    De agendacommissie toetst het verzoek aan de voorwaarden genoemd onder lid 1 en lid 2 en beoordeeld of de beoogde vergadering voldoende ruimte biedt voor agendering. Als de beoogde commissievergadering onvoldoende ruimte biedt, biedt de agendacommissie een alternatief aan voor een spoedige behandeling van het onderwerp.

  • 7.

    De portefeuillehouder of diens vervanger is aanwezig bij de behandeling van het onderwerp in de commissievergadering.

  • 8.

    De commissievoorzitter doet in de vergadering aan de commissie een voorstel voor de behandeling van het onderwerp.

  • 9.

    De indiener van het verzoek voert in de commissievergadering het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend.

  • 10.

    De griffier draagt zorg voor de communicatie met de indiener.

Artikel 25 Handhaving orde en schorsing

  • 1.

    De commissievoorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering.

  • 2.

    Hij kan de raadscommissie voorstellen aan een commissielid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het commissielid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de commissievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het commissielid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 3.

    Hij kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 4.

    Hij roept sprekers tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven, kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.

Artikel 26 Voorstellen van orde

De commissievoorzitter encommissieleden kunnen tijdens een vergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raadscommissie beslist hier terstond over.

 

Paragraaf 3 Besloten vergaderingen

Artikel 27 Toepassing verordening op besloten vergaderingen

Op besloten vergaderingen is deze verordening van overeenkomstige toepassing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

 

Artikel 28 Verslag besloten vergadering

 

  • 1.

    Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt.

  • 2.

    Conceptverslagen van besloten vergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de commissieleden ter inzage gelegd bij de commissiegriffier.

  • 3.

    Deze verslagen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een besluit over het al dan niet openbaar maken van het verslag.

  • 4.

    De vastgestelde verslagen worden door de commissievoorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

 

Artikel 29 Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, als de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

 

Paragraaf 4 Toehoorders en pers

Artikel 30 Toehoorders en pers

 

  • 1.

    Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers wonen openbare vergaderingen uitsluitend bij op de voor hen bestemde plaatsen.

  • 2.

    Het blijkgeven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is hen verboden.

  • 3.

    De commissievoorzitter is bevoegd, wanneer de orde in de vergadering op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 4.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 31 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die van een openbare vergadering geluid- of beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de commissievoorzitter en gedragen zich naar diens aanwijzingen.

 

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 32 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de commissievoorzitter.

 

Artikel 33 Intrekken oude verordening

De Verordening op de raadscommissies 2014 wordt ingetrokken.

 

Artikel 34 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de raadscommissies 2015.

Aldus besloten in de raadsvergadering van 16 november 2015.

Koen Schuiling, voorzitter

mr. drs. M. Huisman, griffier

Nota-toelichting

NB Deze toelichting is geschreven met de (mogelijke) keuzes die in de Modelverordening op de raadscommissies 2014 gemaakt zijn in gedachte. Als een individuele gemeente op punten andere keuzes maakt, dan sluit deze toelichting mogelijk niet aan. Wel kan deze uiteraard als basis dienen voor een door de gemeente zelf op te stellen toelichting. Bovendien worden enkel die bepalingen behandeld die verdere toelichting behoeven. Voor een goed beeld dient deze modelverordening in samenhang met de hierbij behorende ledenbrief gelezen te worden.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 3. Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad haar eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. In het Model Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2014 is om dit te coördineren een agendacommissie ingericht. Deze commissie is verantwoordelijk voor de inhoudelijke afstemming van raads- en commissievergaderingen. Veelal zal het echter wel zo zijn dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.

 

Artikel 4. Samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van dit artikel voor dat een raadscommissie bestaat uit een minimum en maximum aantal leden per fractie[, naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad]. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad.

De commissieleden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fracties. Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen wie de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies. Het is enkel mogelijk – overeenkomstig het derde lid zelfs verplicht - de benoeming van een voorgedragen lid te weigeren als het betreft een “burgerlid” niet voldoet aan de vereisten van de Gemeentewet (zie verder de toelichting op het derde lid).

Uit het derde lid volgt dat de leden van een raadscommissie geen raadslid hoeven te zijn. Wel zijn het de fracties die de leden voordragen. [De niet-raadsleden moeten – in verband met de kenbaarheid en kiezerlegitimiteit – wel tijdens de laatste raadsverkiezingen op [de kandidatenlijst van de desbetreffende fractie OF een kandidatenlijst gestaan hebben.]

Op grond van het derde lid moeten commissieleden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15. Om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van de Gemeentewet, ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Het verdient aanbeveling dit onderzoek uit te laten voeren door de commissie die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V 4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de commissieleden benoemd worden.

Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie is ervoor gekozen dat de commissies flexibel kunnen worden bemenst. De leden per commissie staan niet vast. Een ieder die aan de criteria voldoet en als lid is benoemd, kan zitting nemen in een commissie naar keuze, met de restrictie dat per commissie maximaal twee zetels per fractie kunnen worden ingevuld.

 

Artikel 5. Voorzitter

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen.

Het staat de raad echter vrij om te bepalen dat een raadscommissie de (plaatsvervangende) voorzitter benoemt. Gelet op de belangrijke functie die de raadscommissies ten opzichte van de raad vervult, ligt het wel in de rede dat de raad de (plaatsvervangende) voorzitters benoemt. Ook kan er voor gekozen worden om de voorzitters te laten benoemen door de raad en de plaatsvervangend voorzitters door de raadscommissies. Met het oog op de vergaderfrequentie en de daarmee gepaard gaande agendadruk is ervoor gekozen te komen tot een poule van 6 voorzitters. Deze zullen flexibel worden ingezet om de commissies voor te zitten.

Op basis van het derde lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter) geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie. Een andere keuze is echter ook denkbaar, de Gemeentewet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is.

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid).

 

Artikel 6. Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden en de voorzitter is even lang als de zittingsperiode van raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

Het lidmaatschap van een raadscommissie eindigt eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie.

 

Artikel 8. Vergaderfrequentie

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het zesde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier.

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze modelverordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

 

Artikel 9. Agendacommissie en het vaststellen van de vergaderingen

De agendacommissie vervult een belangrijke (coördinerende) rol bij de agendering van zaken [in de raadscommissies en] in de raad. De agendacommissie heeft het overzicht van alle onderwerpen waar de raad zich mee bezig houdt en zorgt voor de planning. In veel gemeenten wordt gewerkt met jaaroverzichten waarbij specifieke vergaderingen lang van te voren bekend zijn. Denk hierbij aan de begroting en jaarrekening. (In Den Helder ligt deze taak bij het presidium zie artikel 39 en artikel 40 van het Regelement van orde.) In het geval een gemeente deelneemt in een gemeenschappelijke regeling zal in deze regeling zijn opgenomen hoe de raad geïnformeerd wordt door de vertegenwoordiger van de gemeente in de gemeenschappelijke regeling (artikelen 16 en 18 van de Wet gemeenschappelijke regelingen). Van belang is dat de agendacommissie de vergadercyclus van deze besturen kent. Het kan nodig zijn dat de raad voorafgaand aan een vergadering van het bestuur van de gemeenschappelijke regeling de gemeentelijke vertegenwoordiger informatie of opvattingen wil meegeven. Ook de begrotingscyclus van de gemeenschappelijke regeling is relevant voor de agendacommissie zodat de raad tijdig noodzakelijke informatie kan leveren.

Naast gemeenschappelijke regelingen kan een gemeente ook vertegenwoordigd zijn in ander organisaties (stichtingen, vennootschappen). Ook deze vergadercycli kunnen voor een agendacommissie aanleiding zijn om deze te agenderen voor een raads- of commissievergadering. Zodat er informatie uitgewisseld kan worden tussen de vertegenwoordiger van de gemeente en de raad.

Het is aan de agendacommissie om de planning in te vullen maar ook om deze te bewaken.

De commissie stelt de agenda's van [raadscommissies en] de raad voorlopig vast. De definitieve vaststelling van de agenda [van een raadscommissie en] van de raad geschiedt bij de aanvang van de betreffende vergadering.

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg pleegt met de agendacommissie. Op deze wijze houdt de agendacommissie ook bij vergaderingen, die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden, invloed op de datum, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie.

 

Hoofdstuk 2. Vergaderingen

Paragraaf 1. Voorbereidingen

 

Artikel 10. Oproep en voorlopige agenda

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de voorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden van zijn raadscommissie een schriftelijke oproep stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst de stukken en oproep niet per post maar per e-mail te versturen. De oproep vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het eerste lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 25, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Deze kunnen worden ingezien bij de griffier (artikel 12, derde lid).

Het opstellen van de voorlopige agenda gebeurd door de agendacommissie. De instelling en taken van deze commissie zijn geregeld in het artikel 9.

 

Artikel 11. Aanvullende agenda; vaststellen agenda

In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de commissievergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de commissievoorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen.

Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.

 

Artikel 12. Ter inzage leggen van stukken

Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage aangeboden. Naast de fysieke terinzagelegging op het stadhuis, zullen de stukken doorgaans op elektronische wijze worden aangeboden.

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen.

 

Artikel 13. Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hier wordt expliciet vastgelegd in welke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen de aankondiging van de vergadering wordt geplaatst. Indien de kennisgeving uitsluitend elektronisch plaatsvindt, dan dient er een grondslag te zijn, zie artikel 3:12 juncto 2:14 van de Awb.

 

Paragraaf 2. Ter vergadering

 

Artikel 14. Presentielijst

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen van de niet-raadsleden die lid zijn van de raadscommissie te kunnen vaststellen.

 

Artikel 15. Opening vergadering en quorum

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Dit artikel voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende fracties aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd.

Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet bereikt is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zitten, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

 

Artikel 17. Advies

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

Er dienen heldere argumenten te zijn om een voorstel als bespreekpunt voor de raad te agenderen. De voorzitter dient duidelijk samen te vatten welke debatonderwerpen er resteren voor behandeling in de raad. Als een enkele fractie agendering als bespreekpunt wenst, dient te worden overwogen om het voorstel toch als hamerpunt te agenderen voor de raad, waarbij deze fractie dan een stemverklaring kan afleggen.

 

Artikel 18. Stemmen in commissies

Op 9 april 2008 heeft het Ministerie van Binnenlandse zaken een brief verstuurd over het systeem van gewogen stemmen in de raadscommissie. Hierin wordt aangegeven dat de Gemeentewet er aan in de weg staat in de raadscommissies een systeem van gewogen stemmen te hanteren. Gewogen stemming zou slechts mogelijk zijn indien dit door de wetgever uitdrukkelijk zou zijn geregeld. Dat is nu niet het geval. Een commissielid kan dan ook niet stemmen namens afwezige leden van zijn fractie. In de raadscommissie geldt het principe “one man, one vote’.

 

Artikel 19. Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raadscommissie van mening is dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

 

Artikel 21. Deelname aan beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders. Deze hebben op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet de mogelijkheid om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld de secretaris uitgenodigd worden. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.

 

Artikel 22. Spreekrecht burgers

Bij de wijziging van de modelverordening in 2006 is er voor gekozen om het spreekrecht uit het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad te halen en dit recht te versterken in de verordening op de raadscommissies. Uit de praktijk kwamen namelijk steeds meer signalen dat het inspreekrecht tijdens de raadsvergaderingen niet de goede manier was om burgers te betrekken bij de besluitvorming.

Juist omdat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor al is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is de kans klein dat de raad op dat moment - als reactie op het inspreken van een burger - nog van richting verandert. De inspreekmogelijkheid van de burger tijdens de raadsvergadering kan daarmee als "schijnspreekrecht" worden betiteld. De mogelijkheid van burgers om tijdens de commissievergaderingen in te spreken zou daarentegen beter benut kunnen worden. Deze vergaderingen zijn doorgaans laagdrempeliger en hebben meer mogelijkheden om met de inspreker in overleg te gaan in een informele setting. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van de doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.

Bij de wijzigingen in 2008 is het spreekrecht verder gedereguleerd door de maximale spreektijd per onderwerp en per spreker niet uitdrukkelijk aan termijnen te binden. Gemeenten kunnen afhankelijk van de lokale situatie hieraan zelf een formele of praktische invulling geven.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Dit zijn formele procedures die zien op de rechtsbescherming van de burger. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Vervolgens kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat vóór het spreekrecht van burgers.

Het is mogelijk om het spreekrecht te beperken tot die onderwerpen die op de agenda van de raadscommissie staan. In het tweede lid dient dan toegevoegd te worden; d. niet-geagendeerde onderwerpen. Het is een keuze van de raad of en hoe zij het spreekrecht wil vormgeven. In het geval de burgers de mogelijkheid hebben om een burgerinitiatief in te dienen ligt het wellicht meer voor de hand om alleen spreekrecht toe te staan over geagendeerde onderwerpen. Burgers hebben immers het instrument van een initiatief om onderwerpen op de agenda te plaatsen. Indien er geen mogelijkheid is tot burgerinitiatief kan het spreekrecht het instrument van de burger zijn om aandacht te vragen voor een onderwerp. In dit geval ligt het voor de hand om dit instrument niet teveel in te perken.

De burgers die wensen in te spreken moeten zich binnen een ‘redelijke termijn’ voor de vergadering melden bij de griffier. De griffier kan, indien nodig, de persoon naar de juiste raadscommissie verwijzen. Uiteraard kan, afhankelijk van de beschikbaarheid, ook gekozen worden voor aanmelding bij de commissiegriffier. Procedureel is het handig om als ‘redelijke termijn’ circa 24 uur aan te houden. Door niet uitdrukkelijk een termijn op te nemen, kan hiermee flexibel worden omgegaan en de servicegerichtheid naar de burger worden vergroot.

De raad kan er voor kiezen om burgers die inspreken een tweede termijn te geven. Afhankelijk van de lokale situatie kan als richtlijn 5 minuten spreektijd per burger worden aangehouden. Op voorstel van de voorzitter, die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken.

In lid 7 is er voor gekozen een inspreker in de gelegenheid te stellen voor een tweede termijn maximaal vijf minuten het woord te geven. De burger heeft op die manier de mogelijkheid om te reageren. Dit geeft een actieve betrokkenheid van de inspreker en voorkomt dat er bij de inspreker een onbevredigend gevoel blijft hangen. Uiteraard is het de commissie die debatteert over de onderwerpen op de agenda, maar het is een goede zaak de betrokkenheid van de burger in deze te vergroten.

 

Artikel 24. Agenderingsverzoek derden

1. Onder belanghebbenden worden in geval ook ondernemers, instellingen en verenigingen in de gemeente verstaan.

2. Het te bespreken onderwerp behoort tot de invloedsfeer van de raad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester. Het is niet de bedoeling dat de behandeling van een onderwerp in de commissievergadering een lopende juridische procedure doorkruist.

3. Een drie weken termijn wordt nodig geacht voor een tijdige bediening van de agendacommissie, de vakcommissies en eventuele voorbereidingen door het college van burgemeester en wethouders. Het agenderingsverzoek dient te zijn ondertekend door de indiener en wordt met de stukken voor de commissievergadering openbaar gemaakt.

4. De griffier legt het verzoek als te doen gebruikelijk voor aan de agendacommissie voorzien van een advies. Als de beoogde commissievergadering onvoldoende mogelijkheden biedt voor agendering, wordt dit in het advies nader toegelicht en voorzien van een alternatieve datum.

5. Het agenderingsverzoek wordt zo spoedig mogelijk onder de aandacht gebracht van het college van burgemeester en wethouders. Hiermee wordt het college en dan met name de verantwoordelijke wethouder in de gelegenheid gesteld zich hierop desgewenst voor te bereiden of met een inhoudelijke bijdrage te komen.

6. De agendacommissie beoordeelt of de concept-agenda van de beoogde commissievergadering voldoende ruimte biedt voor het ingediende agenderingsverzoek. Als dit niet het geval is, doet de agendacommissie een voorstel voor behandeling van het onderwerp. Uitgangspunt hierbij is een spoedige behandeling.

7. Aanwezigheid van de betrokken portefeuillehouder(s) of diens vervanger(s) is gewenst voor het desgewenst geven van een reactie op het onderwerp of het beantwoorden van vragen vanuit de commissie.

8. Het onderwerp wordt bij voorkeur als eerste bespreekpunt geagendeerd voor de commissievergadering. Bij vaststelling van de agenda doet de commissievoorzitter een behandelvoorstel aan de commissie. Het is daarbij aan de commissie of de indiener of anderen aan de beraadslagingen kunnen deelnemen (zie artikel 21).

 

Artikel 25. Handhaving orde en schorsing

Artikel 26 Gemeentewet geeft aan dat de voorzitter bij raadsvergadering bevoegd is om de orde te handhaven. Voor de commissievergaderingen ontbreekt een dergelijke bepaling, deze is daarom hier opgenomen. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 30 van deze verordening.

Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

 

Artikel 26. Voorstellen van orde

De commissievoorzitter enieder lid hebben te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze of een voorstel over de (beperking van de) spreektijden van de leden en overige deelnemers aan de commissievergadering.

 

Paragraaf 3. Besloten vergaderingen

 

Artikel 27. Toepassing verordening op besloten vergaderingen

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

 

Artikel 28. Verslag besloten vergadering

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het tweede lid van deze bepaling dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de commissiegriffier.

 

Artikel 29. Opheffing geheimhouding

De raad kan de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Paragraaf 4. Toehoorders en pers

 

Artikel 30. Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid van dit artikel voorziet hierin.

 

Artikel 31. Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.