Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drimmelen

Spaarloonregeling gemeente Drimmelen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrimmelen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSpaarloonregeling gemeente Drimmelen
CiteertitelSpaarloonregeling gemeente Drimmelen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerppersoneel en organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Intern bekendgemaakt

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Ambtenarenwet, art. 125

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-05-200001-01-200001-01-2012Nieuwe regeling

16-05-2000

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Spaarloonregeling gemeente Drimmelen

 

Burgemeester en wethouders van Drimmelen:

gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

gelezen het advies van de Ondernemingsraad van 20 december 1999;

gelet op het raadsbesluit van 3 december 1998, waarbij aan burgemeester en wethouders de vaststelling/wijziging van rechtspositieregelingen is gedelegeerd;

BESLUITEN:

vast te stellen de navolgende verordening:

Spaarloonregeling gemeente Drimmelen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    werkgever: de gemeente Drimmelen.

  • b.

    deelnemer: de werknemer die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 deelneemt aan deze regeling.

  • c.

    spaarinstelling: de instelling die door overschrijving van het spaarloon zonder verdere administratieve verplichtingen van de werkgever:

    • ·

      spaartegoeden van de deelnemer administreert;

    • ·

      verzoeken om deblokkering beoordeeld op grond van de voor de spaarloonregeling geldende wettelijke bepalingen; en

    • ·

      de belastbare opnames van spaartegoeden ten behoeve van belastinginhouding overschrijft naar de werkgever, voorzover niet op andere wijze tot belastingafdracht wordt overgegaan.

  • d.

    spaarloon: elk overeenkomstig de bepalingen van de regeling op de spaarloonrekening gestort bedrag.

  • e.

    de spaarloonrekening: de bij de spaarinstelling ten name van de deelnemer geopende spaarloonrekening.

Artikel 2 Deelneming

  • 1.

    De deelname aan de spaarloonregeling is vrijwillig;

  • 2.

    De deelname staat open voor:

    • a.

      de ambtenaar in de zin van artikel 2:4, lid 1 met een vast dienstverband danwel in de zin van artikel 2:4, lid 2, letter f van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (CAR);

    • b.

      leden van de vrijwillige brandweer;

    • c.

      degene, die aangemerkt kan worden als deelnemer in de zin van het besluit “spaarloonregeling rijkspersoneel”;

    • d.

      de wethouder die de bestaande arbeidsrelatie heeft omgezet in een dienstbetrekking als geregeld in artikel 4, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3.

    Toetreding geschiedt door een aan de werkgever te verstrekken verzoekschrift tot deelname.

Artikel 3
  • 1.

    Een werknemer kan slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling;

  • 2.

    Als een werknemer wil sparen via de spaarloonregeling, dan moet worden voldaan aan de volgende twee voorwaarden:

    • a.

      de werknemer is sinds 1 januari in dienst;

    • b.

      ten aanzien van de werknemer wordt sinds 1 januari de algemene heffingskorting toegepast:

  • 3.

    Als een werknemer na de eerste dag van het kalenderjaar in dienst treedt, kan geen gebruik worden gemaakt van de spaarloonregeling.

Artikel 4 Uitvoering

  • 1.

    Het totaal van de ingehouden spaarloon van de deelnemer mag per kalenderjaar niet meer bedragen dan het in artikel 11, eerste lid, onderdeel h, onder 2, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde bedrag.

  • 2.

    Het ingehouden spaarloon wordt door de werkgever onmiddellijk na inhouding overgemaakt op de spaarloonregeling van de deelnemer bij de spaarinstelling.

Artikel 5
  • 1.

    Het tegoed op de spaarloonrekening mag uitsluitend bestaan uit:

    • a.

      ingehouden en door de werkgever overgemaakt spaarloon;

    • b.

      de op de spaarloonrekening gekweekte rente.

  • 2.

    De werkgever kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele consequenties, die uit het beheer van spaarloon - door de spaarinstelling gevoerd- zouden kunnen voortvloeien.

  • 3.

    Het is de deelnemer niet geoorloofd op zijn spaarloonrekening uitstaande bedragen geheel of gedeeltelijk over te dragen, in onderpand te geven aan derden, dan wel enigerlei wijzen ten behoeve van derden te bezwaren.

  • 4.

    Door toetreding tot de spaarloonregeling wordt de deelnemer geacht ermee in te stemmen dat aan de werkgever vertrouwelijke gegevens over zijn spaarloonrekening worden verstrekt, voor zover deze nodig zijn ter vergelijking met de administratie, welke de werkgever op grond van de wettelijke bepalingen voert. De werkgever is ten aanzien van deze gegevens ten opzichte van derden tot geheimhouding verplicht.

Artikel 6
  • 1.

    De deelnemer mag over het spaarloon beschikken:

    • a.

      nadat het spaarloon van een bepaald kalenderjaar gedurende tenminste 4 kalenderjaren, gerekend vanaf de eerste januari volgend op het jaar van bijschrijving op de spaarloonrekening heeft gestaan; het spaarloon wordt overgeboekt naar een door de deelnemer opgegeven tegenrekening.

    • b.

      bij het einde van de dienstbetrekking tussen de werkgever en de deelnemer; indien een spaarloon door de werknemer of zijn erfgename is opgenomen bij beëindiging van de dienstbetrekking van de deelnemer, daaronder begrepen het overlijden van de werknemer, wordt voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 en Coördinatiewet Sociale Verzekering voor elke volle maand gedurende een spaarloon binnen een termijn van vier jaren is opgenomen een evenredig deel van dit spaarloon aangemerkt als loon verstrekt door de werkgever, niet zijnde spaarloon (belaste opname).

    • c.

      indien het opgenomen spaarloon wordt besteed ten behoeve van een of meer bestedingsdoelen genoemd in artikel 7.

  • 2.

    In de gevallen waarin door de deelnemer of zijn rechtverkrijgende op grond van het in lid 1, sub b en c, van dit artikel bepaalde over een spaarloon wordt beschikt, dient ten genoegen van de spaarinstelling bewijs te worden geleverd van de van belang zijnde feiten.

  • 3.

    De deelnemer heeft, met inachtneming van de op dit punt bij de spaarinstelling gebruikelijke voorwaarden, de vrije beschikking over de rente van zijn spaarloon.

  • 4.

    Spaarloon waarover door een werknemer in strijd met de spaarloonregeling wordt beschikt, waaronder begrepen beschikking als gevolg van verhaalsuitoefening door derden, het faillissement dan wel wettelijke schuldsanering, wordt aangemerkt als loon, niet zijnde spaarloon (belaste opname).

  • 5.

    Ingeval van een belaste opname zal het op te nemen spaarloon door de spaarinstelling worden overgemaakt naar de werkgever, die na de inhouding van premies en loonheffing op de belaste opname het alsdan resterende bedrag ter beschikking zal stellen van de deelnemer of zijn rechtverkrijgende.

  • 6.

    Indien een bedrag van de spaarloonrekening wordt opgenomen, geschiedt dit ten laste van het spaarloon dat het laatste is overgemaakt; is dit niet toereikend, dan van het voorlaatste en zo vervolgens.

Artikel 7

De doeleinden bedoeld in artikel 6, lid 1 , sub c, zijn:

  • a.

    verwerving door de deelnemer of diens partner van een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid van de Wet inkomstenbelasting 2001:

  • b.

    door de deelnemer te betalen premies (koopsommen), anders dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, die verschuldigd zijn ingevolge een lijfrente-overeenkomst;

  • c.

    premies, anders dan bijdragen ingevolge een pensioenregeling, die verschuldigd zijn ingevolge een kapitaalverzekeringsovereenkomst;

  • d.

    de door de deelnemer vrijwillig te betalen premies ingevolge een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964;

  • e.

    financiering van scholingsuitgaven door de deelnemer voor het volgen van:

    • 1.

      een opleiding of studie door de deelnemer met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning met uitzondering van kosten:

      • ·

        die verband houden met een werk- of studeerruimte, daaronder begrepen de inrichting;

      • ·

        van binnenlandse reizen voorzover die meer bedragen dan het bedrag per kilometer, bedoeld in artikel 15b, eerste onderdeel b van de Wet op de loonbelasting 1964.

    • 2.

      cursussen, congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke, gevolgd door de deelnemer ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking.

  • f.

    opnames ter zake van compensatie van niet genoten loon door de deelnemer als gevolg van opname van (gedeeltelijk) onbetaald verlof, tot maximaal 50% van het niet genoten loon, mits de dienstbetrekking ten tijde van het (gedeeltelijk) onbetaald verlof ongewijzigd blijft voortbestaan.

  • g.

    opnames voor de start van activiteiten uit welke de deelnemer vermoedelijk als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001 zal gaan genieten.

  • h.

    opnames voor de betaling van kosten kinderopvang tot maximaal eenzesde van de aan de werknemer of zijn partner in rekening gebrachte kosten voor kinderopvang als bedoeld in artikel 16c, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Rechtstreekse (periodieke) betalingen, gedaan als betalingen overeenkomstig de erkende bestedingen a tot en met f worden gelijkgesteld met bestedingen ten laste van de speciale spaarrekening.

Met betrekking tot de onder “Bestedingsdoeleinden” genoemde bestedingen zullen maximaal twee opnames per jaar ten laste van de speciale spaarrekening worden toegelaten.

Artikel 8

De in artikel 7, letter b, genoemde overeenkomsten moeten voldoen aan het bepaalde in artikel 8, eerste tot en met vijfde lid, van de “ Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen”, vastgesteld door de staatssecretaris van Financiën en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 13 december 1993, nr. WDB93/342.

Artikel 9
  • 1.

    Iedere deelnemer ontvangt op verzoek een exemplaar van de tekst van deze verordening.

  • 2.

    De spaarinstelling is verplicht de deelnemer periodiek te verstrekken van het totaal aan spaarloon, dat zij op zijn naam beheert.

  • 3.

    Het bepaalde in de vorige artikelen moet worden toegepast met inachtneming van hetgeen geregeld is in artikel 11 van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen.

Artikel 10
  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Spaarloonregeling gemeente Drimmelen”.

  • 2.

    Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 2000

  • 3.

    Met ingang van 1 januari 2000 komen alle eerdere vastgestelde verordeningen met betrekking tot spaarloon te vervallen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 mei 2000.

mr. G.S. Stam

secretaris

J.Elzinga

burgemeester

inclusief: 1e wijziging d.d. 5 juni 2001

2E wijziging d.d. 4 april 2006