Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint-Michielsgestel

Monumentenverordening Gemeente Sint-Michielsgestel 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint-Michielsgestel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMonumentenverordening Gemeente Sint-Michielsgestel 2005
CiteertitelMonumentenverordening Gemeente Sint-Michielsgestel 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpmonumenten: verordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Monumentenwet, art. 12 ev

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-11-200527-02-2009nieuwe regeling

29-09-2005

De Brug, 27 oktober 2005

Index, 8.004

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumentenverordening Gemeente Sint-Michielsgestel 2005

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2;

  • c.

    gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • d.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;

  • e.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • f.

    kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • g.

    monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument. Van het voornemen tot aanwijzing wordt de monumentencommissie alsmede de eigenaar schriftelijk in kennis gesteld.

  • 2.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij omtrent het voornemen advies aan de monumentencommissie en wordt de eigenaar gehoord. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies en het horen van de eigenaar achterwege blijven.

  • 3.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4.

    Voordat het college een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 5.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumenten-verordening van de provincie Noord-Brabant.

  • 6.

    Met ingang van de datum waarop de monumentencommissie en de eigenaar van het voornemen schriftelijk in kennis zijn gesteld, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, tot het moment dat inschrijving in de gemeentelijke monumentenlijst, als bedoeld in artikel 6, plaatsvindt dan wel vast staat dat het monument niet wordt ingeschreven in deze lijst, zijn de artikelen 4 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, eerste tot en met vierde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, eerste tot en met vierde lid, alsmede artikel 4 achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, eerste en tweede lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan de monumentenverordening van de provincie Noord-Brabant.

  • 3.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Verbodsbepaling

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 10 Vergunning

Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

  • a.

    een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

  • b.

    een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 11 Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1.

    Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat zij beslist op de aanvraag op grond van artikel 10.

  • 2.

    Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4.

    Het college kan de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn.

  • 5.

    Indien het college niet voldoet aan het derde of vierde lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 6.

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Het college verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen een jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2.

    Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van 14 dagen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumenten-commissie geacht geadviseerd te hebben.

Artikel 15 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

    • b.

      voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schade-vergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 17 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporings-ambtenaren.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de achtste dag na de bekendmaking van het besluit tot vaststelling.

  • 2.

    De verordening, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de datum waarop het eerste lid van toepassing is.

  • 3.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4.

    De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 2 januari 1996, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5.

    De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6.

    De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 7.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening Gemeente Sint-Michielsgestel 2005'.

 

 

De raad van de gemeente Sint-Michielsgestel;

gezien het voorstel van het college van 31 mei 2005;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988 ,

BESLUIT:

vast te stellen de volgende:

Monumentenverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2005.

(tekst Monumentenverordening)

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 september 2005.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 september 2005.

Raadsvergadering van 29 september 2005.

Nota-toelichting  

 

Punt 17 Bijlage 051

Monumentenverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2005

Samenvatting

Voorstel tot het vaststellen van de Monumentenverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2005.

Inleiding

In uw vergadering van 2 januari 1996 heeft u de vigerende Monumentenverordening vastgesteld.

In verband met de Wet dualisering gemeentebestuur heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een nieuw model monumentenverordening opgesteld. Ook is de monumentenverordening aangepast aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verder is de verordening tekstueel kritisch bekeken.

In het gedualiseerde stelsel is een belangrijke vernieuwing dat elk bevoegd bestuursorgaan (raad, college en burgemeester) zelf zijn adviescommissies op grond van artikel 84 van de Gemeentewet kan instellen. In het dualistische stelsel is het niet meer mogelijk om in een verordening te bepalen dat uw raad een commissie instelt die adviseert aan het college. In het kader van de dualisering is het immers aan het college zelf om te bepalen of zij een adviescommissie willen.

Een uitzondering op deze algemene regel betreft echter het instellen van de monumentencommissie als adviescommissie. Ingevolge artikel 15 van de Monumentenwet dient u een verordening vast te stellen waarin tenminste de inschakeling wordt geregeld van een commissie op het gebied van monumentenzorg, die het college adviseert over aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet. Dit betekent dat het college niet de vrijheid heeft om af te zien van het instellen van een adviescommissie. Vandaar ook dat in artikel 1 onder g van de concept monumentenverordening is opgenomen: Monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid.

In het kader van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindbevoegdheden is artikel 15 van de Monumentenwet ongewijzigd gebleven.

 

 

De verordening

De nieuwe monumentenverordening komt in grote lijnen overeen met de thans geldende verordening.

De belangrijkste wijzigingen hebben op het navolgende betrekking:

Artikel 3:

In het zesde lid van dit artikel is in een zogenaamde voorbescherming van gemeentelijke monumenten voorzien op eenzelfde wijze als dat in artikel 5 van de Monumentenwet voor rijksmonumenten is opgenomen. De voorbescherming geldt vanaf het moment dat het college het voornemen tot aanwijzing van een object als gemeentelijk monument aan de eigenaar schriftelijk kenbaar heeft gemaakt tot het moment dat het object ingeschreven wordt in de gemeentelijke monumentenlijst dan wel dat besloten wordt om het object niet op de gemeentelijke monumentenlijst te doen plaatsen.

In de concept monumentenverordening is artikel 3, lid 5 van de huidige monumentenverordening niet meer opgenomen. De wijze van bekend maken is immers al geregeld in de artikelen 3:40 tot en met 3:42 (Afdeling 3:6) van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikelsgewijze toelichting  

Artikel 4:

De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college. Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag. Het betreffen hier termijnen van orde. Geschrapt is dat bij overschrijding van de termijn het college geacht wordt niet tot aanwijzing te hebben besloten.

In de concept monumentenverordening zijn de procedurebepalingen in artikel 6 van de huidige monumentenverordening niet meer opgenomen. De procedureregels zijn opgenomen in de artikelen 4:2, 4:5, 4:7, 4:8, 4:9 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 11:

De termijn ( fatale termijn) waarbinnen het college een beslissing neemt op een vergunningaanvraag is ongewijzigd gebleven. Indien de termijn niet gehaald wordt de vergunning geacht te zijn verleend (eenzelfde systeem als bij de bouwvergunning). Wel is de termijn van verdaging verruimd tot 10 weken.

Artikel 15:

Bij de schadevergoedingsregeling is het aanwijzen, wijzigen of intrekken van de aanwijzing als gemeentelijk monument geschrapt. Reden hiervan is dat eventuele schade pas optreedt als voor een bepaalde activiteit geen of niet de gewenste vergunning is verleend.