Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Leeuwarden |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Leeuwarden |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden van 9 januari 2018 is deze gemeentelijke regeling van toepassing verklaard op het hele grondgebied van de gemeente Leeuwarden, zoals dat per 1 januari 2018, op grond van de Wet van 8 maart 201 tot herindeling van de gemeenten Franekeradeel, het Bildt, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel en Sudwest-Fryslan, is ontstaan. N.B. besluit is van kracht per 01-01-2018
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-02-2016 | Nieuwe regeling | 26-01-2016 GVOP: 16 februari 2016 | - |
Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Leeuwarden
Burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden
Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en peuterspeelzalen;
Gelet op artikelen 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28 eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
besluiten: de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Leeuwarden vast te stellen.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Hoofdstuk 2 Herstellende traject
Indien gebleken is dat een houder van een kinderopvanginstelling, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal niet voldoet aan een of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op de beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
Prioriteit hoog: maximaal 2 weken;
Prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;
Prioriteit laag: maximaal 6 maanden.
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor wat betreft de te registreren voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal zal de registratie worden verwijderd uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gesubsidieerde speelleergroepen.
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Bij overtredingen zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht kan het college een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of
de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,
boete oplegging volgens deze Beleidsregels handhaving onevenredig is.
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Artikel 12 Citeerartikel en intrekking beleidsregels
Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Leeuwarden’. De ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zoals vastgesteld op 3 juni 2014 komen met de vaststelling van deze beleidsregels de vervallen.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden:
Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en 2.23 eerste lid Wko). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. In geval van een overtreding met prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal de volgende stap worden ingezet.
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht). De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid, neergelegd in artikel 5:32 Awb. Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding. De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject in te zetten. De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko). Het college van burgemeester en wethouders kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen dan wel exploitatie voort te zetten. Dit kan het college van burgemeester en wethouders in de volgende gevallen opleggen:
zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;
als een kindercentrum, voorziening voor gastouderopvang, gastouderbureau of peuterspeelzaal niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.
Stap 4: verwijdering uit het landelijke register kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Er zijn verschillende gronden waarop het college van burgemeester en wethouders, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang en peuterspeelzalen kan verwijderen:
indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;
indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 dan wel hoofdstuk 2 afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;
indiendrie maanden na registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is gestart.
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van een overtreding van de wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ is begaan. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van de bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is een bestuurlijke boete (artikel 1.72 Wko, eerste lid en 2.28, eerste lid Wko).
In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Leeuwarden is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
Artikel 2 In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Awb wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
Artikel 3 De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is dan ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Artikel 4 Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting hoofdstuk 2 hierboven.
Artikel 5 indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, voorziening voor gastouderopvang, gastouderbureau of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.
Artikel 6 Aangezien de wet op de kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet nog eens bepaald dat dit hoofdstuk dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject.
Artikel 7 Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is.
In de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college van burgemeester en wethouders heeft daarom de beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag. Voor overtredingen van de kwaliteitseisen geldt dat het college van burgemeester en wethouders de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld of laag) is
Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen neergelegde boetebedrag heeft dit geleid tot de volgende verdeling:
Gemiddeld € 750,- tot € 3.000,-
in geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Awb is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie”. Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd. Het voorgaande laat onverlet dat het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 5:46, tweede lid van de Awb gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Hierbij houdt het college van burgemeester en wethouders met de omstandigheid waaronder de overtreding is gepleegd. Het college van burgemeester en wethouders heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Artikel 9 Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college van burgemeester en wethouders de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding (en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, voorziening voor astouderopvang, gastouderbureau of peuterspeelzaal waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.