Organisatie | Beverwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2010 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Reglement van de Raad |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-07-2012 | 01-05-2016 | diverse artikelen | 10-07-2012 De Kennemer, 18 juli 2012 | Raadsstuk 2012/8508 | |
23-02-2012 | 19-07-2012 | Art. 5 wordt gewijzigd | 23-02-2012 Onbekend | Raadsstuk 2011/70564 | |
10-11-2011 | 23-02-2012 | Art. 5, lid 5, letter b wordt geschrapt | 08-11-2011 Onbekend | Raadsstuk 2011/44904 | |
28-04-2010 | 10-11-2011 | Onbekend | 28-04-2010 Onbekend | Raadsstuk 2010/19403 |
De Raad van de gemeente Beverwijk;
gezien het voorstel van het raadspresidium d.d. 17 maart 2010, nummer 2010/19403;
gehoord de commissie in Comité Generaal d.d. 14 april 2010;
gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;
vast te stellen het volgende reglement van orde:
Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2010
Hoofdstuk 2 Onderzoek geloofsbrieven; fracties
Artikel 8 Commissie tot onderzoek van geloofsbrieven
Indien de commissie door ontstentenis van commissieleden niet bijeen kan komen in de samenstelling als genoemd in artikel 8a tweede lid is de voorzitter van de commissie bevoegd ad-hoc één of meerdere leden van de raad aan te wijzen om in vervanging van de ontbrekende leden van de comissie te voorzien.
Artikel 8a Het onderzoek van de geloofsbrieven van leden.
Indien het onderzoek van geloofsbrieven betrekking heeft op nieuw gekozen leden van de raad na periodieke aftreding, wordt het onderzoek door de commissie in voltalligheid verricht. In alle overige gevallen wordt het onderzoek verricht door tenminste drie leden uit de commissie, de voorzitter inbegrepen.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mede welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 12 Oproep en toezending voorstellen
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 14, vierde lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen door de voorzitter zo spoedig mogelijk, doch voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.
In uitzonderlijke gevallen worden deze stukken voor de aanvang van de vergadering door de voorzitter ter hand gesteld van de leden van de raad.
Indien een extra vergadering wordt gehouden als gevolg van het bepaalde in artikel 10, vierde lid, kan de voorzitter afwijken van de in eerste lid genoemde termijn met dien verstande dat tussen het tijdstip van verzending van de oproep en het tijdstip van de vergadering een termijn van tenminste 48 uur is gelegen.
Artikel 13 Toezending aan college
Gelijktijdig met de verzending aan de leden van de raad zendt de voorzitter de stukken als bedoeld in artikel 12, tweede lid, aan de leden van het college.
a. een overzicht van voorstellen die, gelet op de adviezen van de commissies, als bedoeld in artikel 24, derde lid van de verordening op de raadscommissies, zonder beraadslaging kunnen worden afgedaan;
b. een overzicht van voorstellen die met beraadslaging worden afgedaan. Dit overzicht geeft tevens de volgorde weer waarin de voorstellen worden behandeld alsmede de beschikbare tijd voor de beraadslaging; c. in voorkomende gevallen een overzicht van ingekomen burgerinitiatieven als bedoeld in artikel 24 van de Participatieverordening.
De agendacommissie kan een of meer wethouders uitnodigen om in de vergaderingaanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.
Artikel 16 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het stadskantoor ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 17. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage. Op verzoek van een lid van de raad wordt door de griffier aan hem een gewaarmerkt kopie verstrekt.
Stukken respectievelijk schriftelijke mededelingen die het college respectievelijk de burgemeester aan de raad wensen te doen ter uitvoering van het bepaalde in artikel 160, tweede lid, artikel 169, tweede en vierde lid en artikel 180 van de Gemeentewet worden gedurende een periode van dertig dagen voor de leden van de raad ter inzage gelegd. Het tweede lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
De raad bepaalt op voorstel van de agendacommissie de wijze van afdoening van de ingekomen stukken. Uitgangspunt hierbij is dat de raad slechts een besluit neemt ten aanzien van de procedure van afdoening en de voorzitter als dan, bij wijze van uitzondering, kan toestaan, dat de leden van de raad hun gevoelens over de inhoud van het ingekomen stuk uiten.
Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.
Artikel 27 Aantal spreektermijnen
De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in twee termijnen, tenzij de raad anders beslist. Na iedere termijn van de raad wordt het lid van het college dat het aangaat in de gelegenheid gesteld te reageren. Zo nodig volgt er een derde termijn waarin uitsluitend de leden van de raad spreekrecht hebben.
Artikel 28 Handhaving orde; schorsing vergadering
Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Artikel 29 Beraadslaging; schorsing beraadslaging
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij het afdoen van de hamerstukken als bedoeld in artikel 24, vijfde lid.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 33 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 35 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 36 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Artikel 39 Splitsing onderwerp of voorstel
Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan tijdens de beraadslaging voor stellen het aan de orde zijnde onderwerp of voorgestelde beslissing, voor zover het onderwerp of beslissing zich daartoe leent, in twee of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste achtenveertig uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk - door tussenkomst van de griffier- bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter stelt de interpellant in de gelegenheid het woord te voeren. Vervolgens geeft de voorzitter het woord aan de leden van het college. Daarna verleent de voorzitter het woord aan de leden van de raad. Hierna volgt een tweede termijn voor de leden van het college en de leden van de raad. Indien interpellant dat wenst, wordt een derde termijn gehouden waarbij de raad bepaalt wie aan deze termijn deel kunnen nemen.
Artikel 45 Schriftelijke vragen
De vragen worden - door tussenkomst van de griffier- bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht. Gelijktijdige kennisgeving vindt plaats aan de plaatselijke dag- en nieuwsbladen.
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan schriftelijk en gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.
Het lid van de raad dat van de mogelijkheid om mondelinge vragen te stellen gebruik wil maken, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 10 uur voor aanvang van de vergadering - door tussenkomst van de griffier- bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met de agendacommissie weigeren een onderwerp aan de orde te stellen indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 48 Procedure begroting
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die het seniorenconvent vaststelt.
Artikel 49 Procedure jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die het seniorenconvent vaststelt.
Hoofdstuk 6 Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden van de raad alsmede de leden van het college ter inzage bij de griffier. Op verzoek van een lid van de raad of een lid van het college wordt door de griffier aan hem een gewaarmerkte kopie verstrekt.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 53 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers
Artikel 54 Toehoorders en pers
De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen. Indien de beschikbare ruimte ontoereikend is, neemt de voorzitter de nodige maatregelen om de overige toehoorders in de gelegenheid te stellen het verloop van de vergadering te volgen.
Artikel 55 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 56 Verbod gebruik mobiele communicatiemiddelen
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Van deze mogelijkheid is in dit reglement gebruik gemaakt. In artikel 3 is bepaald dat de burgemeester wordt vervangen door een door de raad aangewezen lid van de raad.
Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.
De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
Artikel 3 De plaatsvervangend voorzitter
Zie de artikelsgewijze toelichting op artikel 2.
Het eerste lid is een herhaling van het bepaalde in artikel 107b van de Gemeentewet. Het is voor de duidelijkheid hier opgenomen.
De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats et cetera zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad ook vaststelt.
Tijdens de besprekingen over de totstandkoming van de coalitievorming voor de periode 2010-2014 is de wens naar voren gekomen het raadspresidium niet meer te belasten met de vaststelling van de agenda’s voor de raads- en commissievergaderingen, maar deze taak, inclusief de oordeelsvorming over de daarbij behorende administratieve procedures neer te leggen bij een in te stellen agendacommissie. Het presidium en het DB van het presidium zouden hiermee kunnen worden afgeschaft. Naast de agendacommissie is wel de behoefte uitgesproken om te komen tot een seniorenconvent.
Dit artikel geeft daar invulling aan.
Zie ook de toelichting op artikel 5.
De agendacommissie vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de raadsvergadering en de commissievergaderingen. Dan gaat het ondermeer om het opstellen van de voorlopige agenda en de plaats en tijdstip van de vergaderingen. De raad en de raadscommissies stellen tijdens de vergadering de agenda definitief vast.
Het instellen van een agendacommissie is niet verplicht voorgeschreven.
De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.
In het zesde lid is nadrukkelijk opgenomen dat de agendacommissie beslist bij procedurele kwesties. Dit betekent dat anderen daartoe niet meer bevoegd zijn. Zie bijvoorbeeld ook het bepaalde in artikel 3, tweede lid van de Verordening op de commissies.
Artikel 7 Vergaderingen van de agendacommissie
De vergaderingen van de agendacommissie vinden altijd in de openbaarheid plaats
Hoofdstuk 2 Onderzoek geloofsbrieven; fracties
Artikel 8 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.
Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.
Ingevolge het bepaalde in artikel V12 van de Kieswet wordt de beslissing betreffende de toelating van de tot lid van provinciale staten onderscheidenlijk van de gemeenteraad benoemden onverwijld genomen.
De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd. De tekst van artikel 14 van de Gemeentewet moet letterlijk genomen worden. Het gebruiken van afwijkende formuleringen of het weglaten van woorden uit de voorschreven formule is niet toegestaan (zie bijvoorbeeld Afdeling Bestuursrechtspraak 16 januari 2002, gepubliceerd in de Gemeenstem, 2002/7158,3).
De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is met het inwerking treden van de Wet dualisering gemeentebestuur vervallen.
In de praktijk is gebleken dat in een aantal gevallen behoefte blijkt te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In diverse regelingen wordt het begrip "fractie" gehanteerd. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het dit reglement opgenomen fractiebegrip.
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.
In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten.
Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Ook kan een fractie besluiten haar naam te veranderen. Dit staat een fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepaling heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad is gehouden met ingang van de eerst volgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
Artikel 11 Lange termijnagenda
Elke raadsperiode wordt de lange termijnagenda opgesteld waarin is opgenomen in welke volgorde en op welke momenten besluiten moeten worden genomen ten aanzien van (onderdelen van) het coalitieprogramma.
De raad heeft zo een instrument in handen om het college aan te sturen (het college bereid besluitvorming van de raad voor) en heeft hiermee verder inzicht in de vorderingen ten aanzien van het realiseren van het gestelde in het coalitieprogramma.
Artikel 12 Oproep en toezending voorstellen
Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip, en plaats van de vergadering. Het eerste lid bepaalt daarom dat de burgemeester tenminste dertien dagen vóór een vergadering de leden een brief (schriftelijke oproeping) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. De brief vermeldt dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de agenda en de stukken toegestuurd.
De agenda heeft in zekere mate een voorlopig karakter: de agenda kan op grond van het bepaalde in het derde lid nog worden aangevuld.
De in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd.
In artikel 12 is een termijn opgenomen tussen het tijdstip van verzending van de agenda en het tijdstip van de vergaderingen. Indien één vijfde deel van de raad daarom verzoekt, wordt een extra raadvergadering gehouden. Met de bepaling in het 4e lid is het mogelijk een dergelijke vergadering op korte termijn te houden.
Artikel 13 Toezending aan college
Dit artikel is opgenomen om te verzekeren dat het college geïnformeerd blijft van hetgeen in de raad aan de orde komt.
De agendacommissie bepaalt in zijn overleg hoe de agenda van de raad eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende voorlopige agenda opgesteld worden, zie bijvoorbeeld de bepaling in artikel 12, derde lid.
Individuele raadsleden kunnen via de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Hiermee kan het individuele raadslid invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. In het derde lid is opgenomen dat op de agenda een onderverdeling wordt gemaakt met agendapunten die zonder beraadslaging worden afgedaan (onderdeel a, de zogenaamde “hamerstukken”) en de agendapunten die naar verwachting met beraadslaging worden afgedaan (onderdeel b).
De agendacommissie maakt de onderverdeling aan de hand van de adviezen van de raadscommissies (zie ook het bepaalde in artikel 24 van de Verordening op de raadscommissies). Indien de raadscommissie in haar advies aangeeft dat het een "hamerstuk" betreft, plaatst de agendacommissie het betreffende onderwerp of voorstel op het overzicht van de voorstellen die zonder beraadslaging worden afgedaan. Het is niet mogelijk dat over deze agendapunten het woord wordt gevoerd (zie ook het bepaalde in artikel 24, eerste lid). Deze agendapunten worden aan het begin van de vergadering collectief afgedaan.
In de overige gevallen plaatst de agendacommissie de onderwerpen of voorstellen op het overzicht van voorstellen die naar verwachting met beraadslaging worden afgedaan. De onderverdeling heeft echter een voorlopig karakter: de raad bepaalt in zijn vergadering zelf over welke onderwerpen beraadslaging zal plaatsvinden. Over de agendapunten ten aanzien waarvan een of meerdere leden op de sprekerslijst hebben aangegeven dat zij het woord wensen te voeren, vindt beraadslaging plaats. Zie verder de toelichting op artikel 24.
Het is mogelijk dat de agendacommissie per vergadering of per onderwerp de spreektijden beperkt.
Er is overigens geen sanctie opgenomen indien een lid zijn spreektijd overschrijdt. Het ligt voor de hand dat de voorzitter het betreffende lid op de overschrijding van zijn of haar spreektijd wijst. In artikel 14 is tevens een regeling opgenomen ten aanzien van het opstellen van een agenda voor extra vergaderingen.
Artikel 15 is een nadere uitwerking van artikel 21, derde lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Het woord "uitnodigen" geeft aan dat een wethouder kan weigeren te verschijnen in de raad. In de praktijk zal dat echter niet waarschijnlijk zijn, omdat een dergelijke weigering door de raad kan worden uitgelegd als een weigering inlichtingen te verschaffen. Gelet op de frequentie van de vergaderingen zullen veelal zaken uit alle portefeuilles aan de orde komen, zodat in de praktijk dikwijls alle wethouders zullen worden uitgenodigd.
Overigens heeft op grond van artikel 21, tweede lid van de Gemeentewet een wethouder toegang tot de vergaderingen van de raad en kan deze aan de beraadslaging deelnemen, ook zonder uitnodiging.
Artikel 16 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).
Verder gaat het hier om stukken waar het college de raad eerst in de gelegenheid moet stellen zijn wensen en bedenkingen ten aanzien van een (ontwerp)besluit van het college, bijvoorbeeld in het geval van het aangaan van een overeenkomst die ingrijpende gevolgen voor de gemeente kan hebben. Daarnaast betreft het hier de inlichtingen van het college en de burgemeester die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (zie het vierde lid).
Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken worden toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor is wel een redelijke termijn nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.
Het kan zeker niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Het is uiteraard toegestaan dat een kopie van een openbaar stuk wordt gemaakt.
Artikel 17 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.
Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 21 Opening vergadering; ontbreken vergaderquorum
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State.
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Artikel 24 Vaststelling agenda, sprekerslijst, hamerstukken, volgorde agendapunten
Dit artikel is opgenomen om de vergadering efficiënter te kunnen afwikkelen. De raad stelt bij de aanvang van de vergadering de agenda definitief vast.
Over agendapunten als bedoeld in artikel 14, derde lid onder a (hamerstukken) wordt het woord niet gevoerd. Intekenen op de sprekerslijst ten aanzien van deze agendapunten is dan ook niet mogelijk.
In uitzonderingsgevallen is het echter mogelijk dat een lid van de raad bij de voorzitter een verzoek indient alsnog het woord te voeren.
De andere agendapunten worden eveneens aan het begin van de vergadering afgedaan indien geen der leden op de lijst als bedoeld in het eerste lid, heeft aangegeven dat hij het woord wenst te voeren bij een bepaald onderwerp.
Over de overige agendapunten en over de uitzonderingsgevallen als hierboven bedoeld, vindt wel beraadslaging plaats.
Het derdede lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.
Dit artikel behoeft geen toelichting
Het gaat hierbij niet om interrupties (zie ook artikel 28).
Artikel 27 Aantal spreektermijnen
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.
Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Artikel 28 Handhaving orde; schorsing vergadering
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 28 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 57 van dit reglement.
Gelet op het cultuurveranderingsproces binnen de raad en de raadscommissies is in het eerste lid ook opgenomen dat naast de voorzitter ook een ander lid er op mag wijzen indien een spreker zich niet houdt aan de bepalingen van het reglement.
Artikel 29 Beraadslaging; schorsing beraadslaging
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 27).
Artikel 30 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. De voorzitter en de wethouders hebben het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste en tweede lid van de Gemeentewet.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 33 Algemene bepalingen over stemming
De Gemeentewet kent twee vormen van stemmen: schriftelijk en hoofdelijk.
Schriftelijke stemming vindt plaats bij stemming over personen. De procedure van schriftelijke stemming is nader uitgewerkt in artikel 35 van dit reglement.
In artikel 32 van de Gemeentewet is bepaald dat de overige stemmingen (dat wil zeggen, alle andere stemmingen dan waarop artikel 31 betrekking op heeft) bij hoofdelijk oproeping geschieden.
Zo'n overige stemming vindt plaats indien een van de leden van de raad of de voorzitter dat verlangt. In dat geval geschiedt de stemming mondeling.
Indien over een voorstel geen stemming wordt verlangd, is het aangenomen. De raad heeft niet de bevoegdheid van de Gemeentewet af te wijken. Bij wie de stemming begint, is bepaald in het vijfde lid.
De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.
Deze regeling kan er echter niet toe leiden dat een voorstel alsnog word verworpen!
Ook in het geval er dan blijkt dat een meerderheid van de leden aantekening in de notulen vraagt, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd, is het voorstel aangenomen!
Evenmin kan een informele stemprocedure waarbij gevraagd wordt welke leden tegen het voorstel zijn er toe leiden dat het voorstel wordt verworpen. Afgezien van het feit dat in dit geval bijvoorbeeld eventuele onthoudingen van stemming onopgemerkt blijven, is ook in het geval de (vermeende) meerderheid aangeeft tegen het voorstel te zijn, het voorstel - gelet op de dwingend voorgeschreven bepalingen van de Gemeentewet - aangenomen
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Onder een voltallige vergadering wordt verstaan: een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moeten onthouden, een stem hebben uitgebracht.
Met "alle leden waaruit de raad bestaat" wordt het wettelijke aantal (artikel 8 Gemeentewet) bedoeld; in de Beverwijkse situatie derhalve 25 leden.
In artikel 28 van de Gemeentewet is omschreven wanneer een lid van de raad zich van deelname aan een stemming dient te onthouden.
Artikel 34 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 38 en 40 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen. Stemming over een motie vindt, evenals een amendement, plaats voordat de stemming plaatsvindt over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft.
Artikel 35 Stemming over personen
De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).
Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.
In het vijfde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.
Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.
Artikel 36 Herstemming over personen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 37 Beslissing door het lot
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels vast te stellen. Deze nadere regels zijn opgenomen in het tweede tot en met vijfde lid. Op grond van het bepaalde in artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.
Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 27).
Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 34.
Artikel 39 Splitsing onderwerp of voorstel
Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.
Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. In het reglement is verder opgenomen dat een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel uiterlijk tot de sluiting van de beraadslaging kan worden ingediend. Is de beraadslaging eenmaal gesloten (zie artikel 32) dan kan geen motie meer worden ingediend.
Artikel 41 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 42).
Artikel 42 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is in artikel 147a van de Gemeentewet het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Artikel 43 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. In dit reglement heeft de raad deze taak overgelaten aan de agendacommissie. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.
Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.
De raad verleent altijd verlof tot het houden van interpellatie, indien het verzoek tot het houden ervan door tenminste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat het verzoek ondersteunt.
Artikel 45 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.
In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om deze reden is in het reglement opgenomen dat het stellen van mondelinge vragen schriftelijk wordt aangekondigd.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 48 Procedure begroting
Dit artikel behoeft geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.
Artikel 49 Procedure jaarrekening
Dit artikel behoeft geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.
Hoofdstuk 6 Besloten vergadering
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 53 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet persé aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers
Artikel 54 Toehoorders en pers
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 55 Geluid- en beeldregistraties
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 56 Verbod gebruik mobiele communicatiemiddelen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 57 Maatregelen van orde
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Door het opnemen van een citeertitel wordt deze regeling afdoende geïdentificeerd. Toevoeging van vindplaats en datum van vaststelling is bij verwijzing naar dezeRegeling derhalve niet noodzakelijk.