Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ridderkerk

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidieverlening voor de BI-zone winkelcentrum Dillenburgplein e.o. over de jaren 2016-2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRidderkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidieverlening voor de BI-zone winkelcentrum Dillenburgplein e.o. over de jaren 2016-2020
CiteertitelVerordening BI-zone Dillenburgplein e.o 2016-2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De verordening wordt ingetrokken indien er bij de draagvlakmeting geen sprake is van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet.

Deze verordening vervalt op 31 december 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de bedrijveninvesteringszones, art. 1
  2. Wet op de bedrijveninvesteringszones, art. 7
  3. Gemeentewet, art. 6

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-02-2016nieuwe regeling

10-12-2015

Elektronisch gemeenteblad, 2015, 129678

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidieverlening voor de BI-zone winkelcentrum Dillenburgplein e.o. over de jaren 2016-2020

De raad van de gemeente Ridderkerk;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015,

 

gelet op: artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid, van de wet op de bedrijveninvesteringszones en artikel 6, eerste lid, van de Gemeentewet; en

 

gelet op de tussen de gemeente Ridderkerk en de Stichting BIZ Dillenburgplein e.o. (hierna: de stichting) gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 12 november 2015;

 

gezien het advies van de commissie Samen Leven van 1 december 2015;

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidieverlening voor de BI-zone winkelcentrum Dillenburgplein e.o. over de jaren 2016-2020 (Verordening BI-zone Dillenburgplein e.o 2016-2020)

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente Ridderkerk waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. De BI-zone is het gebied van het winkelcentrum Dillenburgplein te Ridderkerk, te weten alle bedrijven binnen het winkelcentrum gevestigd op het Dillenburgplein (de huisnummer 1 tot en met 50), de Louise de Colignylaan (huisnummers 14 tot en met 18) en de Juliana van Stolberglaan (huisnummer 46). Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende kaart (bijlage 1).

  • 2.

    De wet: de wet op de bedrijveninvesteringszones;

  • 3.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • 4.

    Uitvoeringsovereenkomst: een tussen de gemeente Ridderkerk en de stichting gesloten Uitvoeringsovereenkomst voor de periode 2016-2020.

Artikel 2 Aanwijzing stichting

De stichting wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet op de bedrijveninvesteringszones

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid, de veiligheid, de ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Een concreet overzicht van de objecten ter zake waarvan de BIZ-bijdrage geheven zal worden, is opgenomen in bijlage 1.

  • 2.

    De belasting wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3.

    Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4.

    Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Belastingobject

  • 1.

    Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet is genoemd in artikel 220d, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per onroerende zaak.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      werken die zijn bestemd voor de elektriciteitsvoorziening (trafo’s) en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen

    • k.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 8 Belastingtarief

De BIZ-bijdrage per onroerende zaak bedraagt per jaar € 600,-- voor zowel eigenaar als gebruiker.

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de aanslag betaald in een termijn die vervalt op de dag die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 12 Algemeen

Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Ridderkerk van toepassing.

Artikel 13 Subsidievaststelling en wijze van betalen

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidie wordt vastgesteld op het geraamde bedrag van de BIZ-bijdragen die in de artikel 4, eerste lid, bedoelde periode worden geheven, zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst, zijnde 144.000,- euro.

  • 3.

    De eventuele minderopbrengsten (bijvoorbeeld als gevolg van waardevermindering door bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belastingbedragen) zijn voor rekening en risico van de stichting. Eventuele meeropbrengsten komen ten goede aan de stichting.

  • 4.

    Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de subsidievaststelling en wijze van betalen.

Artikel 14 wijze van betalen

  • 1.

    De subsidie wordt betaald in gelijke jaarlijkse termijnen van 28.800,- euro voor 31 december van elk jaar waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven.

  • 2.

    In de uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van verrekening van de meer- en minderopbrengsten van de geheven BIZ-bijdragen ten opzichte van de betaalde voorschotten.

Artikel 15 Melding van relevante wijzigingen

  • 1.

    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2.

    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Artikel 16 Delegatie van de bevoegdheid tot intrekken of wijzigen subsidievaststelling

Het college is bevoegd tot het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van de subsidievaststelling bedoeld in artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt een dag na bekendmaking in werking.

  • 2.

    De verordening wordt ingetrokken indien er bij de draagvlakmeting geen sprake is van voldoende steun, als bedoeld in artikel 4 van de wet.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4.

    Deze verordening vervalt op 31 december 2020.

Artikel 18 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening BI-zone Dillenburgplein 2016-2020’.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 december 2015,

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage 1: Begrenzing BI-Zone Dillenburgplein

De BI-zone Dillenburgplein omvat de volgende straten en huisnummers:

  • ·

    Dillenburgplein 1 tot en met 50

  • ·

    Juliana van Stolbergstraat 46

  • ·

    Louise de Colignylaan 14 tot en met 18.