Organisatie | Renkum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum februari 2010 |
Citeertitel | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum februari 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum februari 2010
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-02-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 02-02-2010 Veluwepost, 05-02-2010 | n.v.t. |
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
De begripsbepalingen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Verordening
Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2010
(hierna de “Verordening”) zijn van toepassing op dit Besluit.
De criteria, zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening, ter vaststelling van het antwoord op de vraag of een individuele voorziening wordt uitgekeerd in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget zijn de volgende:
Het kenmerk van een voorziening in natura is, dat deze niet in de vorm van een geldsom wordt verstrekt. De desbetreffende voorziening wordt in bruikleen, eigendom of huur verstrekt en bij huishoudelijke hulp ontvangt de aanvrager hulp in de vorm van een persoon, die dienstverlening verzorgt.
Indien van de voorziening geen of niet langer gebruik wordt gemaakt, vloeit de voorziening terug naar de gemeente en kan deze voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel) weer hergebruikt worden.
Het kenmerk van een financiële tegemoetkoming is, dat de vergoeding voor een voorziening altijd betrekking heeft op een deel van de meerkosten. Hoofdstuk 3 van dit Besluit geeft een limitatieve opsomming van de voorzieningen, die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De aanvrager heeft hierin geen keuze.
Een persoonsgebonden budget is een geldsom, waarmee de aanvrager de aanschaf kan bekostigen dan wel dienstverlening kan inkopen.
De aanvrager kan kiezen of hij een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wil ontvangen met uitzondering van de situatie zoals bedoeld in artikel 2.2.
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
Hoofdstuk 3 Bijzondere regels over de financiële tegemoetkoming
Hieronder worden de kostensoorten opgesomd, die voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen:
1.Bij de verstrekking van een forfaitair bedrag, zoals bedoeld in artikel 3.2, eerste lid onder a., b. en c. behoeft de aanvrager alleen verantwoording af te leggen als het college daarom schriftelijk verzoekt.
2.Bij de verstrekking van een maximale bijdrage, zoals bedoeld in artikel 3.2, tweede lid onder d, legt de aanvrager verantwoording af door binnen drie maanden na de toestemming een betalingsbewijs te overleggen.
3.Bij de verstrekking van een maximale bijdrage, zoals bedoeld in artikel 3.2, tweede lid onder e. en f., legt de aanvrager verantwoording af door het overleggen van de relevante bescheiden.
Hoofdstuk 4 Omvang eigen bijdrage
De eigen bijdrage wordt bij Hulp bij het huishouden begrensd tot maximaal de kosten van de feitelijk ingezette uren en bij de woon- en vervoersvoorzieningen tot de kosten van de voorziening.
Artikel 4.1 Omvang eigen bijdrage van een ongehuwd persoon van 18 - 65 jaar
Het bedrag dat de ongehuwde persoon van 18 - 65 jaar dient te betalen bedraagt €17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.222,- per jaar het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.222,- (*).
Artikel 4.2 Omvang eigen bijdrage van een ongehuwd persoon van 65 jaar en ouder
Het bedrag dat een ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder dient te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.256,- per jaar het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.256,- (*).
Artikel 4.3 Omvang eigen bijdrage van gehuwde personen, indien één van beiden 18 - 65 jaar is of beiden 18 - 65 jaar zijn
Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen aan eigen bijdrage dienen te betalen indien een van beiden 18 - 65 jaar is of beiden 18 – 65 jaar zijn bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 27.222,- per jaar het bedrag van
€ 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 27.222,-.
Artikel 4.4 Omvang eigen bijdrage van gehuwde personen, indien beiden 65 jaar of ouder zijn
Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn aan eigen bijdrage dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 21.058,- per jaar het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 21.058,- (*).
Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen.
Paragraaf 3 Bouwkundige- en woontechnische woonvoorzieningen
Artikel 5.4 Kosten bouwkundige- of woontechnische woonvoorziening
Alleen de kosten van de navolgende bouwkundige- of woontechnische voorzieningen komen voor vergoeding in aanmerking:
het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;
Artikel 5.5 Hoogte persoonsgebonden budget in verband met kosten voor het verwerven
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 15 onder b van de verordening betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een PGB verstrekken voor extra te verwerven vierkante meters grond.
Artikel 5.6 Aanpassing bij woonwagens
Het college verleent alleen een PGB in de aanpassingskosten van een woonwagen indien aan de volgende vereisten wordt voldaan:
Artikel 5.7 Aanpassing bij woonschepen
Het college verleent slechts een PGB in de aanpassingskosten van een woonschip indien:
Artikel 5.8 Technische levensduur
Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 900,-.
Artikel 5.9 Aanpassing bij binnenschepen
Het college verleent slechts een PGB in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:
Paragraaf 4 Niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorzieningen
Artikel 5.12 Hoogte persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie
1.Het college verleent alleen een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie, indien:
de desbetreffende woonvoorziening op grond van de verordening en het besluit is verleend;
2.De omvang van het persoonsgebonden budget is gebaseerd op de werkelijke kosten, maar bedraagt voor onderhoud en keuring ten hoogste de kosten als vermeld in de bijlage. De kosten voor reparatie kunnen bij de gemeente worden gedeclareerd onder overlegging van de nota.
Artikel 5.13 Hoogte kosten in verband met tijdelijke huisvesting
De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid onder a. en b. wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.
Het college verleent een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt voor de kosten zoals bedoeld in het vijfde lid onder a en c en met een maximum van 50 % van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt voor de kosten als bedoeld in het vijfde lid onder b.
Artikel 5.14 Hoogte financiële tegemoetkoming in verband met huurderving
1.In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan
€ 4000,- is aangepast, verstrekt het college aan de verhuurder van de woning een financiële tegemoetkoming in verband met derving van huurinkomsten als hij die woning weer in verhuurbare staat moet terugbrengen voor de duur van maximaal vijf maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt;
2.De verhuurder moet de leegstand van de desbetreffende woning binnen vier weken bij de gemeente melden;
3.Er wordt geen vergoeding verstrekt, indien deze melding niet binnen vier weken na het leegkomen heeft plaatsgevonden;
4.De hoogte van de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de kale huur van de woonruimte met een maximum van de maximale huur waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.
Artikel 5.15 Hoogte financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering
De werkelijke kosten van woningsanering worden in beginsel vergoed tot een maximum bedrag. Daarbij wordt uitgegaan van de door het NIBUD aangeleverde bedragen en wordt uitgegaan van een lineaire afschrijving gedurende 7 jaar.
Artikel 5.16 Hoogte persoonsgebonden budget van een losse woonunit
Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden kan een losse woonunit, zoals bedoeld in artikel 17 van de verordening, verstrekt worden. Hiervoor wordt een PGB verstrekt.
De hoogte van een PGB voor een losse woonunit wordt afgestemd op de huurkosten van de voorziening, die de gemeente moet betalen.
Artikel 5.17 Eigen bijdrage/aandeel
Op woonvoorzieningen vanaf € 1000 in artikel 13 onder b en c van de Verordening wordt een eigen bijdrage berekend.
Op woonvoorzieningen vanaf € 1000 in artikel 13 lid d van de Verordening wordt een eigen aandeel berekend.
Op woonvoorzieningen in artikel 13 onder a van de Verordening wordt geen eigen bijdrage berekend.
Op woonvoorzieningen in artikel 13 onder a van de Verordening (algemene woonvoorziening), artikel 15 lid a van de Verordening (verhuiskosten) en artikel 5.14 van het Besluit (huurderving) wordt geen eigen bijdrage berekend.
De wijze van berekening van de eigen bijdrage/aandeel is omschreven in artikel 4 van dit Besluit.
Hoofdstuk 6 Vervoersvoorzieningen
Paragraaf 2 Verplaatsingsmiddelen
Artikel 6.2 Hoogte persoonsgebonden budget voor een verplaatsingsmiddel
1.Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de gemeente goedkoopst-adequate voorziening.
Het persoonsgebonden budget wordt verhoogd met een vast bedrag voor onderhoud en reparatie. Dit vaste bedrag is nooit meer dan het bedrag aan onderhoud en reparatie, dat het college afspreekt te betalen aan een gecontracteerde leverancier (s) bij de aanschaf van dezelfde vervoersvoorziening in natura;
Artikel 6.3 Specifiek beleid bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget
De hoogte van een persoonsgebonden budget voor de huur van een gesloten buitenwagen of een bruikleenauto, wordt afgestemd op de kosten, die het college zou moeten maken bij de huur van dezelfde voorziening in verband met een verstrekking in natura.
Artikel 6.5 Hoogte financiële tegemoetkoming
Indien geen gebruik kan worden gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer bedraagt de financiële tegemoetkoming voor de vervoerskosten voor een persoon :
Artikel 6.7 Eigen bijdrage/aandeel
Op de vervoersvoorzieningen vanaf € 1000 in artikel 22 onder b en c van de Verordening wordt een eigen bijdrage berekend.
Op de vervoersvoorziening vanaf € 1000 in artikel 22 lid d van de Verordening wordt een eigen aandeel berekend.
Op de vervoersvoorziening in artikel 22 onder a van de Verordening wordt geen eigen bijdrage berekend.
Op de vervoersvoorziening in artikel 22 onder a en d van de Verordening en op vervoersvoorzieningen die in bruikleen verstrekt worden, wordt geen eigen bijdrage berekend.
De wijze van berekening van de eigen bijdrage/aandeel is omschreven in artikel 4 van dit Besluit.
Artikel 7.2 Hoogte persoonsgebonden budget voor een rolstoel
1.Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.
2.Het persoonsgebonden budget wordt verhoogd met een vast bedrag voor onderhoud en reparatie. Dit vaste bedrag wordt vastgesteld door 5,5 % van de bruto nieuwsprijs (exclusief BTW) te nemen gedurende de afschrijfperiode van de voorziening en is nooit meer dan het bedrag aan onderhoud en reparatie, dat het college afspreekt te betalen aan een gecontracteerde leverancier (s) bij de aanschaf van dezelfde voorziening in natura;
3.Het persoonsgebonden budget wordt verhoogd met de extra premiekosten ter dekking van schade en diefstal.
Hoofdstuk 8 Hulp bij het huishouden
Artikel 8.2 Hoogte persoonsgebonden budget
c. Overgangsbepaling: € 17,20 voor 1 uur per week huishoudelijke hulp voor diegenen, aan wie de gemeente vòòr de datum inwerkingtreding van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning februari 2010 een persoongebonden budget voor hulp bij huishouden heeft toegekend. Deze overgangsbepaling geldt tot 1 januari 2011, daarna geldt voor deze categorie eveneens het tarief van € 15,00 voor 1 uur. Deze overgangsbepaling is niet van toepassing op de in artikel 8.2 lid 3 sub b genoemde categorie personen.
Advisering en samenhangende afstemming
(oud artikel 8) Het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning van juli 2008 onder artikel 8 vallend onderdeel over Samenhangende afstemming zal in de Verordening maatschappelijke ondersteuning onder artikel 33 worden opgenomen.
Hoofdstuk 9 Terugvordering en verrekening
Artikel 9.1 Terugvordering van een voorziening
Indien een aanvrager met een persoonsgebonden budget een voorziening in eigendom heeft verworven, en hij de voorziening op de door het college bedoelde wijze niet meer gebruikt, dient de aanvrager of de nabestaande(n) de waarde van de desbetreffende voorziening volgens de in artikel 9.2 beschreven afschrijvingssystematiek terug te betalen aan de gemeente dan wel de voorziening binnen een redelijke termijn aan de gemeente te schenken.
Artikel 9.2 Afschrijvingssystematiek
Categorie 1: Kinderrolstoelen, incidenteel en permanent
Kinderrolstoelen elektrisch voor binnen en buiten
Categorie 2: rolstoelen voor incidenteel, passief en actief gebruik
Elektrische rolstoelen voor binnen/buiten gebruik
Transferlift (actief en passief)
4.Indien rolstoelen zeer intensief worden gebruikt, kan worden afgeweken van de gemiddelde afschrijvingsduur, als de budgethouder aannemelijk maakt, dat in verband met bijzondere omstandigheden door intensief gebruik een eerdere afschrijving noodzakelijk is.
Artikel 9.3 Verrekening van een voorziening
Indien een aanvrager met een persoonsgebonden budget een voorziening in eigendom heeft verworven, en hij de voorziening binnen de afschrijvingstermijn van zeven jaar niet meer gebruikt, omdat deze niet meer adequaat is, wordt de waarde van de desbetreffende voorziening verrekend met een eventueel nieuw toe te kennen persoonsgebonden budget. De waarde van de voorziening is gebaseerd op de afschrijvingssystematiek, zoals bedoeld in artikel 9.2, derde lid.
Artikel 9.4 Terugvordering van een persoonsgebonden budget bij de aanschaf van een nieuwe voorziening
Artikel 9.5 Terugvordering van een persoonsgebonden budget bij de aanschaf van een tweedehands voorziening
Indien een aanvrager een persoonsgebonden budget ontvangt en met de middelen uit dit budget een tweedehands voorziening wil aanschaffen, dient hij dit bij zijn aanvraag kenbaar te maken. De omvang van het PGB wordt in dat geval vastgesteld aan de hand van de afschrijvingssystematiek zoals bedoeld in artikel 9.2, derde lid. Het college gaat tot terugvordering over van het verschil tussen het aldus vastgestelde PGB en de feitelijke kosten van de tweedehands voorziening.
Indien de aanvrager een PGB ontvangt voor een nieuwe voorziening en met de middelen uit dit budget een tweedehands voorziening heeft aangeschaft zonder dit aan het college kenbaar te hebben gemaakt, vordert het college het verschil terug tussen het ontvangen PGB en de feitelijke kosten van de tweedehands voorziening.
Artikel 9.6 Terugvordering van een persoonsgebonden budget bij hulp bij het huishouden
Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum januari 2010 wordt ingetrokken per de datum van inwerkingtreding van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum februari 2010.
Aldus besloten in de vergadering van het college, gehouden op 2 februari 2010
De secretaris, de burgemeester,
Tijdnormering hulp bij het huishouden
De tijdnormering is indicatief. Er moet altijd worden gekeken naar de individuele situatie. Als er sprake is van een bijzondere situatie kan er van de tijdnormering worden afgeweken.
Hulp bij het huishouden voor een alleenstaande (appartement)
Hulp bij het huishouden voor een alleenstaande (eengezinswoning)
Hulp bij het huishouden voor een twee/meerpersoonshuishouden
(woonsituatie niet van belang)
Hulp bij het huishouden voor overige activiteiten voor alleenstaanden/
Het aantal m2, dat voor een persoonsgebonden budget in aanmerking komt, is per vertrek gemaximeerd (zie de tabel).
Het aantal m2 genoemd in de tweede kolom komt slechts voor een persoonsgebonden budget in aanmerking voor zover de desbetreffende ruimte het aantal m2 in de eerste kolom niet overschrijdt.
Maximaal aantal m2 waarvoor een pgb wordt verleend bij een aanbouw van een vertrek | Maximaal aantal m2 waarvoor een pgb wordt verleend bij een uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek | |
BEDRAGEN VOORZIENINGEN WMO (2010)
Per 1-1-2010 zijn bedragen van vergoedingen in het kader van de WMO geïndexeerd en kunnen deze worden verhoogd met 1,3 % (advies Schulinck).
Tegemoetkoming in vervoerskosten:
Gedeeltelijke kostenvergoedingen (50 %)
De bedragen genoemd in bijlage II van de verordening zijn als volgt gewijzigd: