Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Doesburg

Verordening op de heffing en invordering van lig-, haven- en kadegelden in de gemeente Doesburg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDoesburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van lig-, haven- en kadegelden in de gemeente Doesburg
CiteertitelVerordening scheepvaartrechten
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpLokale heffingen
Externe bijlageRaadsbesluit

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 229 Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2012Gewijzigde regeling

08-11-2011

Regiobode, 7 december 2011

Geen
01-01-201101-01-2012Gewijzigde regeling

28-10-2010

Regiobode, 10 november 2010

Geen
01-01-201031-12-2010Nieuwe regeling

05-11-2009

Regiobode, 18 november 2009

Geen
01-01-2015Intrekking

Tekst van de regeling

Intitulé

“Verordening op de heffing en invordering van lig,-, haven- en kadegelden in de gemeente Doesburg”

De raad van de gemeente Doesburg;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2009;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet:

 

besluit vast te stellen de:

“Verordening op de heffing en invordering van lig,-, haven- en kadegelden in de gemeente Doesburg”

Afdeling I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    haven: de havens in eigendom, beheer of gebruik zijnde bij de gemeente;

  • b.

    kade: de openbare kaden, oevers, steigers of meerpalen in eigendom, beheer of gebruik zijnde bij de gemeente;

  • c.

    vaartuig; elk voorwerp, dienende tot vervoer te water, met inbegrip van lichter-, magazijn- en woonschepen, kantoorboten, houtvlotten en botenhuizen, hoe ook genaamd;

  • d.

    schipper: hij, die aan boord van enig vaartuig het gezag voert of feitelijk met de uitvoering daarvan is belast;

  • e.

    laden en/of lossen: het in- en/of ontschepen van reizigers, voor wie vracht wordt betaald en van goederen, met uitzondering van winkelwaren, bestemd voor gebruik door de schipper en diens gezin en brandstoffen, respectievelijk dienende voor eigen gebruik der opvarenden en tot voortbeweging van het vaartuig;

  • f.

    waterverplaatsing: de in m3 uitgedrukte waterverplaatsing van een vaartuig tussen het vlak van de grootste toegelaten diepgang en het vlak van inzinking van het ledige vaartuig;

  • g.

    havenmeester: de ambtenaar aan wie het toezicht op de haven en de kade is opgedragen of zijn plaatsvervanger.

Artikel 2
  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt de waterverplaatsing van een vaartuig berekend volgens de geldige meetbrief.

  • 2.

    Bij gebreke van een geldige meetbrief of bij weigering deze te tonen wordt de waterverplaatsing door de havenmeester geschat en is de belasting naar de uitkomst van die schatting verschuldigd.

  • 3.

    De meting geschiedt overeenkomstig de voorschriften, welke van rijkswege voor het meten van vaartuigen gelden.

Artikel 3

In de gevallen, waarin de belasting wordt geheven naar de in te nemen plaatsruimte van het vaartuig, wordt deze berekend door de grootste lengtemaat ervan te vermenigvuldigen met de grootste breedtemaat.

Artikel 4

Bij de berekening van de verschuldigde belasting worden onderdelen van de tijdvakken en van de eenheden, waarover de tarieven worden berekend, voor een geheel gerekend.

Afdeling II Liggeld

Artikel 5
  • 1.

    Voor het gebruik maken van de kaden tot het neerleggen van goederen afkomstig uit vaartuigen of bestemd om daarin te worden geladen wordt onder de naam liggeld een belasting geheven, te rekenen van de tweede dag nadat de goederen zijn neergelegd.

  • 2.

    De havenmeester regelt dit gebruik maken; de in gebruik genomen oppervlakte wordt door hem gemeten.

Artikel 6

Het liggeld wordt berekend naar de door de goederen ingenomen oppervlakte en bedraagt:

  • a)

    gedurende de eerste maand per vierkante meter € 0,17;

  • b)

    gedurende elke volgende maand per vierkante meter € 0,10.

Artikel 7

Het liggeld wordt geheven van degene die ten behoeve van het plaatsen van goederen van de haven gebruik maakt.

Afdeling III Haven- en kadegeld

Artikel 8

Onder de naam haven- en kadegeld wordt een belasting geheven wegens het gebruik maken van gemeentelijk vaarwater of van havens en/of kaden ten behoeve van vaartuigen.

Artikel 9

Onder gebruik wordt mede verstaan:

  • a.

    het langs de kaden ligplaats doen nemen door vaartuigen, los en op zodanige afstand van de wal, dat daardoor, zulks ter beoordeling van de havenmeester, het ligplaats nemen aan die kaden van andere, minder grote of even grote vaartuigen wordt verhinderd of belemmerd;

  • b.

    het niet-onmiddellijk doch door middel van een ander drijvend voorwerp meren van een vaartuig.

Artikel 10
  • 1.

    Het haven- en kadegeld wordt geheven van de schipper, of bij gebreke daarvan van de eigenaar of beheerder van het aan deze belasting onderworpen vaartuig, indien zij per keer wordt berekend, zodra het gebruik een aanvang neemt en overigens, voor de aanvang van het tijdvak, waarover de betaling strekt.

  • 2.

    De berekening per keer of per tijdvak geschiedt ter keuze van de belastingplichtige.

Artikel 11
  • 1.

    Het haven- en kadegeld bedraagt, indien het per keer wordt berekend:

    • a.

      voor pleziervaartuigen, voor iedere m2 in te nemen plaatsruimte:

      • 1.

        gedurende niet meer dan zeven achtereenvolgende dagen € 0,06

      • 2.

        gedurende dertig achtereenvolgende dagen € 0,11.

    • b.

      voor sleepboten, baggermachines, elevatoren, drijvende werktuigen, zogenaamd aannemersmateriaal, drijvende werkinrichtingen, boot-, badhuizen, woonschepen, houtvlotten, balken, aanlegsteigers en dergelijke, voor iedere m2 in te nemen plaatsruimte € 0,06.

    • c.

      voor vaartuigen, die in deze gemeente laden of lossen of passagiers innemen of aan de wal zetten voor iedere m3 waterverplaatsing € 0,07;

    • d.

      het minimum-tarief voor de ander a, b en c bedoelde vaartuigen bedraagt € 1,78.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 van dit artikel bedraagt het haven- en kadegeld voor vrachtvaartuigen, welke Doesburg als tussenplaats aandoen met de uitsluitende bedoeling goederen te lossen en/of te laden en die binnen 24 uur na aankomst vertrekken, per 100 kg. geloste en/of geladen goederen volgens het manifest van de schipper voor iedere m3 waterverplaatsing f 0,08;

    met dien verstande dat het bepaalde in lid 1 sub d van dit artikel van toepassing is.

  • 3.

    Voor vaartuigen, uitgezonderd pleziervaartuigen, ten behoeve waarvan langer dan veertien dagen zonder onderbreking van een haven en/of kade gebruik gemaakt wordt, is opnieuw haven- en kadegeld verschuldigd voor elk volgend tijdvak van veertien dagen.

Artikel 12

Het haven- en kadegeld bedraagt, indien het per tijdvak wordt berekend voor een kalenderjaar:

  • a.

    voor vaartuigen, bedoeld in artikel 11, lid 1 sub a en b voor iedere vierkante meter in te nemen plaatsruimte:

    • 1.

      voor gebruik ten hoogste iedere week twee malen € 1,31;

    • 2.

      voor gebruik meer dan twee malen per week € 1,86,

  • b.

    voor vaartuigen, bedoeld in artikel 11, lid 1 sub c per kubieke meter waterverplaatsing:

    • 1.

      voor gebruik ten hoogste iedere week twee malen € 1,44;

    • 2.

      voor gebruik meer dan twee malen per week € 1,96.

Artikel 13

Indien een vaartuig, waarvoor haven- en kade geld bij abonnement is voldaan, in de loop van het jaar door een ander wordt vervangen, kan het bewijs, waardoor van die betaling blijkt, met toestemming van burgemeester en wethouders worden overgeschreven, onder bijbetaling eventueel van het meerdere bedrag, dat wegens de grotere afmetingen van het vaartuig zal zijn verschuldigd, berekend over het aantal maanden van het jaar, dat nog niet is verstreken.

Artikel 14

De schipper die van gemeentelijk vaarwater of van havens en/of kaden direct of indirect gebruik maakt, is, tenzij het voor dat gebruik verschuldigde recht reeds bij abonnement is voldaan, verplicht ten spoedigste en althans binnen twee uren na aankomst, aangifte te doen ten kantore van de havenmeester, onder overlegging, voor zoveel mogelijk, van de geldige meetbrief of van enig ander document, waaruit de inhoudsgrootte van het vaartuig blijkt.

Artikel 15

Geen haven- en kadegeld wordt geheven voor het gebruikmaken van een haven en/of kade ten behoeve van:

  • a.

    rijksvaartuigen, uitsluitend bestemd voor de openbare dienst;

  • b.

    hospitaalschepen;

  • c.

    vaartuigen, waarvan de schippers ten genoegen van de havenmeester aantonen, dat zij wegens ernstige familie-omstandigheden of om redenen van overmacht van de haven en/of kade gebruik moeten maken en mits niet wordt gelaten en/of gelost;

  • d.

    vaartuigen, welke aanleggen tot het doen van inkopen van levensmiddelen, mits dit niet langer duurt dan drie uren en gedurende die tijd niet wordt geladen en/of gelost;

  • e.

    vaartuigen, uitgezonderd pleziervaartuigen en passagierschepen welke tussen zaterdag 12.00 uur of tussen 12.00 uur van de dag, onmiddellijk voorafgaande aan een algemeen erkende Christelijke feestdag en 6.00 uur van de dag, onmiddellijk volgende op de zondag of een algemeen erkende Christelijke feestdag in de haven (aan de kade) verblijft, zonder te hebben geladen en/of gelost;

  • f.

    vaartuigen, die door ijsgang hun reis niet kunnen vervolgen, mits niet wordt geladen en/of gelost. De ijsgang wordt gerekend aan te vangen met de dag, waarop van rijkswege de boeien worden weggenomen en op te houden met de dag, waarop deze boeien worden herplaatst;

  • g.

    bij vaartuigen behorende roeiboten;

  • h.

    pleziervaartuigen, voor het opnieuw van de haven en/of kade gebruik maken binnen het tijdvak, waarvoor haven- en kadegeld is voldaan.

Artikel 16
  • 1.

    Voor vaartuigen, welke in een haven ligplaats nemen voor het doen verrichten van belangrijke herstellingen of veranderingen bij een alhier gevestigde scheepswerf of reparatie-inrichting en geen goederen laden en/of lossen, is geen haven- en kadegeld verschuldigd over een aaneengesloten tijdvak van ten hoogste 90 dagen, te rekenen van de dag af, waarop de vaartuigen ligplaats hebben ingenomen, mits aan de havenmeester, zowel van het tijdstip van aanvang als van dat van het einde der herstellingen of veranderingen, schriftelijk is kennis gegeven.

  • 2.

    Herstellingen of veranderingen worden als belangrijk aangemerkt indien vitale delen van het vaartuig tijdelijk hun normale functie niet kunnen verrichten en het vaartuig als gevolg daarvan zolang niet als bedrijfs- of vaarklaar, dan wel niet als los- of laadgereed kan worden beschouwd.

Afdeling IV Algemene bepalingen

Artikel 17

Alle krachtens deze verordening verschuldigde belastingen worden geïnd door de havenmeester namens de gemeente-ontvanger. Het geïnde geld dient op de tweede werkdag van elke maand bij de kassier ten kantore van de gemeente-ontvanger te worden gestort, nadat ter gemeentesecretarie een specificatie van de ontvangen gelden is verstrekt.

Artikel 18
  • 1.

    Bij het betalen wordt aan hem, die betaalt, een bewijs afgegeven, dat het verschuldigde is voldaan.

  • 2.

    De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingsweg 1990 (Stb. 221) gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen.

Artikel 19

Alle krachtens deze verordening verschuldigde belastingen dienen bij vooruitbetaling te worden voldaan.

Artikel 20

De havenmeester is, voorzover zulks naar zijn oordeel nodig is, met het oog op de invordering der rechten, bevoegd tot het betreden van de vaartuigen, welke binnen de gemeente liggen, met uitzondering van de tot woning bestemde gedeelten.

Artikel 20a Rente

  • 1.

    Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van de lig-, haven- en kadegelden.

  • 2.

    De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt daarbij overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van de in het tweede lid genoemde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van f 50,- niet te boven gaat.

Artikel 20a
  • 1.

    Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van de lig-, haven- en kadegelden.

  • 2.

    De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt daarbij overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van de in het tweede lid genoemde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van f 50,- niet te boven gaat.

Artikel 21

Deze verordening, welke kan worden aangehaald onder de naam “Verordening scheepvaartrechten”, treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 22

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de verordening op de heffing en invordering van lig-, haven- en kadegelden in de gemeente Doesburg, vastgesteld bij besluit van de raad van 28 december 1968, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 20 februari 1969, nr. 75 tot 1 januari 1974, zoals deze verordening nader is gewijzigd met dien verstande dat zij van kracht blijft ten aanzien van vóór 1 januari 1974 verschuldigde rechten.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van 5 november 2009.

De griffier,

W. Stoppels

De voorzitter,

drs. C.J.G. Luesink,