Organisatie | Rheden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Monumenten 1998 |
Citeertitel | Subsidieverordening Monumenten 1998 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-10-2009 | 01-07-2009 | 24-06-2017 | art. 21 | 29-09-2009 Regiobode, 28-10-2009 | Geen |
15-07-1998 | Nieuwe regeling | 30-06-1998 Regiobode | Geen | ||
div. artikelen | 27-03-2001 Regiobode | Geen |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
monument: een object dat op grond van de ‘Monumentenverordening 1994’ is geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst; bijgebouwen, interieurelementen en andere aanhorigheden bij en in een monument worden als onderdeel van het monument aangemerkt indien deze als waardevol worden vermeld in de redengevende beschrijving van het monument;
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen voor restauratie- en onderhoudswerkzaamheden aan monumenten.
HOOFDSTUK 2 DE AANVRAAGPROCEDURE
De aanvraag om subsidie als bedoeld in deze verordening kan schriftelijk bij burgemeester en wethouders worden ingediend op een door hen vastgesteld formulier in de periode van 1 mei tot 1 november van het jaarvoorafgaande aan het kalenderjaar, waarin de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd, respectievelijk met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt.
Artikel 8 Aanvullen van de gegevens
Indien de aanvraag niet volledig is of niet voorzien is van de in artikel 7 bedoelde gegevens dan wel wanneer deze gegevens onvoldoende duidelijk zijn om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen doen burgemeester en wethouders daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de aanvrager.
De aanvrager dient binnen de in de mededeling aangegeven termijn zijn aanvraag aan te vullen met de nog ontbrekende gegevens of deze gegevens desgevraagd te verduidelijken. Indien de gevraagde gegevens niet binnen deze termijn zijn verstrekt, nemen burgemeester en wethouders de aanvraag niet in behandeling.
Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend éénmaal per twee kalenderjaren subsidie verlenen voor hetzelfde monument voor de volgende restauratiewerkzaamheden:
Herstel van afzonderlijke monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet in combinatie met herstel van het casco. Het gaat dan om zaken als schouwen, vloeren, trappartijen, plafonds, schilderingen, pleister- en schilderwerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen met omlijsting en gevelonderdelen.
Subsidie kan uitsluitend worden verleend aan de natuurlijke of rechtspersoon, die krachtens het eigendomsrecht het genot heeft van een monument, of dit recht aantoonbaar in de naaste toekomst verkrijgt.
Artikel 11 Subsidiepercentage en -maximum
De subsidie in de kosten van het herstel of onderhoud van een monument bedraagt 25% van het totaal van de door burgemeester en wethouders subsidiabel geachte kosten, als genoemd in artikel 9, tot een bedrag van maximaal € 2.268,90 per aanvraag en wordt slechts eenmaal per twee kalenderjaren voor hetzelfde monument verstrekt.
Artikel 13 Toestaan inspectie (ambtelijk) deskundige
De aanvrager van subsidie dient een door burgemeester en wethouders aangewezen deskundige of ambtenaar in gemeentelijke dienst desgewenst de gelegenheid te bieden het monument en de wijze waarop de werkzaamheden zullen worden of zijn uitgevoerd, te inspecteren.
Artikel 14 Uitvoeringsvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen aan de uitvoering van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend nadere voorschriften verbinden.
Artikel 15 Schriftelijke toestemming bij afwijking van de verstrekte gegevens
De werkzaamheden ten behoeve waarvan de subsidie is verleend, mogen niet in afwijking van de terzake verstrekte gegevens worden uitgevoerd, tenzij met schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders.
De subsidie wordt niet verleend indien één of meerdere van de navolgende situaties zich voordoen:
HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEVASTSTELLING EN -UITBETALING
Binnen 12 weken na het gereedkomen van de voorzieningen dient de aanvrager met gebruikmaking van een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier te verklaren, dat de werkzaamheden zijn voltooid. Dit gereedmeldingsformulier dient volledig ingevuld te zijn en vergezeld te gaan van alle gevraagde gegevens en facturen als bedoeld in artikel 20, lid 1, sub c.
HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 27 Citeertitel en inwerkingtreding
Op de in het tweede lid genoemde datum vervalt uit de Subsidieverordening Dorpsvernieuwing 1995, hoofdstuk 4, de artikelen 45 tot en met 62, alsmede alle onderdelen en teksten in de Verordening Dorpsvernieuwing, die verwijzen naar de het hiervoor genoemde hoofdstuk 4.
Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 29 september 2009, nr. 3.2.
Artikelsgewijze toelichting Subsidieverordening Monumenten 1998
Monumenten kunnen bestaan uit een samengesteld geheel van een hoofdobject met, daarbij behorende, aparte onderdelen zoals een koetshuis, een hek of interieuronderdelen. In die gevallen geldt dat de onderhouds- of restauratiekosten voor die bijbehorende onderdelen in de subsidieaanvraag mogen worden meegenomen, mits de desbetreffende onderdelen ook als beschermingswaardig in de redengevende beschrijving zijn aangeduid. Een subsidie voor een onderdeel wordt toegeschreven aan het hoofdobject. Voor verschillende onderdelen kunnen dus geen afzonderlijke aanvragen worden ingediend.
Tussen onderhoud en restauratie bestaat niet altijd een scherp te trekken grens. Toch zijn er wel verschillen in aan te geven. Het gaat daarbij om aard en omvang van de werkzaamheden. Onderhoudswerkzaamheden zijn naar hun aard meer gericht op het op peil houden van de bouwkundige staat van het gebouw. Naar omvang gaat het om vervanging en herstel van onderdelen die binnen de totaliteit van het gehele gebouw een beperkte betekenis hebben.
Restauratiewerkzaamheden zijn naar hun aard meer gericht op het herstel van het casco van het gebouw. Naar omvang gaat het dan om de vervanging of herstel van wezenlijke onderdelen van het gebouw. Van restauratie wordt ook gesproken indien sprake is van de uitvoering van een groot aantal onderhoudswerkzaamheden tegelijk.
Voor een beschrijving van de subsidiabele onderhouds- en restauratiekosten wordt verwezen naar artikel 9 van de verordening.
De raad reserveert jaarlijks of voor een aantal jaren ineens (bijvoorbeeld de duur van een raadsperiode) een bedrag voor het subsidiëren van gemeentelijke monumenten. Indien het honoreren van een subsidieaanvraag zou leiden tot overschrijding van dit budget, dient de aanvraag te worden afgewezen. Een aldus afgewezen aanvraag komt niet automatisch het daaropvolgende jaar voor subsidie in aanmerking, maar moet dan opnieuw tegen de dan voorliggende aanvragen worden afgewogen en zo een plaats op de prioriteitenlijst krijgen. Er is binnen de verordening immers bewust voor gekozen om het toe- of afwijzen van subsidie af te laten hangen van de noodzaak van de uitvoering van de gevraagde voorzieningen. Het 'doorschuiven' van afgewezen aanvragen zou met dit uitgangspunt in strijd zijn. Overigens is het wel zo dat de datum van ontvangst doorslaggevend is op het moment dat de inhoudelijke toetsingscriteria niet tot een prioritering leiden.
Dit artikel biedt een ontsnappingsmogelijkheid ingeval zich de (nood-)situatie voordoet dat na de toewijzing van de subsidies dringende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd aan een monument waarvoor geen subsidie was aangevraagd en waarvoor de subsidietoewijzing in het daaropvolgende kalenderjaar te laat zou komen. De subsidie kan dan toch worden toegezegd onder voorbehoud dat de raad voor het daaropvolgende kalenderjaar weer voldoende subsidiebudget beschikbaar stelt.
De planmatige aanpak die in deze verordening wordt gekozen, verlangt dat eigenaren tijdig hun plannen maken en ook bekendmaken aan de gemeente. Alleen zo kan worden bereikt dat aanvragen tegen elkaar kunnen worden afgewogen. Gezien het belang van een planmatige aanpak is het maken van een onderhouds- of een restauratieplan subsidiabel.
De periode voor het indienen van een aanvraag is zodanig gekozen dat iedere eigenaar die een aanvraag heeft ingediend uiterlijk medio februari van het jaar waarin hij met de werkzaamheden wil beginnen, uitsluitsel heeft over het al dan niet krijgen van zowel de gemeentelijke als de provinciale subsidie en een eventuele monumentenvergunning. Er is dan nog genoeg tijd om afspraken te maken met bijvoorbeeld een aannemer.
Het te overleggen inspectierapport kan van bijvoorbeeld de Monumentenwacht, een monumentenadviesbureau of een restauratiearchitect zijn. Het lidmaatschap van de Monumentenwacht waarin een (twee-)jaarlijkse inspectie is inbegrepen, is subsidiabel. Ook de bouwkundig monumentenambtenaar kan echter een dergelijk rapport opstellen. Dit zal met name bij de wat kleinschaliger voorzieningen die niet veel inspectie vereisen aan de orde zijn. Er is naar het voorbeeld van de inspectierapporten van de Monumentenwacht een model-inspectierapport ontwikkeld. Gestreefd wordt naar een algemene hantering van deze model-rapporten voor de gemeentelijke monumenten in Rheden.
De in dit artikel vermelde lijst van subsidiabele kosten is nagenoeg gelijk aan de lijst zoals opgenomen in de provinciale subsidieverordening. Door aldus bij de provincie aan te sluiten kan maximaal gebruik gemaakt worden van de provinciale koppelsubsidie enerzijds en wordt anderzijds eenduidigheid in de regelgeving van de verschillende overheden bereikt. Zowel bij onderhoud als bij restauratie dienen de werkzaamheden te zijn gericht op handhaving en herstel van een historisch verantwoorde staat van het monument. De cultuurhistorische waarden van het monument mogen dus niet of -indien dit onvermijdelijk is gezien het gebruik van het monument slechts minimaal- worden aangetast door de werkzaamheden. Niet subsidiabel zijn werkzaamheden die uitsluitend verricht worden ten behoeve van de verbetering van het gebruiksgenot of werkzaamheden die geen duidelijke relatie hebben met de monumentale onderdelen of -aspecten van een gebouw.
Waar de regeling spreekt over reconstructie wordt nadrukkelijk niet bedoeld dat een monument wordt teruggereconstrueerd naar een (ver) verleden. Vaak vormen immers de toevoegingen of wijzigingen die in het verleden zijn aangebracht een waardevolle uitdrukking van verschillende perioden uit de geschiedenis. Met reconstructie wordt wel bedoeld dat tamelijk recente wijzigingen die afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde van het pand, worden hersteld door de oorspronkelijke historische staat van het monument zo veel mogelijk terug te brengen. Wat die historische staat is, kan aan de hand van bouwhistorisch onderzoek worden aangetoond. Gelet op het belang van dergelijk onderzoek is het als subsidiabel aangemerkt. Tot restauratie wordt tenslotte niet gerekend het scheppen van een nieuwe historische werkelijkheid door middel van bijvoorbeeld de verplaatsing van een monument of onderdelen daarvan.
Indien een natuurlijke- of rechtspersoon kan aantonen eigenaar van het monument te zijn op het moment dat een besluit omtrent de subsidieaanvraag zal worden genomen, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. Op deze wijze kan een toekomstige eigenaar een monument opknappen alvorens hij het gaat gebruiken.
In alle voorliggende aanvragen wordt een volgorde aangebracht op basis van de in dit artikel genoemde criteria. Doel hiervan is om het beschikbare geld zo doelmatig mogelijk te besteden voor die monumenten die dat het hardst nodig hebben. Allereerst wordt gekeken naar de staat van onderhoud van het monument in relatie tot de noodzaak van de uitvoering van de gevraagde voorzieningen. Vervolgens wordt gekeken naar o.a. gedegenheid en planmatig karakter van voorgenomen onderhoud of restauratie. Ook de cultuurhistorische waarde van het monument is hierbij van belang. Daarvoor geld als toetssteen in eerste instantie de redengevende beschrijving en de daarin gegeven waardering van de historische kwaliteiten van een monument. Daarbij wordt vooral gekeken naar de uniciteit van een monument voor de gemeente Rheden. Hoe unieker hoe hoger de plaats op de prioriteitenlijst!
Pas in laatste instantie is de datum van binnenkomst van een aanvraag doorslaggevend.
In deze voorschriften wordt vooral aandacht geschonken aan zaken als materiaalgebruik en wijze van toepassing daarvan.
Dit artikel biedt de mogelijkheid om af te wijken van de bij de aanvraag overgelegde gegevens indien zich bijvoorbeeld tijdens de werkzaamheden onvoorziene feiten openbaren die een gewijzigde uitvoering noodzakelijk maken.
De gevraagde subsidie kan geweigerd worden, indien een gedegen onderhouds- of restauratieplan ontbreekt. Dit is met name aan de orde indien sprake is van groot achterstallig onderhoud. Hiermee wordt de situatie voorkomen dat subsidie wordt gegeven, voor werkzaamheden aan een in slechte staat verkerend pand, zonder dat er enig zicht is op een verbetering van de bouwkundige staat in de toekomst.
Minderwerk aan een vooraf subsidiabel geachte werkzaamheid kan worden verrekend met meerwerk, mits dit meerwerk subsidiabel is op grond van de verordening. Het totale subsidiebedrag mag hierdoor uiteraard niet worden overschreden.
Op grond van dit artikel kan de verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot worden opgeschort zodra burgemeester en wethouders er kennis van hebben genomen of het vermoeden hebben dat de subsidie niet kan worden uitgekeerd, omdat bijvoorbeeld niet aan de gestelde eisen is voldaan. Ook kunnen op basis van dit artikel subsidiebedragen worden teruggevorderd, indien bijvoorbeeld het subsidiebedrag lager had behoren te zijn en de subsidieontvanger dit wist of redelijkerwijs had moeten weten.
Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie waarin de geplande werkzaamheden niet zullen worden uitgevoerd of waarin de ontvanger van de subsidie niet heeft voldaan aan de gestelde verplichtingen, zoals bijvoorbeeld het uitvoeren van de werkzaamheden conform de uitvoeringsbepalingen.
Om niet voorziene onbillijkheden uit te sluiten, is in de regeling een hardheidsclausule opgenomen die afwijking van de in verordening opgenomen bepalingen toestaat.
Omdat de opzet van deze verordening nieuw is, wordt in 2001 door middel van een enquête onder de direct betrokkenen getoetst of de verordening op grond van de ervaringen in de dagelijkse praktijk aanpassing behoeft.