Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2016 |
Citeertitel | Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2016 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2017.
Deze regeling vervangt de Beleidsregels gebiedsverboden Breda 2012.
Algemeen Plaatselijke Verordening Breda 2004, art. 2.65
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2016 | 16-11-2016 | nieuwe regeling | 22-01-2016 | Onbekend. |
Op grond van artikel 2.65 van de Algemeen Plaatselijke Verordening Breda 2014 (APV) kan de burgemeester iemand een verblijfsontzegging opleggen: een bevel om zich te verwijderen en verwijderd te houden uit een door hem aangewezen gebied gedurende een bepaalde tijd. In deze beleidsregel en bij de uitvoering van het beleid wordt de verblijfsontzegging met de term gebiedsverbod aangeduid. Een gebiedsverbod kan worden opgelegd voor maximaal 12 weken. Het verbod kan de burgemeester alleen opleggen voor zijn eigen gemeente. Gezien de tekst van de APV (“namens de burgemeester”) is mandaat mogelijk.
Voor voetbalgerelateerde ordeverstoringen geldt een apart regime. Bij verstoring van de openbare orde in of rondom het Rat Verleghstadion op een wedstrijddag van NAC Breda (of bij een wedstrijd in dit stadion van een andere organisator) kan de burgemeester een stadionomgevingsverbod opleggen (artikel 2.50 APV). Dit is een verbijzondering van het gebiedsverbod. Het beleid met betrekking tot de stadionomgevingsverboden is vastgelegd in de “beleidsregels stadionomgevingsverboden Breda 2015”.
Inmiddels is ook de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” in werking getreden (Wet MBVEO of Voetbalwet). In deze wet zijn nieuwe bevoegdheden opgenomen voor de burgemeester en de officier van justitie. Deze bevoegdheden kunnen worden toegepast bij ernstige of herhaaldelijke overlast waarbij ernstige vrees bestaat voor verdere ordeverstoringen. In het kader van de Voetbalwet kan de burgemeester ook een gebiedsverbod kan opleggen. Het gebiedsverbod op basis van de Voetbalwet is echter aanvullend op het “normale” gebiedsverbod op grond van de APV. Het geldt alleen voor ernstige vormen van overlast of aanhoudende overlast waarbij het inzetten van lichtere instrumenten geen effect heeft. Voor de beleidsregels rondom de Voetbalwet wordt verwezen naar de “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast Breda 2015”.
De gemeente Breda zet hoog in op openbare orde en veiligheid. Onacceptabele overlast wordt actief tegengegaan. De focus ligt daarbij allereerst op preventie. Voorkomen is immers beter dan genezen. Desondanks blijven overlastsituaties in bepaalde delen van de gemeente aanhoudend aandacht vragen.
De afgelopen jaren zijn er in het kader van het convenant “Veilig Uitgaan” diverse maatregelen genomen om de veiligheid in het uitgaansgebied te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn de inzet van professionele portiers door de horeca, cameratoezicht, veiligheidsverlichting, een hoog niveau van het onderhoud van de buitenruimte, de plaatsing van openbare toiletten, een strikt handhavingsbeleid en afspraken omtrent de inzet van het aantal agenten. Ook zijn aanvullende maatregelen genomen in het kader van jeugd en alcohol en deurbeleid. Breda heeft een goede naam als gezellige uitgaansstad en met de komst van de nachttreinen trekt Breda steeds meer bezoekers die uitgaan in Breda. De looproute van het centraal station Breda naar het uitgaanscentrum is daardoor deel geworden van het totale uitgaansgebied.
Ondanks de inspanningen blijven zich regelmatig (ernstige) ordeverstoringen voordoen. Dit in de vorm van vechtpartijen, bedreigingen, wederspannigheid tegenover de politie, vernielingen van straatmeubilair en agressie tegen porties. Het gaat vaak om personen die zich bij herhaling schuldig maken aan verstoringen van de openbare orde en die binnen een groep als katalysator optreden. Het betreft veelal delicten die worden gepleegd onder invloed van alcohol en/of drugs. Dit lokt weer tegenreacties uit met alle gevolgen van dien. Al met al leidt dit alles ertoe dat de sfeer in het uitgaanscentrum verhardt.
Het gedrag van genoemde personen heeft een grote negatieve invloed op de openbare orde en veiligheid tijdens uitgaansavonden. Het is wenselijk om deze notoire overlastgevers voor een bepaalde tijd de toegang tot het uitgaansgebied te kunnen ontzeggen.
Om overlastproblemen in de stationsomgeving en de omgeving van het Valkenberg aan te pakken, is het VAST (Valkenberg – Station) project ontstaan. Door de partners is een convenant opgesteld waarin samenwerkingsafspraken zijn gemaakt op het gebeid van toezicht, beheer en zorg. Aan de hand van de overlastmeldingen is het VAST-gebied door het college van B&W aangemerkt als probleemgebied. In het gebied geldt voor overlastfeiten een “zero tolerance” beleid.
Binnen de groep overlastgevende personen in het VAST-gebied bevindt zich een beperkte groep personen die vaak start met het plegen van overlastgevende feiten. Anderen nemen dit gedrag over. Ook zijn er concurrerende pushende (harddrug)dealers actief waarbij geweld jegens elkaar of jegens verslaafden niet wordt geschuwd. Meestal neemt de overlast gelijk af als de initiator of één of meer dealers niet aanwezig zijn. Er is dan ook behoefte om deze veelvuldige overlastveroorzakers voor enige tijd uit het VAST-gebied te kunnen weren.
Het komt steeds vaker voor dat er in wijken sprake is van escalerende overlast en criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreffen vaak aanhoudende orde verstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn: mensen die zich in hun eigen woonomgeving bedreigd of onveilig voelen, bewoners die weggepest worden en verhuizen of winkeliers die hun zaak sluiten met als gevolg verloederde buurten.
Het betreft doorgaans een beperkt aantal duidelijk aanwijsbare personen. Het gaat van om een kleine kern die het initiatief neemt en een leidende rol heeft.
Waar het gaat om jongerenoverlast zal het gebiedsverbod veelal een sluitstuk zijn van eerder genomen pogingen met minder ingrijpende maatregelen een einde aan de overlast te maken zoals met de inzet van jongerenwerk of juist ter ondersteuning om een persoon met een leidende rol te scheiden van meelopers
Daarnaast kunnen drugsrunners, straatdealers, zwervers en alcoholisten individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren. Sommige straten waar gedoogde coffeeshops zijn gevestigd hebben een aantrekkende werking op drugsdealers en runners. Hun activiteiten zetten het woon- en leefklimaat ernstig onder druk en deze omgevingen zijn extra kwetsbaar. Een gebiedsverbod kan ook in die gevallen effectief zijn om de overlast in de wijk of een deel daarvan terug te brengen.
3. Uitgangspunten gebiedsverbod
De burgemeester heeft op grond van artikel 2.65 van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2014 de mogelijkheid om ernstige overlastveroorzakers uit een door hem aangewezen gebied te weren door een gebiedsverbod op te leggen. De maatregel is een zwaar middel om overlast in een gebied tegen te gaan. Aangezien het verbod diep ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer moet een besluit tot het opleggen van een gebiedsverbod goed worden gemotiveerd.
Voor het opleggen van een gebiedsverbod gelden de volgende uitgangspunten:
In het besluit tot het opleggen van een gebiedsverbod wordt aangegeven op welke feiten het gebiedsverbod is gebaseerd (het laatst geconstateerde feit waarvoor een proces-verbaal is uitgeschreven en de historie van overlast gevend gedrag van de betrokken persoon) en voor welke periode en welk gebied de ontzegging geldt.
Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is dienovereenkomstig aangepast zodat de betreffende persoon een aanlooproute heeft. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door de betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstanties.
4. Voorwaarden voor het opleggen van een gebiedsverbod
Hieronder wordt aangegeven voor welke feiten een gebiedsverbod kan worden opgelegd. De duur van het verbod is afhankelijk van de ernst van het gepleegde feit.
Categorie 1: feiten waarvoor een verbod van 6 weken kan worden opgelegd
Samenscholing en ongeregeldheden Art. 2.1 APV
Ordeverstoring bij evenement Art. 2.14 APV
Hinderlijk gedrag op af aan de weg Art. 2.58 APV
Hinderlijk drankgebruik op de weg Art. 2.60 APV
Drankgebruik op de weg (alleen voor aangewezen gebieden) Art. 2.61 APV
Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen Art. 2.62 APV
Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten Art. 2.63 APV
Baldadigheid / straatschenderij Art. 424 Sr
Ordeverstoring in dronkenschap Art. 426 Sr
Straatprostitutie Art. 3.7 APV
Schennis eerbaarheid Art. 239 Sr
(poging tot) brandstichting Art. 157/1 (i.r.t. 45/47 Sr)
Bezit / voorhanden hebben van vuurwerk Art. 3B1 Vuurwerkbesluit
Categorie 2: feiten waarvoor een verbod van 8 weken kan worden opgelegd
Wederspannigheid in vereniging Art. 182 Sr
Negeren van bevoegd gegeven ambtelijk bevel Art. 2.1/ 1 APV
Belediging ambtenaar in functie Art. 266 jo. 267 Sr
Eenvoudige mishandeling of vechten Art. 300 Sr
Brandstichting Art. 157 / 2 Sr
Afsteken vuurwerk Art. 2.3.6 Vuurwerkbesluit
Afsteken vuurwerk nabij gebouwen met brandgevaar Art. 429 Sr
Overtreden ge- of verbod noodverordening Art. 176 Gemwet
Negeren (licht) burgemeestersbevel Art. 172/2+3 Gemwet
Categorie 3: feiten waarvoor een verbod van 12 weken kan worden opgelegd
Deelnemen aan aanval / vechterij Art. 306 Sr
Openlijke geweldpleging Art. 141 Sr
Geweld tegen hulpverleners of andere ambtenaren in functie Art. 304 Sr
Drugshandel op straat Art. 2.76 APV
Handel in harddrugs Art. 2 Opiumwet
Handel in softdrugs Art. 3 Opiumwet
(Poging tot) doodslag Art. 287 Sr (i.r.t. art. 45/47 Sr)
(Poging tot) zware mishandeling Art. 302 Sr (i.r.t. art. 45/47 Sr)
(Poging tot) wederrechtelijk binnendringen / lokaalvredebreuk Art. 138 Sr (i.r.t.art. 45/47 Sr)
Brandstichting Art. 157 / 3 Sr
Verbodsbepaling voor wapens van categorie I Art. 13 WWM
Verbod voorhanden hebben wapens Art. 26 WWM
Verbod dragen wapens Art. 27 WWM
Negeren noodbevel burgemeester Art. 175 Gemwet
Bovengenoemde feiten hoeven niet per se op straat plaats te vinden maar er moet wel een relatie zijn met de openbare orde. Zo zullen bedreigingen in een winkel of een inloopcentrum wel degelijk relevant zijn voor de openbare orde en ten grondslag kunnen liggen aan een gebiedsverbod. Tevens kunnen strafbare feiten die zich afspelen in een voor het publiek toegankelijke inrichting (zoals een café of discotheek) de basis zijn voor een gebiedsverbod.
Bijzondere omstandigheden kunnen voor de burgemeester aanleiding geven af te wijken van de in de tabel genoemde duur van het gebiedsverbod. Indien de burgemeester echter besluit hiervan af te wijken dient dit te worden gemotiveerd in het besluit. Indien de burgemeester dergelijke bijzondere omstandigheden niet aanwezig acht, wordt wat betreft de duur , de regeling aangehouden zoals aangegeven in bovenstaande tabel.
Een gebiedsverbod wordt in de regel opgelegd bij herhaaldelijke overlast. Er is sprake van een herhaaldelijke overlast als de betrokkene binnen een periode van 12 maanden twee ordeverstorende gedragingen pleegt zoals genoemd in de feitentabel. Dit hoeven niet twee dezelfde feiten te zijn maar kunnen ook verschillende feiten betreffen.
Bij recidive wordt als volgt gehandeld:
Bij overtreding van het gebiedsverbod, al dan niet met een nieuwe openbare orde verstoring, zal de burgemeester in plaats van bovengenoemde maatregel gebruik maken van zijn bevoegdheden van artikel 172a Gemeentewet inzetten (de zogenaamde “Voetbalwet”). Dit omdat kennelijk een zwaarder middel noodzakelijk is om herhaling van de orde verstoring te voorkomen. Hiervoor wordt verwezen naar de “Beleidsregels aanpak voetbalvandalisme en ernstige overlast Breda 2015”.
Gebiedsverbod bij eerste overtreding
In voorkomende gevallen kan de burgemeester na de eerste orde verstorende gedraging, zoals genoemd in de feitentabel, overgaan tot het opleggen van een gebiedsverbod om een herhaling van het orde verstorend gedrag te voorkomen. Dit zal het geval zijn bij gedragingen die zodanig ernstig en ingrijpend voor de openbare orde zijn dat dit het direct opleggen van een gebiedsverbod rechtvaardigt om een herhaling te voorkomen. Zonder uitputtend te zijn zal dit aan de orde zijn:
In dergelijke gevallen blijft een waarschuwing achterwege en legt de burgemeester bij de eerste ordeverstorende gedraging een gebiedsverbod op. Dit motiveert hij in het besluit.
Als wegen en plaatsen waar een gebiedsverbod kan worden opgelegd, worden aangewezen (voor exacte begrenzing zie bijgevoegd kaartmateriaal):
Gebied begrensd door en inclusief de volgende wegen (met trottoir en eventuele groenstroken):
Belcrumweg, Van Voorst tot Voorststraat, Kievietstraat, Speelhuislaan, Speelhuisplein, Terheijdenseweg, Terheijdensestraat, Delpratsingel, J.F. Kennedylaan, Catharinastraat, Kasteelplein, Cingelstraat, Schoolstraat, Vismarktstraat, Hoge Brug, Nieuwe Prinsenkade, Tramsingel, Smederijstraat en Slingerweg.
Gebied begrensd door en inclusief de volgende wegen (met trottoir en eventuele groenstroken):
Adriaan van Bergenstraat, Nieuwe Prinsenkade vanaf de Middellaan, Prinsenkade, Nieuwe weg, Karnemelkstraart, Houtmarkt, Oude Vest, Molenstraat, Veemarktstraat, Catharinastraat, Valkenberg (park), Kasteelplein, Cingelstraat, Kraanstraat, Hoge Brug, Adriaan van Bergenstraat, Willemstraat en Stationsplein (looproute).
De burgemeester kan in aanvulling op de hiervoor aangewezen gebieden ook andere gebieden aanwijzen waar deze beleidsregel van toepassing is,. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde wijken, winkelcentra of omgevingen van gedoogde coffeeshops waar sprake is van ernstige overlast.
De gebiedsverboden voor het VAST-gebied gelden gedurende de gehele dag en zijn niet begrensd qua tijdvak.
De gebiedsverboden voor het gebied Uitgaansgebied zijn bedoeld voor de aanpak van notoire overlastgevers in het uitgaansgebied van Breda. Daarom worden gebiedsverboden voor dit deel van de stad beperkt tot de uitgaanstijden. De uitgaanstijden zijn ontleend aan enerzijds de sluiting van winkels en anderzijds de sluitingstijden van de horeca, waarbij ook rekening wordt gehouden met de tijden waarop het uitgaanspubliek het uitgaanscentrum verlaat. Aangezien diverse nachtzaken ook door de week geopend zijn en er een trend waar te nemen is dat de stapavond zich verplaatst van het weekend naar de doordeweekse dagen (zoals dinsdagavond) gelden de gebiedsverboden voor het uitgaanscentrum iedere avond van 18.00 tot 05.30 uur.
Bijzondere omstandigheden kunnen ertoe leiden dat de tijden voor het gebied Uitgaanscentrum worden uitgebreid. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een overlastgever de orde heeft verstoord bij of in relatie tot evenementen zoals bij Koninginnedag of voorafgaand aan/na afloop van een voetbalwedstrijd in het Rat Verleghstadion van NAC Breda. Een uitbreiding van de tijden wordt in het besluit tot het opleggen van het gebiedsverbod gemotiveerd.
De gebiedsverboden in overige gebieden kunnen qua tijdsduur zeer verschillend zijn. Waar het gaat om bijvoorbeeld het winkelgebied en daaraan gerelateerde overlast zullen de openingstijden van de winkels leidend zijn, maar waar het gaat om dealen in drugs zal een verbod eerder voor de hele dag zijn. Waar het gaat om overige gebieden worden de tijden in het besluit vermeld en gemotiveerd.
A. Uitreiken waarschuwing gebiedsverbod
Een gebiedsverbod wordt niet zomaar opgelegd. Voordat iemand een gebiedsverbod krijgt, wordt eerst een waarschuwing uitgereikt. De betrokkene heeft dan de kans om het gedrag bij te stellen.
Pleegt iemand in één van de aangewezen gebieden een overtreding zoals genoemd in de feitentabel van deze beleidsregel dan wordt een op naam gestelde schriftelijke waarschuwing uitgeschreven. Het opleggen van een waarschuwing wordt door de burgemeester gemandateerd aan de basispolitiefunctionarissen en surveillanten van de politie Midden en West Brabant., district Breda voor zover werkzaam binnen de gemeente Breda en aan bijzondere opsporingsambtenaren (BOA) van de afdeling stadstoezicht, directie Publiekszaken, gemeente Breda. De waarschuwing wordt in persoon uitgereikt aan de betrokkene bij zijn aanhouding voor het openbare orde verstorende feit. Betrokkene moet tekenen voor ontvangst.
Het opleggen van een schriftelijke waarschuwing wordt door de politie binnen één week aan de burgemeester gerapporteerd.
Zoals hiervoor in deze beleidsregel aangegeven kan de burgemeester in bijzondere gevallen besluiten onmiddellijk na de eerste ordeverstorende gedraging een gebiedsverbod op te leggen om herhaling van de gedraging te voorkomen. De burgemeester zal dan na ontvangst van de door de politie gezonden rapportage handelen zoals aangegeven onder B (uitreiken voornemen gebiedsverbod) en verder. Binnen een week na ontvangst van de rapportage van de politie stelt de burgemeester betrokkene gemotiveerd in kennis van zijn voornemen om een gebiedsverbod op te leggen. De waarschuwing gebiedsverbod komt dan te vervallen en in plaats daarvan wordt een gebiedsverbod opgelegd. De noodzaak om onmiddellijk tot het opleggen van een gebiedsverbod over te gaan moet gelegen zijn in de ernst en ingrijpendheid van de gepleegde ordeverstorende gedraging.
B. Uitreiken voornemen gebiedsverbod
Indien de betrokkene binnen 12 maanden na het uitreiken van een schriftelijke waarschuwing wederom een overtreding uit de feitentabel pleegt, dan kan worden overgegaan tot het opleggen van een gebiedsverbod. Betrokkene krijgt daartoe allereerst een schriftelijk voornemen opgelegd. Het opleggen van een voornemen wordt door de burgemeester gemandateerd aan met name genoemde politiefunctionarissen van de politie Midden en West Brabant, district De Baronie. Het voornemen wordt uitgereikt en daarnaast per aangetekende post verstuurd (indien mogelijk). Betrokkene moet tekenen voor ontvangst van het voornemen. Het opleggen van een voornemen wordt door de politie de eerstvolgende werkdag aan de burgemeester gerapporteerd.
Zoals aangegeven onder A kan in bijzondere gevallen de burgemeester besluiten al bij de eerste orde verstorende gedraging een gebiedsverbod op te leggen. In deze gevallen wordt door de burgemeester gemotiveerd het voornemen kenbaar gemaakt aan betrokkene. Het voornemen wordt door de politie uitgereikt of door de burgemeester per aangetekende post verstuurd (indien mogelijk). Betrokkene moet bij uitreiken tekenen voor ontvangst.
Het kan voorkomen dat de politie aan iemand die de afgelopen 12 maanden al een waarschuwing heeft gehad nogmaals een waarschuwing uitreikt (bijvoorbeeld omdat de eerdere waarschuwing nog niet verwerkt is in het administratieve systeem). Als uit de administratieve controle achteraf blijkt dat iemand de afgelopen 12 maanden al eerder een feit uit de feitentabel heeft gepleegd dan vervalt de tweede waarschuwing en kan de burgemeester een gebiedsverbod opleggen. Het voornemen daartoe wordt dan zo snel mogelijk schriftelijk aan de betrokkene bekend gemaakt.
Indien de betrokkene op het moment van het plegen van het strafbare feit in de voorgaande zes maanden ook al een gebiedsverbod heeft gehad dan wordt geen voornemen meer opgelegd maar direct overgegaan tot het opleggen van een nieuw gebiedsverbod. Er is dan ook geen mogelijkheid om een zienswijze te geven. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat betrokkene in deze situatie als de nodige waarschuwingen en kansen heeft gehad, maar desondanks zijn gedrag niet heeft aangepast. Er is derhalve een gerechtvaardigde vrees voor hernieuwde openbare ordeverstoring.
Indien een voornemen tot het opleggen van een gebiedsverbod door de politie is uitgereikt dan wordt de volgende werkdag door de politie aan de burgemeester een dossier overlegd met alle relevante feiten. Het dossier dient in ieder geval te bevatten:
Overige (strafrechtelijke) achtergrondgegevens met betrekking tot eerdere openbare orde verstoringen (bijvoorbeeld eerdere processen-verbaal, meldingen, mutaties, etc.). Dit met als doel om een totaalbeeld van de gedragingen van de betrokkene te schetsen en de rechter bij een eventuele procedure inzicht te geven in de wijze van totstandkoming van opgelegde verboden;
In geval de burgemeester een gebiedsverbod wil opleggen bij de eerste ordeverstorende gedraging stuurt de politie het dossier de volgende werkdag nadat de burgemeester dat in reactie op de toegezonden rapportage aan de politie kenbaar heeft gemaakt.
Betrokkene kan binnen vijf werkdagen na het uitreiken van het voornemen zijn zienswijze aan de burgemeester kenbaar maken. Dit kan schriftelijk of mondeling gebeuren.
Indien betrokkene zijn zienswijze mondeling kenbaar wenst te maken dan vindt dit gesprek in de regel plaats binnen de gegeven termijn van vijf werkdagen. Bij het zienswijzegesprek is in ieder geval aanwezig een medewerker van het Kabinet van de burgemeester en een politiefunctionaris. Van het zienswijzegesprek wordt door de gemeente een verslag gemaakt. De zienswijze wordt meegenomen in het uiteindelijk door de burgemeester te nemen besluit.
In verband met de spoedeisendheid kan van de mogelijkheid om een zienswijze te geven, worden afgezien (art. 4:11 Awb). Dit wordt dan in het besluit gemotiveerd.
Een gebiedsverbod wordt door de burgemeester opgelegd uiterlijk twee weken na:
Het gebiedsverbod treedt in werking op de dag dat het verbod aan de betrokkene wordt uitgereikt. Als een gebiedsverbod wordt uitgereikt terwijl er al een verbod geldt dan gaat de termijn van het nieuwe verbod in na afloop van het eerdere gebiedsverbod.
De beschikking wordt door de politie in persoon uitgereikt en (indien mogelijk) per aangetekende post verstuurd. Betrokkene moet tekenen voor ontvangst. In de beschikking wordt duidelijk gemaakt voor welk tijdvak het verbod geldt en voor welk gebied. Tevens wordt een kaart bijgevoegd. Ook wordt uitdrukkelijk vermeld op welke gedragingen en feiten het gebiedsverbod is gebaseerd. De betrokkene wordt gewezen op de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen het definitieve besluit. Ook als de burgemeester besluit om uiteindelijk geen gebiedsverbod op te leggen, ontvangt de betreffende persoon daarvan schriftelijk bericht.
Een afschrift van het besluit van de burgemeester wordt gezonden aan de betreffende teamchef van de politie, officier van justitie en het Veiligheidshuis. Het opleggen van een gebiedsverbod houdt overigens niet in dat er geen strafrechtelijke vervolging meer plaatsvindt door het openbaar ministerie tegen de gepleegde strafbare feiten.
De politie houdt toezicht op de naleving van het gebiedsverbod. Ook kunnen buitengewone opsporingsambtenaren of andere toezichthouders in dienst van de gemeente toezien op de naleving. Overtreden van het gebiedsverbod is strafbaar op grond van de APV.
Waarschuwingen en gebiedsverboden die zijn opgelegd op grond van de op 31 augustus 2012 vastgestelde ‘Beleidsregels gebiedsverboden 2012’ blijven ook na inwerkingtreding van deze beleidsregels van toepassing. Dus opgelegde nog lopende gebiedsverboden blijven gewoon van kracht en eventuele eerder afgegeven waarschuwingen blijven gedurende de termijn van 12 maanden na uitreiking gelden.