Organisatie | Edam-Volendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Edam-Volendam 2016 |
Citeertitel | Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Edam-Volendam 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is op 1 januari 2018 vervallen door de inwerkingtreding van het Besluit kwaliteit kinderopvang, de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang en de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
Gemeentewet, art. 149
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-02-2016 | 01-01-2018 | Nieuw regeling | 28-01-2016 | 15-2016, no. 11 |
De raad van de gemeente Edam-Volendam;
zoals gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat het gewenst is in aanvulling op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsnota handhaving en toezicht kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Edam-Volendam 2016 nadere eisen te stellen aan de inrichting van peuterspeelzalen;
vast te stellen de volgende: Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Edam-Volendam 2016.
In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Het college van burgemeester en wethouders kan artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten door de gemeenteraad van
Edam-Volendam in zijn openbare vergadering
d.d. 28 januari 2016
De griffier, mr. M. van Essen
De voorzitter, W.J.F.M. van Beek
Op 1 augustus 2010 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: de Wet) in werking getreden. Het doel van deze Wet is om jonge kinderen in peuterspeelzalen en kindercentra een veilige en stimulerende omgeving te bieden.
Eén van de onderliggende doelstellingen van de Wet is de regelgeving over peuterspeelzalen te harmoniseren met de kinderdagopvang. Hierdoor ontstaat een landelijk kwaliteitskader voor zowel de peuterspeelzalen als de kinderdagopvang met minimum kwaliteitseisen. In de Wet zijn dan ook een aantal minimale eisen voor de peuterspeelzalen vastgelegd en is tevens aan de minister de bevoegdheid gegeven aanvullende regelgeving voor de kwaliteit in een Algemene maatregel van Bestuur vast te leggen (AmvB). Van deze bevoegdheid is tot op heden geen gebruik gemaakt omdat de partijen een afgesloten convenant hebben afgesloten waarin de kwaliteitseisen voor de houders van peuterspeelzalen nader zijn uitgewerkt.
De eisen in het convenant hebben als uitgangspunt gediend voor de Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen (hierna: Beleidsregels) van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Echter, in deze Beleidsregels zijn geen eisen opgenomen ten aanzien van ruimte en inrichting van de peuterspeelzalen. Gemeenten leggen eisen met betrekking tot de ruimte en inrichting van peuterspeelzalen vast in een gemeentelijke verordening. Zowel de gemeente Edam-Volendam als de gemeente Zeevang hebben dit vastgelegd in de Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen 2011.
Met ingang van 1 januari 2016 zijn de gemeenten Edam-Volendam en Zeevang gefuseerd. Als gevolg van de fusie ontstaat er een wettelijke verplichting tot het harmoniseren van het beleid van beide gemeenten. De verordeningen van beide gemeenten zijn identiek en zonder wijzigingen samengevoegd tot de Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Edam-Volendam 2016. Het model van de verordening is aangesloten bij het model van de VNG. Dit model is in overleg met diverse deskundigen op het gebied van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang en de brancheorganisaties tot stand gekomen.
Kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen kan niet zonder het stellen van kwaliteitseisen. Eisen betreffende ruimte en inrichting vormen hier een essentieel onderdeel van. De eerste levensjaren van een kind zijn belangrijk voor de ontwikkeling van de cognitieve, de sociaal-emotionele en de motorische vaardigheden. De opvoeding door de ouders legt daarvoor de basis, maar ook de rest van de omgeving waarin het kind opgroeit, is van belang. Veel kinderen brengen enkele uren per dag door in peuterspeelzalen en andere kindercentra. Ze moeten daar veilig kunnen spelen en voldoende ruimte hebben. Bestaande eisen over veiligheid en gezondheid die algemeen geldend zijn en volgen uit andere wet- en regelgeving zoals bouwvoorschriften, brandveiligheidsvoorschriften, eisen aan speeltoestellen, keukenhygiëne en dergelijke zijn van kracht.
In deze verordening is het kader voor het toezicht en de wijze van vastleggen van de onderzoeksresultaten van een inspectie beschreven. Op de handhaving, zijn de algemene handhavingsbevoegdheden uit de Awb van toepassing.
Deze bepaling spreekt voor zich.
In dit artikel wordt bepaald dat voor elk kind 3,5 m² bruto-oppervlak speelruimte aanwezig moet zijn. Dit is de vloeroppervlakte inclusief eventuele speeltoestellen, speelhoeken en alle andere voorwerpen/materialen die door de kinderen worden gebruikt om te spelen. Het gaat om het totale aantal vierkante meters die beschikbaar zijn voor de kinderen in de groepsruimten om te spelen. Dus de lengte vermenigvuldigd met de breedte van de ruimtes waar de kinderen spelen.
Speelruimtes dienen passend te zijn ingericht voor spelen en rusten. Bij de inrichting van de binnenruimte dient rekening te worden gehouden met zowel het aantal kinderen dat van een ruimte gebruik maakt als de leeftijd van de kinderen die naar de peuterspeelzaal gaan. Dit is de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs.
Daarnaast is de houder van een peuterspeelzaal gehouden aan de eisen die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2003. Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten voldoen. Peuterspeelzalen vallen onder de categorie ‘bijeenkomstfunctie voor kinderopvang’. De eisen uit het Bouwbesluit hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.
Dit artikel geeft aan dat de buitenspeelruimte voor kinderen die gebruik maken van de peuterspeelzaal aangrenzend aan de peuterspeelzaal dient te zijn gesitueerd. Evenals de binnenruimte dient de buitenruimte voor spel geschikt te zijn en ingericht in overeenstemming met de behoeften en mogelijkheden van de kinderen. Ook voor de buitenspeelruimte geldt dat bij de inrichting rekening dient te worden gehouden met het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen die gebruik maken van de ruimte. De speelruimte bestaat per aanwezig kind uit minimaal 3 m² bruto-oppervlakte. Dit is de vloeroppervlakte inclusief eventuele speeltoestellen en alle andere voorwerpen/materialen die door de kinderen worden gebruikt om te spelen. Met aanwezig kind wordt gedoeld op in de peuterspeelzaal aanwezige kinderen, niet noodzakelijkerwijs buitenspelend.
Artikel 4. Aanwijzing toezichthouders
Dit artikel maakt burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor de naleving van deze verordening. Het college van burgemeester en wethouders wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder. Dit is in overeenstemming met het systeem van de wet. De directeur van de GGD oefent aldus het toezicht uit onder het gezag van het college van burgemeester en wethouders. Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een algemene regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken.
Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder
In dit artikel worden drie soorten van onderzoek onderscheiden. In de eerste plaats onderzoekt de toezichthouder naar aanleiding van een aanvraag voor de exploitatie van een peuterspeelzaal of aan de voorschriften uit deze verordening zal worden voldaan. Daarnaast voert de toezichthouder jaarlijks regulier onderzoek uit bij bestaande peuterspeelzalen. Voorts beschikt de toezichthouder op grond van lid 3 over de mogelijkheid om incidenteel onderzoek te verrichten naar de naleving van de voorschriften uit deze verordening.
Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten
De resultaten van het onderzoek uit artikel 5 worden door de toezichthouder schriftelijk vastgelegd in een inspectierapport.
De toezichthouder zendt het ontwerpinspectierapport aan de houder van de peuterspeelzaal. De houder wordt hiermee in de mogelijkheid gesteld om een reactie te geven op de inhoud van het rapport.
De toezichthouder dient de reactie van de houder als bijlage bij het rapport te voegen. De houder zorgt er voor dat zowel ouders van kinderen in de peuterspeelzaal als het personeel inzage hebben in het inspectierapport van de toezichthouder.
Uiterlijk 3 weken na ontvangst stelt de toezichthouder het inspectierapport vast en maakt het rapport openbaar. Het ligt voor de hand dat de toezichthouder voor de openbaarmaking een breed toegankelijk medium kiest. Gedacht kan worden aan de mogelijkheden die het internet biedt. Van deze vaststelling wordt het college van burgemeester en wethouders door de toezichthouder schriftelijk op de hoogte gebracht.
Het opnemen van een hardheidsclausule in deze verordening opent de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om, in gevallen waarin toepassing van een artikel van de verordening een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, artikel 2 en 3 buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Het afwijkende besluit van het college van burgemeester en wethouders moet altijd binnen de doelstellingen van de verordening passen. De toepassing van de hardheidsclausule moet beperkt blijven tot individuele gevallen. Het gebruik van dit artikel is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk.
De overgangsbepaling is opgenomen om houders van bestaande peuterspeelzalen de tijd en gelegenheid te bieden om aan de voorschriften zoals gesteld in de verordening te voldoen.