Organisatie | Mook en Middelaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening cliëntenparticipatie sociaal domein gemeente Mook en Middelaar 2016 |
Citeertitel | Verordening cliëntenparticipatie sociaal domein gemeente Mook en Middelaar 2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-01-2017 | nieuwe regeling | 28-01-2016 | 2016/56 | ||
02-02-2016 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 28-01-2016 | 2016/56 |
De raad van de gemeente Mook en Middelaar,
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 november 2015;
gezien het advies van de WMO-adviesraad van 19 oktober 2015;
artikel 2.10 van de Jeugdwet en
artikel 47 van de Participatiewet
artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
vast te stellen de “Verordening cliëntenparticipatie sociaal domein gemeente Mook en Middelaar 2016”.
De adviesraad bestaat uit ten minste acht en ten hoogste twaalf personen. De adviesraad streeft naar een bezetting waarbij driekwart (3/4) bestaat uit cliënten of hun vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 47 van de Participatiewet, artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 2.10 van de Jeugdwet. Voor de korte termijn kan uitgegaan worden van een bezetting die ten minste voor de helft (1/2) uit voornoemde cliënten of hun vertegenwoordigers bestaat.
Artikel 3. Wijze van advisering
Het college verstrekt de adviesraad een halfjaarlijkse planning van de adviesvragen die op dat moment kunnen worden voorzien. Bij adviesvragen buiten deze planning, treedt de contactambtenaar in een zo vroeg mogelijk stadium van de beleidsontwikkeling in overleg met het dagelijks bestuur over de advisering.
De adviesraad is niet bevoegd te adviseren naar aanleiding van klachten, bezwaarschriften en andere zaken die op individuele personen betrekking hebben. Informatie die leden van de adviesraad ontvangen tijdens hun werkzaamheden over de situatie van individuele personen wordt alleen met anderen gedeeld na toestemming van betrokkene.
Artikel 4. Ondersteuning adviesraad
Het college zorgt voor adequate ondersteuning van de adviesraad door:
De leden van de adviesraad ontvangen een onkostenvergoeding voor deelname aan de vergaderingen tot een maximum van tien vergaderingen per jaar. Deze onkostenvergoeding is gelijk aan de vergoeding voor commissieleden zoals bepaald in artikel 3 van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014.
Artikel 7. Geheimhouding en privacy
Aan de leden wordt geen geheimhouding opgelegd ten aanzien van door de gemeente verstrekte informatie. In overleg tussen adviesraad en het college kunnen hierover, afhankelijk van het onderwerp, specifieke afspraken worden gemaakt. Met alle door de gemeente verstrekte informatie wordt door alle betrokkenen integer omgegaan.
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening cliëntenparticipatie sociaal domein gemeente Mook en Middelaar 2016’
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 28 januari 2016,
De raad voornoemd,
De griffier,
mr. L.W.A.M. Berben
De voorzitter
mr. drs. W. Gradisen
Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan
• art. 2.1.3. van de Wet maatschappelijke ondersteuning
• en art. 47 van de Participatiewet.
Deze artikelen bevatten de opdracht aan de gemeenteraad om bij verordening regels vast te stellen over de wijze waarop ingezetenen (waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers) worden betrokken bij de uitvoering van deze wetten. Daarin moet worden geregeld, de wijze waarop zij:
Deze verordening bevat bepalingen over al deze onderwerpen, zodat hiermee aan de wettelijke verplichting is voldaan.
Deze verordening heeft betrekking op het gehele sociale domein. Daarmee wordt de adviesraad in de gelegenheid gesteld de verschillende beleidsterreinen te verbinden en integraal adviezen uit te brengen. In sommige gevallen zal het nodig zijn om ook aanpalende beleidsterreinen bij de advisering te betrekken. Daarvoor biedt deze verordening strikt genomen geen wettelijke grond. Maar het ligt in de rede om de adviesraad de gelegenheid te bieden om ook over aanpalende beleidsterreinen te laten adviseren, mits dit een relatie heeft met het sociaal domein.
De begrippen die al zijn omschreven in de Jeugdwet, de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet, zijn niet gedefinieerd. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van deze definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden gewijzigd.
In lid 1 wordt de adviesraad ingesteld onder de naam Brede adviesraad sociaal domein. Dit is een formele bepaling die de adviesraad een officiële status geeft.
Lid 2 bevat de omschrijving van de taak van de adviesraad. Daarin wordt benadrukt dat de adviesraad ook ongevraagd advies uit kan brengen. Ieder advies moet ter kennis worden gebracht aan de raad (zie artikel 3 lid 8), ook een ongevraagd advies. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat de adviesraad onafhankelijk van het college een advies aan de gemeenteraad uit kan brengen.
In lid 3 is geregeld dat de leden van de adviesraad door het college worden benoemd. Uiteraard op voordracht van de adviesraad zelf. Verder is de periode van benoeming geregeld en de mogelijkheid van herbenoeming.
Met het oog op een doelmatige en doeltreffende werking van de adviesraad is in lid 4 de minimale en maximale omvang van de adviesraad bepaald.
De adviesraad adviseert het college vanuit het gebruikers- en inwonersperspectief. Gebruikers zijn in dit geval onder andere de cliënten van de Participatiewet, Wmo en Jeugdwet of hun vertegenwoordigers . In lid 4 is daarom zowel voor de adviesraad als voor het college een inspanningsverplichting opgenomen om de adviesraad zodanig samen te stellen dat deze ten minste voor de helft bestaat uit personen, cliënten of hun vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 47 van de Participatiewet, artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 2.10 van de Jeugdwet.
Voor een onafhankelijke advisering is het nodig dat er geen sprake is van belangenverstrengeling. In lid 5 zijn daarvoor bepalingen opgenomen over onverenigbare functies.
Lid 6 en 7 spreken voor zich en behoeven geen toelichting.
In het 8e lid is het stemrecht geregeld, zodat de adviesraad in staat is om op basis van een stemming tot een advies te komen. Verder is hierin geregeld dat een besluit voor een advies wordt genomen op basis van meerderheid. Voor het overige bevat deze verordening geen bepalingen over de stemming. De adviesraad kan dit zelf uitwerken in een huishoudelijk reglement.
Lid 9 spreekt voor zich en behoeft geen toelichting.
In het 10e lid is het openbare karakter van de vergaderingen van de adviesraad geregeld. Dit past bij de aard van advisering en bij de taak van de adviesraad. Bij het vergaderen over vertrouwelijke stukken wordt echter wel zonder publiek vergaderd. Of stukken vertrouwelijk zijn, wordt van te voren door de gemeente aangegeven. Over de omgang hiermee worden afspraken gemaakt in het periodiek overleg tussen gemeente en adviesraad, zoals geregeld is in artikel 7.
Lid 11 en 12 spreken voor zich en behoeven geen toelichting.
In het 13e lid is geregeld dat de adviesraad een huishoudelijk reglement vaststelt. Deze verordening bevat verder geen bepalingen over de organisatie van de adviesraad en/of hun eigen huishouding. Daarmee wordt inmenging door de gemeente voorkomen en op deze wijze wordt het onafhankelijke karakter van de adviesraad gewaarborgd.
Artikel 3. Wijze van advisering
In lid 1 is geregeld dat de adviesraad in een vroeg stadium wordt betrokken bij de beleidsvoorbereiding. Om dit mogelijk te maken is het noodzakelijk dat het college aan de adviesraad alle informatie verstrekt om de adviestaak uit te kunnen voeren en dit ook in een vroeg stadium doet. Daarom is in het 2e lid geregeld dat het college er voor moet zorgen dat de adviesraad eerst een advies uit kan brengen en dat het college daarna pas een besluit neemt.
Met het oog op een doelmatige bedrijfsvoering is het nodig om termijnen te stellen en in het 3e lid is deze bepaald op 6 weken. Dit geeft college en adviesraad voldoende tijd om voor te bereiden, te overleggen en tot beleidsvorming te komen. In overleg met de adviesraad kan het college een afwijkende termijn vaststellen. Het college zal daartoe mandaat verlenen aan de wethouder.
Lid 4 bepaalt dat, na overleg met het dagelijks bestuur, één of meer leden een advies uit mogen brengen, zonder dat de voltallige adviesraad daarover heeft gestemd. Dat advies heeft dan wel een voorlopig karakter. Voor beide partijen kan hiervoor de wens of noodzaak bestaan. Een voorlopig advies kan gevraagd of ongevraagd worden gegeven.
Lid 5 bevat een regeling over het aanmelden van onderwerpen. Dit is bedoeld om de adviesraad in staat te stellen hun werk te plannen en taken binnen de adviesraad te verdelen. Uiteraard wordt hiermee ook een tijdige advisering beoogd.
Lid 6 en 7 spreken voor zich en behoeven geen toelichting.
In lid 8 is bepaald dat alle adviezen aan de gemeenteraad beschikbaar worden gesteld. Daarmee wordt een volledig onafhankelijke adviesfunctie voor de adviesraad gewaarborgd. Immers gevraagde en ongevraagde adviezen, maar ook adviezen die afwijken van het standpunt van het college, worden aan de gemeenteraad voorgelegd.
Tot slot is in lid 9 geregeld dat de adviesraad niet bevoegd is te adviseren in individuele gevallen. Die bevoegdheid komt immers het college toe en dat betreft een exclusieve bij wet geregelde discretionaire bevoegdheid.
Artikel 4 Ondersteuning adviesraad
Het college is op grond van de wet verplicht om de adviesraad te ondersteunen bij het uitvoeren van zijn taken. In dit artikel zijn enkele praktische zaken geregeld zoals onder andere secretariële ondersteuning, gebruik van kantoormaterialen, ruimte.
Onder sub e is geregeld dat de adviesraad één contactambtenaar heeft, zodat voor de adviesraad direct duidelijk is wie zij binnen de secretarie kunnen benaderen. Het college zal ook voor een plaatsvervanger zorgen.
Onder sub f is een wettelijke plicht tot periodiek overleg geregeld. Met het oog op doelmatigheid zal het college mandaat verlenen aan de wethouder voor het voeren van dit overleg. In dat overleg bepalen zij of en zo ja op welk moment de wethouder de voltallige vergadering van de adviesraad bijwoont.
De overige onderdelen van dit artikel behoeven geen toelichting.
Dit artikel bevat bepalingen over het budget dat aan de adviesraad beschikbaar wordt gesteld en de verantwoording. De adviesraad kan dit onder meer besteden aan kosten die verband houden met de vergaderingen, reizen buiten de gemeente, de organisatie van de adviesraad, deskundigheidsbevordering, het inwinnen van advies en achterbanraadpleging.
Lid 2 en 3 geven aan de adviesraad de opdracht tot het jaarlijks uitbrengen van een begroting en een verslag, inclusief financiële verantwoording.
De leden van de adviesraad ontvangen een onkostenvergoeding. Voor de hoogte van de onkostenvergoeding is aangesloten bij een bestaande regeling, namelijk de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014, zodat hierover niet apart een regeling voor de adviesraad hoeft te worden getroffen.
Voorzitter en secretaris moeten zich extra inspannen voor de adviesraad en daarom ontvangen zij twee maal de vergoeding.
Voor de leden van de adviesraad geldt geen geheimhoudingsplicht. Dit past bij het transparante en onafhankelijk karakter van de adviesraad. Tijdens het periodiek overleg kunnen hierover per onderwerp afwijkende afspraken worden gemaakt. Ook geldt wel geheimhouding voor informatie die betrekking heeft op de situatie van individuele personen.
Artikel 8, 9 en 10 spreken voor zich en behoeven geen toelichting.