Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders vande gemeente Den Helder houdende regels omtrent de bestuurlijke boete (Beleidsregel Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ) |
Citeertitel | Beleidsregel Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2016 | 01-12-2014 | 01-01-2017 | Onbekend | 19-01-2016 Stadsnieuws 2016, 4 | b.16.00034 |
Het Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving is op
13 oktober 2012 (Stb 484) vastgesteld.
In dit besluit is geregeld dat per 1 januari 2013 bij schending van de inlichtingenplicht bestuurlijke boeten worden opgelegd, waar voorheen de uitkering werd afgestemd door middel van een verlaging.
De inlichtingenplicht houdt in dat de belanghebbende op grond van artikel 17 van de Participatiewet of artikel 13 van de IOAW/IOAZ verplicht is aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededelingen te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dan zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand/uitkering.
Binnen het Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving heeft de gemeente de bevoegdheid om nadere regels te stellen met betrekking tot het begrip onverwijld, het afzien van een bestuurlijke boete, het afgeven van een waarschuwing, de hoogte van een boete.
Op 24 november 2014 heeft de centrale Raad van Beroep (CRvB) een uitspraak gedaan over de sinds 1 januari 2013 in het sociale zekerheidsrecht geldende boeteregime op grond van de wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW regelgeving.
De CRvB stelt vast dat de wet niet exact voorschrijft hoe hoog een bestuurlijke boete moet zijn bij schending van de inlichtingenplicht en een boete daarom moet worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel van artikel 5:46, tweede lid, van de wet Awb.
Naar aanleiding van deze uitspraak worden er verschillende percentages gehanteerd voor het vaststellen van het boetebedrag in dien er sprake is van het schenden van de inlichtingenplicht met benadeling van de gemeente.
In zijn brief van 16 december 2014 gaat de minister nader in op de uitspraak en geeft aan wat de uitspraak betekent voor de uitvoeringspraktijk.
Het college ziet eveneens af van het opleggen van een boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Om af te zien van de boete bij dringende redenen moet onomstotelijk vaststaan dat er sprake is van een dermate acute noodsituatie dat het opleggen van een bestuurlijke boete tot onevenredige omstandigheden leidt.
Er is sprake van opzet in een situatie van het willens en wetens handelen of nalaten waardoor de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk wordt nagekomen.
Er is sprake van grove schuld in een situatie van een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid leidend tot het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting.
Artikel 6 Normale gemiddelde verwijtbaarheid
Er is sprake van normale gemiddelde verwijtbaarheid als er geen sprake is van opzet, grove schuld of verminderde verwijtbaarheid. Hier valt ook de “kennelijke vergissing” onder.
Artikel 8 Hoogte van de bestuurlijke boete
Indien de inlichtingenplicht is geschonden waarbij de gemeente is benadeeld en er eerder een boete is opgelegd binnen een periode van vijf jaar bedraagt de bestuurlijke boete 150% van het benadelingsbedrag. De op te leggen boete wordt hierbij afgestemd op de mate van verwijtbaarheid, zoals beschreven in het eerste lid.
Artikel 9 Schriftelijke waarschuwing en hoogte bestuurlijke boete zonder benadeling