Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Aalburg

Detailhandelsvisie Land van Heusden en Altena

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAalburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDetailhandelsvisie Land van Heusden en Altena
CiteertitelDetailhandelsvisie Land van Heusden en alena
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

AWB artikel 1:3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-09-2015Nieuwe regeling

29-09-2015

Het Kontakt van 10 februari 2016

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Detailhandelsvisie Land van Heusden en Altena

 

 

Hoofdstuk 1 Aanleiding

In 2011 is de Detailhandelsvisie Land van Heusden en Altena door de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem vastgesteld. Dit was een uitvoeringsactie uit de ‘Nota Economisch Beleid Land van Heusden en Altena’. Het hoofddoel van deze detailhandelsvisie is het bieden van een zo goed mogelijke consumentenverzorging voor de inwoners van het Land van Heusden en Altena en een sterk ondernemingsklimaat voor ondernemers, waarbij een rendabele exploitatie van de winkels mogelijk is, met perspectief voor de langere termijn.

 

De afgelopen jaren zijn de ontwikkelingen in de detailhandelssector hard gegaan. Steeds meer mensen doen aankopen via het internet. Verwacht wordt, dat in 2015 zo’n 11 % van de omzet in de detailhandelssector online plaatsvindt. Er vindt schaalvergroting plaats van bestaande winkels en, mede door de economische crisis van de afgelopen jaren, zoeken ondernemers naar andere mogelijkheden om omzet te genereren. Hierdoor treedt in de sector branchevervaging op. Door het gebrek aan bedrijfsopvolging neemt het aantal familiebedrijven af.

Het totaal van deze ontwikkelingen zorgt voor een toenemende leegstand van winkelpanden. Daarmee komt op sommige plaatsen ook de leefbaarheid onder druk te staan.

 

Al met al voldoende aanleiding om de bestaande detailhandelsvisie uit 2011 tegen het licht te houden en op onderdelen te herzien en/of aan te vullen. Deze detailhandelsvisie Land van Heusden en Altena sluit aan op de detailhandelsvisie die in 2009 door de regio West Brabant is opgesteld. Ook deze visie wordt op moment van schrijven geactualiseerd

Hoofdstuk 2 Vraagstelling

Met de actualisatie van de Detailhandelsvisie Land van Heusden en Altena beogen we de volgende vragen te beantwoorden:

  • .

    Wat is de actuele situatie met betrekking tot winkelleegstand?

  • .

    Op welke plaatsen heeft dit gevolgen (nu of in de toekomst) voor  het voorzieningenniveau en/of leefbaarheid?

  • .

    Wat kunnen/moeten we ondernemen om ongewenste ontwikkelingen en winkelleegstand tegen te gaan?

  • .

    Hoe kunnen/moeten we omgaan met de ruimtelijke inpassing van internetwinkels?

 

Hoofdstuk 3 Leeswijzer

In hoofdstuk 4 wordt een omschrijving gegeven van de ontwikkelingen in de detailhandelssector de afgelopen jaren, deze vormen immers de aanleiding voor de actualisatie. Hoofdstuk 5 schetst een beeld van de diverse beleidskaders van de verschillende overheden die voor de detailhandelssector van belang zijn. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 de stand van zaken op het gebied van detailhandel in het Land van Heusden en Altena beschreven. Naast de bestaande structuur worden onder meer ontwikkelingen op het gebied van aanbod, leegstand en werkgelegenheid in de sector weergegeven. Hoofdstuk 7 bevat de beleidslijnen welke voor de verschillende deelonderwerpen zullen worden gevolgd. Ook wordt aangegeven welke onderdelen ongewijzigd zijn overgenomen uit de detailhandelsvisie Land van Heusden en Altena 2011. In hoofdstuk 9 komen de uitvoeringsaspecten aan bod en tot slot wordt in hoofdstuk 10 het proces wat is doorlopen om te komen tot de geactualiseerde visie, beschreven en toegelicht.

 

Hoofdstuk 4 (Markt)ontwikkelingen

In Nederland doet zich een aantal ontwikkelingen voor in de detailhandelssector die ervoor zorgen dat (vaak ruimtelijke) vraagstukken veranderen:

  • .

    Veranderend koopgedrag en de toename van internetwinkelen.

  • .

    Brancheverbreding en branchevervaging.

  • .

    Schaalvergroting en de verdere opkomst van filiaalbedrijven.

  • .

    Toenemende mobiliteit.

  • .

    Bevolkingsontwikkeling

  • .

    Toenemende leegstand.

In onderstaande paragrafen worden deze ontwikkelingen nader toegelicht.

 

Paragraaf 4.1. Veranderend koopgedrag / toename internetwinkelen

Het koopgedrag van de consument verandert. Voor de aankoop van dagelijkse artikelen is het niet meer vanzelfsprekend dat men de dichtstbijzijnde winkels bezoekt. Niet dagelijkse artikelen worden vaker via internet aangekocht. Winkelen voor de aankoop van niet dagelijkse artikelen of als vrijetijdsbesteding krijgt een andere betekenis waar de detailhandelsector op moet inspelen.

  • .

    De bestedingen in de detailhandelssector via internet zitten fors in de lift. Daar waar in 2005 nog 3% van de detailhandelsomzet online werd gegenereerd, was dat in 2012 al 10% en in 2013 11%.  De verwachting is, dat dit percentage nog verder zal gaan stijgen (bron: HBD).

  • .

    De consument vraagt naar beleving, vernieuwing, betekenis en vermaak. In de beperkte vrije tijd wil de consument het maximale bereiken. Hierdoor verandert de functie van winkels meer naar locaties waar men kan ’beleven’.

  • .

    Door het grotere referentiekader (via internet) wordt de consument steeds kritischer ten aanzien van kwaliteit van het aanbod, keuzemogelijkheden, prijsstelling en verschijningsvorm (zowel in winkels zelf als de winkelomgeving). Omdat de consument van tegenwoordig goed geïnformeerd is, zal meer toegevoegde waarde moeten worden geboden om de consument nog naar de winkel te kunnen trekken.

  • .

    Met de verdere opmars van de internethandel ontstaat een nieuw type bedrijf waarvoor ruimtelijke kaders moeten worden vastgesteld.

  • .

    Het Nieuwe Winkelen is in opkomst. Dit is een toepassing voor de detailhandelssector van de combinatie van mobiele bereikbaarheid, social media en het feit dat de consument te lokaliseren is (via de mobiele telefoon). Het zorgt voor nieuwe kansen voor ondernemers die e-commerce weten te combineren met fysieke verkooppunten.

  • .

    Vooral in de middelgrote kernen (10.000 – 40.000 m2 WVO) daalt de koopkrachtbinding in de niet-dagelijkse-artikelensector. De consument winkelt hiervoor niet meer vanzelfsprekend in de eigen woonplaats. De concurrentie met omliggende binnensteden is toegenomen. Kwaliteitsverbetering en aanbodversterking is noodzakelijk.

  • .

    Door de economische crisis zijn met name de bestedingen in de niet-dagelijkse sector afgenomen.

  • .

    De koopkrachtbinding voor dagelijkse boodschappen is afgenomen. Gemiddeld genomen is de mate waarin men de dagelijkse boodschappen doet in de eigen woonplaats gedaald, zeker als zich op aanvaardbare afstand een sterker winkelaanbod bevindt.

  • .

    De consument vraagt naar snelheid en gemak. Kleine winkelgebieden die hierin voorzien blijken goed te functioneren

  • .

    Er worden nieuwe winkelconcepten ontwikkeld waarvoor men passende locaties zoekt. Dit biedt voor een winkelgebied kansen om zich te onderscheiden.

Paragraaf 4.2. Brancheverbreding en branchevervaging

Recreatief winkelen wordt gekoppeld aan beleving. Consumenten zijn op zoek naar vermaak. Naast een verkoopplaats worden de winkels zelf ook steeds meer een plaats voor ‘belevenis’. Lifestyle stores (bijvoorbeeld kookwinkels met workshops), optredens in winkels, advies, aanvullende voorzieningen en bijzondere winkelformules dragen bij aan de beleving.

 

Paragraaf 4.3. Schaalvergroting en verdere opkomst filiaalbedrijven

  • .

    Schaalvergroting en netwerkverdichting van filiaalbedrijven zet door.

  • .

    Schaalvergroting in combinatie met afnemende bestedingen zorgt voor branchevervaging en -verbreding. Dit is het geval in de dagelijkse artikelen sector en perifere winkelgebieden. Gevolg van deze laatste is, dat de concurrentie voor de reguliere centra vanuit perifere locaties kan toenemen.

  • .

    Schaalvergroting en modernisering van supermarkten doordat in de dagelijkse artikelensector geen daling van de bestedingen heeft plaatsgevonden. Het marktaandeel van supermarkten blijft stijgen maar gaat ten kosten van de levensmiddelenspeciaalzaken.

  • .

    Het aantal verkooppunten in de detailhandel is niet evenredig meegegroeid met het winkelvloeroppervlak. De omzet per m2 is (met name in de niet dagelijkse sector) flink afgenomen. Dit wordt versterkt door toegenomen internetaankopen.

Paragraaf 4.4. Mobiliteit

Toegenomen mobiliteit leidt ertoe dat de keuzemogelijkheden voor een te bezoeken winkelcentrum groter zijn geworden.

Paragraaf 4.5. Bevolkingsontwikkeling

  • .

    Het aantal inwoners van West Brabant zal als geheel naar verwachting licht stijgen tot 2025. In een aantal West Brabantse kleine kernen wordt (evenals in veel plattelandsgemeenten) de komende jaren een daling van de bevolking verwacht. In het  Land van Heusen en Altena wordt tot 2025 een lichte stijging van het aantal inwoners verwacht.

  • .

    De bevolking vergrijst doordat het aandeel ouderen toeneemt. Ouderen consumeren minder en hebben ook een andere behoefte (voorbeeld t.a.v. bereikbaarheid en beschikbaarheid van winkelvoorzieningen).

  • .

    Het ondernemersbestand in het MKB vergrijst. Bovendien vinden steeds minder ondernemers geschikte bedrijfsopvolging of overnames door starters. Dit wordt mede veroorzaakt door hoge kosten en lastige financierbaarheid door banken.

Paragraaf 4.6. Leegstand

Door bovengenoemde ontwikkelingen en door de economische crisis van de afgelopen jaren staan er op veel plaatsen winkelpanden leeg. Lege panden zorgen voor een onaantrekkelijk winkelgebied. Gemiddeld staat in Nederland circa 13% van het aantal winkels leeg. Dit percentage zal waarschijnlijk nog verder toenemen. Zie ook ‘huidige situatie Land van Heusden en Altena’.

Paragraaf 4.7. Overige ontwikkelingen detailhandelsaanbod

  • .

    Er is een toename van het aantal winkels gericht op het lage marktsegment.

  • .

    Een deel van de perifere winkelgebieden functioneert matig tot slecht. Met name de kleinere en onduidelijk geprofileerde woonboulevards en andere perifere clusters hebben hiermee te maken.

Hoofdstuk 5 Beleidskaders

Een aantal ontwikkelingen en (beleids)richtlijnen is relevant voor lokaal/(sub)regionaal detailhandelsbeleid:

Paragraaf 5.1. Europese Dienstenrichtlijn

De Europese dienstenrichtlijn heeft als doel om de concurrentie tussen dienstverrichters van EU lidstaten te bevorderen. Hierin zijn economische vestigingseisen verboden. Zo kunnen winkels bijvoorbeeld niet worden geweigerd op basis van gebrek aan (economische) marktruimte of het failliet gaan van andere winkels.

Paragraaf 5.2. Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit Ruimtelijke Ordening (2012) is vastgelegd dat de toelichting bij een bestemmingsplan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling met bovenlokale effecten (waaronder detailhandel) moet voldoen aan de systematiek van de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’. De toets bestaat uit drie verplichte onderdelen (treden, zie ook bijlage 1):

  • .

    Beschrijf dat de voorgenomen detailhandelsontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

  • .

    Beschrijf in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare panden door herstructurering, transformatie of anderszins;

  • .

    Indien de ontwikkeling buiten het bestande stedelijke gebied plaatsvindt, beschrijf hoe de locatie passend worden ontsloten.

Paragraaf 5.3. Provincie

De provincie Noord Brabant streeft naar een robuuste, economisch levensvatbare voorzieningenstructuur. Vanwege de verwachte geringe bevolkingsgroei is er een beperkte ruimte voor de uitbreiding van detailhandelsvoorzieningen. Daarom is het belangrijk om zorgvuldig om te gaan met de bestaande winkelcentra. Dit vindt men een primaire verantwoordelijkheid van gemeenten.  De provincie stuurt vooral op grootschalige, bezoekersintensieve ontwikkelingen met een regionaal en bovenregionaal karakter.

 

Discussienota detailhandel in Noord Brabant

Eind 2012 heeft de provincie de discussienota Detailhandel in Noord Brabant opgesteld. Een van de belangrijkste onderwerpen hierin is een aantrekkelijk leef-, woon- en vestigingsklimaat. De discussienota geeft een aanzet om in te kunnen spelen op de sterke dynamiek in de detailhandelssector. Enkele conclusies hieruit zijn, dat men alle plannen voor uitbreiding van winkelvloeroppervlakte (zeker op nieuwe locaties) voorlopig in de kast zou moeten zetten, dat in de Regionaal Ruimtelijk Overleggen (RRO’s)  nadere afspraken moeten worden gemaakt over ontwikkeling en monitoring en dat handhaving op branchering in bestemmingsplannen meer prioriteit zou moeten krijgen. Regionale visies en afspraken moeten de basis vormen voor lokaal detailhandelsbeleid. De Provincie moet op basis van de discussienota nog definitieve keuzes maken op welke wijze men gericht beleid wil voeren op het gebied van detailhandel.

 

Expertteam detailhandel

Op initiatief van de provincie Noord Brabant is in 2013 een expertteam detailhandel Noord-Brabant opgericht. Dit expertteam heeft de notitie: ‘ambitie vereist keuzes’ opgesteld. Aanbevelingen uit deze notitie zijn onder meer dat een vitale en toekomstbestendige detailhandelsstructuur een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van overheid en marktpartijen. Een gedeeld beeld hierover moet worden vastgelegd in lokale en regionale detailhandelsvisies. Regionale afstemming is van belang en scherpe keuzes zijn nodig.

 

SER Noord Brabant

De Sociaal Economische Raad Noord Brabant heeft in juni 2013 geadviseerd aan de Provincie om de regietaak voor detailhandel op zich te nemen waarbij de Provincie een toetsende rol zou moeten krijgen voor gemeentelijke winkelplannen. Ook moet de provincie een regietaak krijgen op het gebied van transformatie en vernieuwing. Brabantse fondsen zouden hiervoor ter ondersteuning moeten worden ingezet. Een en ander moet nog verder worden uitgewerkt.

 

Verordening Ruimte

Beleidslijnen uit de provinciale notitie ‘Werk aan de winkel in de regio’ zijn op hoofdlijnen vertaald in de Verordening Ruimte 2014. Hierin is onder meer opgenomen dat de toelichting bij een bestemmingsplan voor de ontwikkeling of uitbreiding van een detailhandelslocatie aangeeft welke afspraken hierover zijn gemaakt in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO).

 

Paragraaf 5.4. Regio West Brabant (RWB)

De ‘Visie op de detailhandelsstructuur 2009 – 2020’ is in 2009 vastgesteld. Tevens is er een convenant gesloten over de regionale afstemming van detailhandelsinitiatieven. Belangrijkste doel hiervan was het voorkomen van structuur verstorende initiatieven. Uitgangspunt was een sterke gemeentelijke autonomie. Deze afstemming heeft in de afgelopen jaren in de praktijk niet gewerkt. Dit, samen met de veranderingen die zich de afgelopen jaren in de detailhandelssector hebben voorgedaan, zijn voor RWB aanleiding geweest om de regionale samenwerking en de rol van de regie in de regio te herzien. Het resulterende rapport is in concept gereed. Hierin is onder meer opgenomen dat detailhandelsinitiatieven voor nieuwvestiging of uitbreiding van meer dan 2.500 m2 BVO moeten worden getoetst. Dit schaalniveau komt in onze regio echter nauwelijks voor. Afstemming is echter wel van belang omdat grootschalige initiatieven buiten de regio Land van Heusden en Altena ook van invloed kunnen zijn op onze regionale detailhandelsstructuur (zie 9.3.2).

Paragraaf 5.5. Land van Heusden en Altena

In 2011 is de ‘Detailhandelsvisie Land van Heusden en Altena’ vastgesteld. Deze visie is in overleg met de gevestigde ondernemers tot stand gekomen. Het biedt een goed toetsingskader voor initiatieven van ondernemers. Daar waar mogelijk zijn beleidslijnen overgenomen in bestemmingsplannen. Regionale toetsing van initiatieven die daarvoor in aanmerking kwamen heeft plaatsgevonden in het 2-maandelijks overleg tussen de wethouders EZ van de drie gemeenten. Detailhandel vormt een vast onderdeel op de agenda van dit overleg.

Hoofdstuk 6 Huidige situatie Land van Heusden en Altena

Paragraaf 6.1. Detailhandelsstructuur

De hoofdstructuur van het winkelaanbod in het Land van Heusden en Altena is niet gewijzigd ten opzichten van de in 2011 vastgestelde visie en ziet er als volgt uit:

Type centrum

Koopgedrag

Aalburg

Werkendam

Woudrichem

Bovenlokaal verzorgend centrum

Boodschappen/

Recreatief winkelen

 

Werkendam

 

Kernverzorgend centrum

Boodschappen

Wijk & Aalburg

Sleeuwijk

Woudrichem

Kleine kernen

Boodschappen

Veen (Emté)

Genderen

Dussen

Hank

Nieuwendijk

Almkerk

Andel

Giessen-Rijswijk

 

Perifere centra

Doelgericht laagfrequent

Veen

Perzikstraat (Wijk & Aalburg)

Bruine Kilhaven (Werkendam

De Sluis (Dussen)

Rietdijk (Giessen)

Toeristisch centrum

Toeristisch bezoek

 

 

Vesting Woudrichem

 

Recreatief winkelen

Het enige winkelgebied in het Land van Heusden en Altena waar men recreatief kan winkelen is het centrum van Werkendam. De Vesting in Woudrichem heeft uiteraard een belangrijke toeristisch-recreatieve functie, maar het aantal winkels is beperkt waardoor niet echt kan worden gesproken over een mogelijkheid tot recreatief winkelen. Winkels worden bezocht als onderdeel van een toeristisch bezoek aan de vesting.

 

Boodschappen doen

Supermarkten zijn de belangrijkste dragers van de gehele boodschappenstructuur. Inwoners van het Land van Heusden en Altena beschikken met 16 supermarkten over een modern en compleet dagelijks winkelaanbod op acceptabele afstand van de woning.

 

Doelgerichte laagfrequente aankopen

Laagfrequente aankopen vinden hoofdzakelijk plaats in ruimtelijk geconcentreerde en duidelijk herkenbare perifere nevencentra. Het aanbod hiervan relatief omvangrijk en ook buiten de concentratiegebieden bevinden zich relatief veel winkels.

Paragraaf 6.2. Winkelaanbod

Het winkelaanbod van dagelijkse- en niet dagelijkse artikelen bedraagt landelijk 1.656 m2 WVO (exclusief leegstand) per 1.000 inwoners. In West Brabant ligt dit aantal met 1.848 m2 ruim 10% hoger. Het Land van Heusden en Altena beschikte in 2014 over 1.505 M2 WVO per 1000 inwoners. 376 m2 is bestemd voor dagelijkse artikelen en 1129 m2 voor niet dagelijkse artikelen. In onderstaande tabel zijn de beschikbare m2 per gemeente opgenomen. Een uitsplitsing naar kern per gemeente is, evenals de verdeling over de verschillende branches, opgenomen in bijlage 2.  Hierin is duidelijk zichtbaar dat de branche ‘levensmiddelen’ door de ontwikkeling van De Es in Sleeuwijk sterk vertegenwoordigd is. Hetzelfde geldt voor de branche ‘huishoudelijke artikelen’ in Woudrichem als gevolg van de vestiging van Action in ‘t Rond.

 

Gemeente

M2 WVO dagelijks

M2 WVO

Niet dagelijks

Totaal m2 VWO

M2 WVO per 1000 inwoners

Aalburg

4.802

15.616

20.418

1.598

Werkendam

9.191

27.234

36.425

1.379

Woudrichem

6.171

17.719

23.890

1.654

LvHA

20.164

60.569

80.733

1.505

West Brabant

 

 

 

1.848

Landelijk

 

 

 

1.656

 Bron: Locatus Verkooppunt Verkenner 2014

 

Zowel landelijk als op het niveau van de regio West Brabant is het aanbod aan winkeloppervlakte in het afgelopen jaar gestegen. In de regio LvHA is er gemiddeld per 1000 inwoners slechts sprake van een lichte stijging van het aanbod. Deze stijging is grotendeels te verklaren door de realisatie en ingebruikname van ’t Rond in Woudrichem en de Nieuwe S in Sleeuwijk. Omdat het aanbod per 1000 inwoners achterblijft bij het gemiddelde in met name het landelijk gebied, kan hieruit worden geconcludeerd, dat er gemiddeld genomen kansen en mogelijkheden zouden moeten zijn om de huidige leegstand in de regio op te vullen.

Paragraaf 6.3. Werkgelegenheid

In het gehele Land van Heusden en Altena biedt de detailhandelssector werk aan bijna 2000 personen (inclusief parttimers en ook inclusief de in onze regio geregistreerde ambulante handel, maar exclusief uitzendkrachten). De detailhandelssector is hiermee goed voor ruim 10% van het totaal aantal banen in de regio Land van Heusden en Altena. Het geregistreerde aantal werkzame personen in de detailhandelssector is, na een piek in 2012 gedaald in 2013 en 2014..

 

2010

2011

2012

2013

2014

Werkzame personen

1945

2022

2064

2001

1998

Bron: VR+ Werkzame personen in detailhandel (SBI 47 excl. auto’s, motorfietsen, aanhangers)

Paragraaf 6.4. Leegstand

In het Land van Heusden en Altena is de winkelleegstand met 5,6% van het totale aanbod in m2, lager dan het landelijk gemiddelde en het gemiddelde van West Brabant. De leegstand is het hoogst in de gemeente Werkendam. Dit wordt vooral veroorzaakt door de grote leegstand in de kern Nieuwendijk (ruim 20% van het totale aantal winkels alsmede van het totale m2 WVO). In onderstaande tabel is de leegstand weergegeven, zowel in aantallen verkooppunten als in oppervlakte. In Werkendam staan meer panden leeg dan in Aalburg en Woudrichem. De leegstaande panden in Woudrichem en Aalburg zijn vooral grotere panden. De cijfers per kern van elke gemeente zijn opgenomen in bijlage 3.

 

 

Totaal # verkooppunten

Leegstaand # verkooppunten

Opp. m2 leegstaand

% leegstand verkooppunten

% WVO leegstaand

Aalburg

139

4

1.612

2,9

5,0

Werkendam

297

31

4.462

10,4

7,5

Woudrichem

144

3

1.137

2,1

3,1

LvHA

580

38

7.211

6,6

5,6

West Brabant

-

-

-

8,3

6,8

Landelijk

-

-

-

7,3

7,7

Bron: Locatus Verkooppunt Verkenner 2014

Paragraaf 6.5. Leefbaarheid

Het verdwijnen van winkels hoeft niet rechtstreeks te leiden tot problemen op het gebied van leefbaarheid, mits er op aanvaardbare afstand van de woonomgeving (voldoende) winkels beschikbaar zijn. De bevolkingsontwikkeling is hierin echter een factor van belang. Het aantal ouderen neemt toe en mensen worden ook steeds ouder. Juist voor deze groep, die minder mobiel is, betekent het verdwijnen van winkels wel een afname van de leefbaarheid.

 

Uit de bevolkingsprognoses voor het Land van Heusden en Altena wordt duidelijk dat het aantal personen per kern licht stijgt en sommige kleine kernen afvlakt of afneemt. Met dit beeld neemt het LvHA een bijzondere positie in, aangezien in veel landelijke gebieden vooral sprake is van bevolkingsdaling. Dit wordt veroorzaakt door de nabije ligging ten opzichte van de Randstad en door de sociaal culturele kenmerken van het gebied (veel grote gezinnen). Als zich in de toekomst een bevolkingsdaling voordoet, is dat vooral het geval in de hele kleine kernen. Er is een duidelijke toenemende vergrijzing zichtbaar waardoor het vraagstuk van leefbaarheid kan gaan spelen in de kleine kernen waar voorzieningen dreigen te verdwijnen. Voor de bevolkingsprognoses is gebruik gemaakt van de rapportage ‘Actualisatie wonen, welzijn en zorg 2014’. Deze cijfers zijn op te vragen via de gemeente.

Hoofdstuk 7 Visie op detailhandelsontwikkeling 

Door een duidelijk streefbeeld voor de toekomst van detailhandel in het land van Heusden en Altena kunnen we als overheid de dynamiek in de detailhandel zo goed mogelijk faciliteren. Daarmee dragen we bij aan een positieve ontwikkeling van deze sector. Dit is voor zowel de inwoners als de ondernemers in de regio van toegevoegde waarde.

Paragraaf 7.1. Visie en ambitie

Het belangrijkste wat we, ook voor de langere termijn, beogen met de (geactualiseerde) detailhandelsvisie is:

 

‘Het bieden van een zo goed mogelijke consumentenverzorging voor de inwoners van het Land van Heusden en Altena en een sterk ondernemersklimaat voor ondernemers waarbij een rendabele exploitatie van de winkels mogelijk is met perspectief voor de langere termijn’.

 

Dit vertaalt zich in de volgende ambities:

  • .

    Het streven naar zoveel mogelijk behoud van de fijnmazige voorzieningenstructuur.

  • .

    Streven naar een duurzame voorzieningenstructuur, bestaande uit, ook op de langere termijn levensvatbare, elkaar aanvullende detailhandelsgebieden.

  • .

    Het bieden van een goed ondernemersklimaat door het faciliteren van ondernemersinitiatieven die inspelen op de dynamiek in de detailhandelssector.

 

Als we hieraan op een goede wijze invulling aan kunnen geven, bereiken we tevens dat:

  • .

    De economische, culturele en sociale functie van winkelgebieden wordt ondersteund.

  • .

    Werkgelegenheid in de detailhandelssector behouden blijft of zelfs kan groeien.

  • .

    Het imago van kernen of zelfs de regio wordt versterkt

  • .

    Een goed vestigingsklimaat wordt geboden voor andere publieksgerichte voorzieningen en overige bedrijvigheid.

Paragraaf 7.2. Doelstellingen

Om bovenstaande ambities te bereiken moeten toekomstige ontwikkelingen en initiatieven in goede banen worden geleid. De belangrijkste hoofddoelstelling waar we als gemeenten in het Land van Heusden en Altena naar moeten streven is:

 

‘Het vasthouden aan- en verder versterken van de bestaande detailhandelsstructuur’

‘Het vasthouden aan- en verder versterken van de bestaande detailhandelsstructuur’

 

De detailhandelsstructuur is opgebouwd uit 3 verschillende typen koopgedrag (zie 6.1). Om de beschreven doelstelling te bereiken, is het streefbeeld voor de verschillende typen koopgedrag als volgt te omschrijven:

 

Recreatief winkelen: Centrum Werkendam

Voor versterking van het aanbod met een recreatieve winkelfunctie wordt in het Land van heusden en Altena ingezet op het centrum van Werkendam. De ontwikkelingen in de toeristisch-recreatieve sector bieden tevens kansen voor deze versterking. Echter de functie van recreatief winkelen is relatief beperkt in vergelijking met omliggende grotere kernen (Heusden, Gorinchem, Waalwijk etc.). Winkelontwikkelingen in de Vesting Woudrichem zijn vooral ondersteunend aan en passend bij de cultuurhistorische aard van de vesting.

 

Boodschappen doen: Behoud van aanbod in kleinere kernen

Het versterken van de lokale verzorgingsfunctie is van belang om bestedingen in de sector zoveel mogelijk in de regio te houden. Inwoners van het Land van Heusden en Altena beschikken over een modern en compleet dagelijks winkelaanbod op acceptabele afstand van de woning.

Een recente berekening van BRO heef aangetoond dat de distributieve uitbreidingsruimte voor dagelijkse artikelen/supermarkten vrijwel nihil is. Alleen een kwalitatieve verbetering kan de structuur verder versterken. Bestaande supermarkten moeten daarom ruimte krijgen om te groeien. Het aantal supermarkten moet echter niet verder worden uitgebreid met nieuwe vestigingen omdat hiermee (door koopkrachttoevloeiing) een risico ontstaat dat supermarkten in omliggende kernen verdwijnen. Omdat supermarkten de dragers zijn van de boodschappenstructuur zou hiermee het voortbestaan van winkelvoorzieningen in de kleinere kernen verder onder druk komen te staan.

Er wordt dus gestreefd naar behoud van het (supermarkt)aanbod in de kleinste kernen. Als dat in de toekomst toch niet mogelijk blijkt te zijn, moet een aanbod op acceptabele afstand beschikbaar zijn. Dit lijkt momenteel vooral van toepassing voor de kernen Drongelen, Eethen, Meeuwen, Babyloniënbroek, Giessen, Oudendijk, Waardhuizen, Uppel en Uitwijk. In deze kernen zijn weinig tot geen winkels met dagelijkse artikelen meer aanwezig. In de genoemde kernen kan desgewenst worden gewerkt aan het behouden door bijvoorbeeld het faciliteren van een kleine warenmarkt of standplaatsen (of door het andere initiatieven zoals functie uitbreiding bij bestaande voorzieningen zoals bijvoorbeeld een dorpshuis).

 

Doelgerichte laagfrequente aankopen: Concentratie aanbod PDV/GDV

Het aanbod van winkels voor doelgericht laagfrequente aankopen is in de regio Land van Heusden en Altena deels verspreid aanwezig. Een verdere concentratie is vanuit het perspectief van consumentenverzorging, het functioneren van winkels en efficiënt ruimtegebruik gewenst. Uitbreiding van PDV/GDV locaties wordt alleen toegestaan op de volgende bedrijventerreinen:

  • .

    Detailhandelszone Bruine Kilhavens (Werkendam)

  • .

    Rietdijk (Giessen)

  • .

    Bedrijventerrein Veen

  • .

    De Sluis (Dussen)

  • .

    Perzikstraat (Wijk en Aalburg).

Op alle andere bedrijventerreinen moeten de bestemmingsplannen op termijn detailhandel uitsluiten. Winkels op het gebied van elektronica (bruin- en witgoed), rijwielen of dierbenodigdheden zouden slechts bij hoge uitzondering moeten worden toegestaan op bedrijventerreinen aangezien dit ten koste kan gaan van de hoofdwinkelcentra.

 

De belangrijkste uitgangspunten die we moeten hanteren om de beschreven doelstellingen te bereiken zijn:

Sub-paragraaf 7.2.1. Ruimtelijke concentratie

Nieuwe ontwikkelingen buiten de winkelconcentratiegebieden moeten niet worden toegestaan als dit negatieve gevolgen kan hebben voor de bestaande detailhandelsstructuur. Ook zal handhavend moeten worden opgetreden op plaatsen waar detailhandelsactiviteiten plaatsvinden waar dit niet is toegestaan. Investeringen op de meer complexe en kostbare (centrum)locaties blijven immers uit als perifere en andere goedkope en snel te ontwikkelen locaties zijn toegestaan. Juist in centrum- of concentratiegebieden liggen voor de langere termijn de beste kansen voor winkels. Nieuwe initiatieven voor solitaire winkels moeten alleen worden toegestaan als het een functie heeft. Denk bijvoorbeeld aan een bijdrage aan de leefbaarheid in kernen waar anders helemaal geen voorzieningen zouden zijn (Eethen, Meeuwen, Babyloniënbroek, Giessen, Oudendijk, Waardhuizen, Uppel en Uitwijk).

Sub-paragraaf 7.2.2. Schaalvergroting op de juiste plek faciliteren

Om de concurrentiepositie te behouden en waar mogelijk te verstevigen zal schaalvergroting moeten worden gefaciliteerd. Sommige grotere winkels trekken veel publiek van buitenaf waardoor ze een positief effect hebben op het functioneren van een geheel winkelgebied. Een zorgvuldige afweging met betrekking tot de inpassing in de totale detailhandelsstructuur is gewenst.

Sub-paragraaf 7.2.3. Maatwerk voor publieksgerichte ondersteunende functies

Het aanbod aan horeca en publieksgerichte voorzieningen is relatief beperkt. Het draagt echter wel bij aan de aantrekkelijkheid van een winkelgebied en de toeristisch recreatieve functie. Goede concepten moeten op een passende locatie worden gefaciliteerd.

Sub-paragraaf 7.2.4. Aanpak leegstand

Het voorkomen van leegstand heeft de voorkeur. Activiteiten die kunnen bijdragen aan het voorkomen van winkelleegstand zijn, naast investeringen en kwaliteitsimpulsen onder meer winkelstraat- of centrummanagement, ondernemersfondsen en Het Nieuwe Winkelen. Als er toch lege panden zijn, dragen tijdelijke oplossingen bij aan het verder oplopen van leegstand. Denk hierbij aan het gebruik van lege etalages, pop-up stores of het tijdelijk vestigen van horeca, een galerie of ander soort ondernemers.

 

De beleidslijn vanuit de drie gemeenten is, dat (waar mogelijk) medewerking wordt verleend aan initiatieven die bijdragen aan het beperken of tijdelijk oplossen van winkelleegstand in de concentratiegebieden. Naast het faciliteren van gevestigde ondernemers bij initiatieven als het opzetten van centrummanagement en/of samenwerkende detaillisten kan het ook nodig zijn om al dan niet tijdelijk andere functies toe te staan op een locatie met een detailhandelsbestemming (bijvoorbeeld een kortlopende exploitatievergunning voor tijdelijke horeca in een leegstaand pand). Ook het opstellen en uitwerken van een centrumvisie samen met ondernemers, draagt bij aan de kwaliteit van winkelgebieden en daarmee aan het (verder) voorkomen van leegstand. In de winkelcentra waar de leegstand bovengemiddeld hoog is, moeten de gemeenten actief het gesprek aangaan met ondernemers en vastgoedeigenaren om gezamenlijk te bepalen of en welke maatregelen geschikt zouden kunnen zijn. De gemeenten zullen hiertoe het initiatief nemen.

Sub-paragraaf 7.2.5. Behoud leefbaarheid

De instandhouding van winkelvoorzieningen in kleine dorpen is belangrijk. Het draagt bij aan de leefbaarheid. Niet alleen voor de bewoners en winkeliers, maar ook voor andere partijen die betrokken zijn bij de verbetering van de leefbaarheid in kleinere dorpen (overheden, zorginstellingen, onderwijsinstellingen en dergelijke). In een aantal kernen kan niet worden voorkomen dat winkelvoorzieningen in de toekomst verdwijnen. Voor kwetsbare bevolkingsgroepen voor wie de leefbaarheid afneemt door de afwezigheid van winkels zijn dan andere oplossingen nodig. Op deze groepen toegespitste internettoepassingen, afhaalpunten, bezorgdiensten en woon-winkelvervoer op maat biedt oplossingen om winkelvoorzieningen toegankelijk te houden. Mogelijk dat het faciliteren van een kleine warenmarkt en/of standplaatsen hier een oplossing kan bieden.

 

De beschreven doelstellingen met betrekking tot de detailhandelsstructuur bieden een solide basis om keuzes voor de toekomst op te baseren. Nieuwe ontwikkelingen moeten zoveel mogelijk bijdragen aan het versterken, of minimaal in stand houden van deze structuur. Binnen de totale structuur heeft elk centrum of cluster van winkels een eigen functie, profiel en positie. In het volgende hoofdstuk wordt dit vertaald naar concrete acties die we gaan uitvoeren en criteria die we kunnen gebruiken om de doelstellingen te bereiken.

Hoofdstuk 8 Richtlijnen en toetsingscriteria

Paragraaf 8.1. Algemeen

Een groot aantal aspecten ten behoeven van het behalen van de ambities en doelen is eerder al vastgelegd in de ‘Detailhandelsvisie Land van Heusden en Altena 2011’. In deze actualisatie wordt een aantal actuele onderwerpen uitgediept die destijds nog niet of minder van belang waren. Het gaat hier om het tegengaan van leegstand en het reguleren van internetwinkels en de relatie van leegstand met leefbaarheid. Daar waar zinvol of nodig zijn de richtlijnen uit de visie van 2011 duidelijker geformuleerd en/of aangescherpt.

Paragraaf 8.2. Internetwinkels

Internetwinkels hebben met elkaar gemeen dat de consument de aankoop via het internet verricht. De verschijningsvorm van deze winkels is echter divers en we zien een stijging van het aantal afhaalpunten. De Detailhandelsvisie Land van Heusden en Altena uit 2011 besteedt slechts beperkt aandacht aan internet winkelen. Een hierin gehanteerd criterium is de mogelijkheid om te betalen. Door de huidige technische ontwikkelingen, is dit criterium achterhaald. Men kan immers inmiddels overal betalen. Door de toename van het aantal internetwinkels wordt het belangrijker om er voor te zorgen dat dit soort winkels zich op passende locaties vestigen. Hierdoor sluit de verdere opmars van internetwinkels aan bij de gevestigde detailhandelsstructuur en kunnen we ondernemers in dit deel van de detailhandelssector ruimtelijk ook faciliteren.

 

Het basisuitgangspunt is, dat de vestiging van internetwinkels zoveel mogelijk bijdraagt (en in elk geval geen afbreuk doet) aan de gewenste detailhandelsstructuur in het Land van Heusden en Altena.

 

Er zijn verschillende vormen van internetwinkels te onderscheiden. Deze hebben verschillende ruimtelijke gevolgen, maar ook verschillende consequenties voor de gevestigde detailhandelsstructuur. Het belangrijkste (ruimtelijk relevante) onderscheid betreft de mogelijkheid om de webwinkel fysiek te bezoeken.

 

Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid

Alle klantcontacten gaan uitsluitend digitaal of per post. Er komt alleen een elektronische transactie tot stand en mogelijk is er een opslag en verzendfunctie. Er zijn geen fysieke bezoekers en daardoor er is ook geen verkeersaantrekkende werking (anders dan die van eventuele toeleveranciers). Deze internetbedrijven hebben geen direct effect op de gevestigde detailhandelsstructuur en hebben in ruimtelijke zin ook niet de uitstraling van een detailhandelsvestiging.

Voor het uitoefenen van deze functie in een woning volstaat de regeling voor aan huis gebonden bedrijven zoals die in Aalburg en Werkendam is opgenomen in de bestemmingsplannen. In Woudrichem past dit binnen de recent vastgestelde beleidsnota ‘aan huis gebonden activiteiten’.  In deze regelingen zijn de totaal in te zetten oppervlaktes in m2 gemaximeerd en zijn regels opgenomen t.a.v. verkeersaantrekkende werking. Als een internetwinkel zonder fysieke bezoekmogelijkheid wordt uitgeoefend op een bedrijventerrein, volstaan de hiervoor geldende bedrijfsbestemmingen.

 

Internetwinkels met fysieke bezoekmogelijkheid

De klant wordt in de gelegenheid gesteld om de winkel te bezoeken. De volgende vormen zijn hierin te onderscheiden:

 

Afhaalpunten

Dit zijn locaties die enkel en alleen bedoeld zijn om bestelde goederen af te halen of te retourneren. Alleen de door de consument bestelde goederen worden hier korte tijd opgeslagen. Afhaalpunten zijn een relatief nieuwe vorm van bedrijvigheid en kunnen als hoofdactiviteit of als nevenactiviteit worden opgezet. Zelfstandige afhaalpunten kunnen een sterke verkeersaantrekkende werking hebben. Het is van belang om de vestigingsmogelijkheden hiervoor goed te regelen. Tevens moet worden voorkomen dat dit soort vestigingen uitgroeien tot fysieke winkels op plaatsen waar dat niet is toegestaan.

Zelfstandige afhaalpunten zijn niet direct toegestaan. Voor elk initiatief zal een afweging worden gemaakt. Vanwege de verkeersaantrekkende werking worden ze op bedrijventerreinen bij voorkeur gevestigd in de aangewezen perifere zones. Ook binnen winkelconcentratiegebieden kunnen zelfstandige afhaalpunten worden gevestigd.

Ondergeschikte afhaalpunten kunnen bij bedrijven, kantoren en aan huis voorkomen. Afhaalpunten als PostNL en Kiala worden vaak gerealiseerd als servicepunt bij bestaande winkels. Het kan een goede aanvulling zijn op met name de kleinere winkelgebieden en biedt daarmee een kans voor bestaande ondernemers op deze locaties. Om deze reden zijn ondergeschikte afhaalpunten in de reguliere winkelcentra (zie 6.1) direct toegestaan binnen de detailhandelsbestemming. Buiten de reguliere winkelcentra dient een afwijking van het bestemmingsplan te worden aangevraagd waarbij wordt getoetst op mogelijke negatieve effecten t.a.v. parkeren en verkeersbewegingen.  

 

Internetwinkels met fysieke bezoekmogelijkheid, niet zijnde alleen een afhaalpunt

Naast het afhalen en/of retourneren van artikelen wordt hier ook gekocht, besteld, geruild of gepresenteerd. Hiermee ontstaat eigenlijk een fysieke winkel die ook via internet verkoopt. Dit is gelijk aan reguliere detailhandel en vestiging moet worden beperkt tot de hiervoor bestemde reguliere winkelcentra (en voor grootschalige artikelen de perifere winkelgebieden). Deze winkels kunnen alleen gevestigd worden binnen een detailhandels- of centrumbestemming.

Paragraaf 8.3. Supermarkten

Het aanbod van supermarkten wordt niet verder uitgebreid met nieuwe vestigingen (zie 7.2 onder ‘dagelijkse artikelen’). Om aantrekkelijk te blijven voor de eigen inwoners, moeten bestaande supermarkten zich zowel kwalitatief als kwantitatief kunnen blijven versterken in de toekomst. Er zit echter een spanningsveld tussen schaalvergroting van de grotere supermarkten en het bestaansrecht van de hele kleine supermarkten. De beleidslijn is, dat kleine supermarkten (<1.000 m2 BVO) per 5 jaar met 40% mogen uitbreiden en grote supermarkten (>1.000 m2 BVO) met 30% per 5 jaar.

Bij verplaatsing van een supermarkt moet de nieuwe locatie in nabijheid van een winkelcluster of centrum worden gevonden. Hiermee wordt bijgedragen aan een versterking van de bestaande structuur.

Paragraaf 8.4. Overige vormen van detailhandel

Naast de in de hoofdstructuur voorkomende winkelgebieden en verschijningsvormen van internetwinkels, is er een aantal andere vormen van detailhandel te onderscheiden. Mogelijk zijn niet alle initiatieven te toetsen op een van de beschreven verschijningsvormen. In dat geval is het van belang om bij de beoordeling van een initiatief te zoeken naar een beschreven vorm die het beste past. Voor het toestaan van deze initiatieven dient minimaal te worden aangetoond dat het geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande/gewenste detailhandelsstructuur.

Sub-paragraaf 8.4.1. Nevenassortiment perifere detailhandel

Het (branchevreemd) nevenassortiment van perifeer gevestigde winkels wordt toegestaan tot maximaal 10% van het WVO met een maximale oppervlakte van 100 m2.

Sub-paragraaf 8.4.2. Tuincentrum

Dit is een bijzondere vorm van detailhandel die conform het provinciale beleid specifiek bestemd moet worden. Vestiging wordt conform de Verordening Ruimte toegestaan in de kernrandzonde in het gemengd landelijk gebied. Regels dienen te worden gesteld ter voorkoming van oneigenlijk vormen van detailhandel. Tevens moet de locatie worden voorzien van een adequate verkeers- en vervoersvoorzieningen. Concrete initiatieven worden op basis van de locatievoorwaarden en effecten op de detailhandelsstructuur beoordeeld. Ook hier is de regel voor het voeren van branchevreemd nevenassortiment van toepassing (maximaal 10% van het WVO met een maximale oppervlakte van 100 m2).

Sub-paragraaf 8.4.3. Verkoop aan huis

Detailhandel aan huis concurreert met de reguliere winkelgebieden. Bovendien werkt het verdere verspreiding van winkels in de hand terwijl het van belang is om winkels te clusteren. Hiermee worden de ontwikkelingsmogelijkheden van de aangewezen detailhandelsclusters beperkt wat gevolgen kan hebben voor het toekomstige voorzieningenniveau. Verkoop aan huis wordt daarom niet toegestaan. Startende ondernemers in de detailhandelssector zijn aangewezen op bestaande winkelruimten die (zeker op dit moment) voldoende beschikbaar is. Bij een aan huis gebonden bedrijf of beroep mogen (in zeer beperkte mate) aan het betreffende beroep of bedrijf ondergeschikte artikelen worden verkocht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan shampoo bij een kapsalon aan huis.

Sub-paragraaf 8.4.4. Boerderijwinkels

Boerderijwinkels dragen bij aan de leefbaarheid op het platteland, aan de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven en aan het aanbod van recreatieve voorzieningen. Een boerderijwinkel mag maximaal 50 m2 WVO hebben, met een ontheffingsmogelijkheid tot 100 m2 WVO. Een boerderijwinkel is:

  • .

    Ondergeschikt aan de reguliere bedrijfsvoering

  • .

    Verkoop van zoveel mogelijk eigen producten, eventueel aangevuld met andere lokale- en streekproducten

  • .

    een versterking van de bestaande detailhandelsstructuur.

Sub-paragraaf 8.4.5. Horeca en leisure

Detailhandel op recreatiebedrijven is toegestaan wanneer het grotere op verblijfstoerisme gerichte recreatiebedrijven betreft. Een winkel op een recreatiebedrijf heeft een maximale omvang van 200 m2 BVO, met een ontheffingsmogelijkheid tot 500 m2 BVO en:

  • .

    Is ondergeschikt aan de hoofdfunctie

  • .

    Is gericht op de bezoekers van het recreatiebedrijf en is seizoensgebonden

  • .

    Heeft aantoonbaar meerwaarde voor de recreatiefunctie van het betreffende bedrijf

  • .

    Mag de bestaande detailhandelsstructuur niet verstoren.

Sub-paragraaf 8.4.6. Warenmarkten / standplaatsen

In 11 kernen in het Land van Heusden en Altena vindt wekelijks een warenmarkt plaats (zie overzicht bijlage 4). Een warenmarkt kan een publieksaantrekkende werking hebben waar ook de gevestigde winkeliers bij gebaat zijn. Een warenmarkt kan in sommige gevallen concurreren met de reguliere detailhandel maar warenmarkten kunnen tevens uitkomst bieden in kleine kernen waar de reguliere boodschappenvoorzieningen zijn verdwenen.

Uitgangspunt voor de warenmarkten is dat:

  • .

    Versterking positief bijdraagt aan de detailhandelsstructuur

  • .

    Een goede ruimtelijke inpassing mogelijk is

  • .

    Afstemming plaatsvindt tussen marktkooplieden en gevestigde winkeliers.

Sub-paragraaf 8.4.7. Kantoor- en bedrijfslocaties

Behoudens initiatieven die vallen onder perifere detailhandel, wordt geen detailhandel op bedrijventerreinen toegestaan. Er zijn twee uitzonderingen: het RBT en detailhandel als nevenactiviteit.

Op het RBT wordt de mogelijkheid geboden om een zogenoemd ‘facility point’ te realiseren.

  • .

    Het aanbod moet aansluiten bij de behoefte van bedrijven die zich er vestigen.

  • .

    Maximale omvang 250 m2 BVO

  • .

    Mag de bestaande detailhandelsstructuur niet verstoren.

Op bedrijventerreinen kan detailhandel als nevenactiviteit bij een bedrijf met een andere hoofdactiviteit worden toegestaan. De voorwaarden zijn:

  • .

    Het aanbod is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit

  • .

    Het gaat specifiek om aan de hoofdactiviteit gerelateerde of ondersteunende detailhandel.

Sub-paragraaf 8.4.8. Winkels in instellingen en sportvoorzieningen

De beleidslijn voor winkelaanbod in ziekenhuizen, religieuze instellingen, scholen, sportvoorzieningen en ouderen- en verzorgingstehuizen is:

  • .

    Het aanbod is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit

  • .

    Het aanbod moet aansluiten bij de behoefte van de gevestigde doelgroep.

  • .

    Maximale omvang 250 m2 BVO

  • .

    Mag de bestaande detailhandelsstructuur niet verstoren.

Sub-paragraaf 8.4.9. Detailhandel bij tankstations

Winkels bij tankstations worden toegestaan als wordt voldaan aan:

  • .

    Maximale omvang 100 m2 BVO

  • .

    Assortiment gericht op automobilisten.

Voor tankstations langs snelwegen kan gemotiveerd worden afgeweken tot een maximum van 150 m2 BVO.

Sub-paragraaf 8.4.10 Vliegende winkels

Dit is kortdurende verkoop tegen dumpprijzen vanuit locaties waar normaliter geen detailhandel plaatsvindt. Dit soort initiatieven kunnen negatieve gevolgen hebben voor de gevestigde detailhandel. Als het bestemmingsplan een dergelijk initiatief niet toestaat, wordt hieraan geen medewerking verleend.

Sub-paragraaf 8.4.11 Rommelmarkten en incidentele verkopen

Een echte ‘rommelmarkt’ heeft geen negatieve gevolgen voor de detailhandelsstructuur en kunnen daarom worden toegestaan (mits wordt voldaan aan hiervoor geldende regels). Incidentele verkopen in samenhang met evenementen of bijzondere gebeurtenissen kunnen om die reden eveneens worden toegestaan.

Sub-paragraaf 8.4.12. Overige initiatieven

Winkelinitiatieven die niet zijn toegestaan in het bestemmingsplan en die niet te scharen zijn onder een van de eerder beschreven vormen van detailhandel worden bij voorkeur gevestigd in de nabijheid van winkelclusters. Bij een afweging zal altijd aan de initiatiefnemer worden gevraagd om aan te tonen of een initiatief geen negatieve invloed heeft op de bestaande winkelstructuur.

Paragraaf 8.5. Winkeltijden en zondagsopenstelling

Winkeltijden zijn verwoord in de winkeltijdenwet. In 2013 is deze wet herzien. Ten aanzien van winkelopenstelling is geregeld dat het verboden is om een winkel voor het publiek geopend te hebben:

  • .

    op zondag

  • .

    op Nieuwjaarsdag, op Goede Vrijdag na 19 uur, op tweede Paasdag, op Hemelvaartsdag, op tweede Pinksterdag, op 24 december na 19 uur, op eerste en tweede Kerstdag en op 4 mei na 19 uur;

  • .

    op werkdagen voor 6 uur en na 22 uur.

De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van deze verboden (of aan B&W de bevoegdheid verlenen om in specifieke gevallen ontheffing te verlenen). .In het Land van Heusden en Altena is dit alleen van toepassing op de vesting Woudrichem vanwege de toeristische betekenis van de vesting.

Hoofdstuk 9 Uitvoering

Om de doelstellingen uit de detailhandelsvisie te bereiken, is het van belang dat ondernemers weten waar en welke (on)mogelijkheden er zijn. Daarnaast moeten de gemeenten ervoor zorgen dat de afspraken uit deze visie worden nageleefd. Dit betekent dat er soms niet kan worden meegewerkt aan bepaalde initiatieven. Tevens schept het duidelijkheid en biedt ondernemers bovendien een mate van zekerheid. Ook naar onze inwoners toe, kunnen we duidelijk laten zien waar onze focus ligt voor het toekomstige leefklimaat als het gaat om (winkel)voorzieningen.

Paragraaf 9.1. Toetsingskader

Voor alle detailhandelsvraagstukken biedt deze beleidsvisie kaders waarbinnen winkelontwikkelingen kunnen worden getoetst. Het naleven van deze kaders zal positief bijdragen aan de doelstellingen zoals die geformuleerd zijn in hoofdstuk 7. Het kan natuurlijk voorkomen dat er initiatieven zijn die niet passen binnen alle in dit document omschreven typeringen. In dat geval kan voor het maken van een afweging om wel of geen medewerking te verlenen worden gehandeld in de geest van deze nota. Belangrijke vraag die dan moet worden beantwoord is, of een initiatief geen negatieve (bij voorkeur positieve) invloed kan hebben op de bestaande detailhandelsstructuur.

Paragraaf 9.2. Bestemmingsplannen

Voor detailhandelsbeleid is uiteindelijk het bestemmingsplan het belangrijkste instrument. Hierin wordt immers vastgelegd waar detailhandel wordt toegestaan en in welke mate. Als er initiatieven zijn is het bestemmingsplan formeel een eerste toetsingskader. Als het bestemmingsplan niet voorziet en een afweging moet worden gemaakt bieden de beleidslijnen in deze visie het toetsingskader. Bij bestemmingsplanherzieningen dienen de beleidslijnen te worden vertaald naar planregels. Het is van belang hierin ook eenduidige definities op te nemen. Voor een aantal onderwerpen is dit reeds gebeurd bij bestemmingsplannen die de afgelopen jaren geactualiseerd zijn. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen moet tevens kritisch worden gekeken naar winkelbestemmingen. Daar waar mogelijk en waar deze niet bijdragen aan de gewenste detailhandelsstructuur, moeten deze worden opgeheven of beperkt.

 

Externe veiligheid

De vestiging van detailhandel ((beperkt)kwetsbaar object) is niet zondermeer overal mogelijk. Zo dient er rekening gehouden te worden met de aanwezige risicovolle objecten en hun risicocontour. Deze staan op de risicokaart en zijn terug te vinden op www.risicokaart.nl. De Regionale brandweer (specialist Externe Veiligheid) moet om advies worden gevraagd bij het maken van een afweging voor activiteiten die gaan plaatsvinden binnen het invloed gebied van een risicovol object.

Paragraaf 9.3. Regionale afstemming

Als detailhandelsinitiatieven qua aard en/of omvang bovengemeentelijke effecten hebben, is regionale afstemming gewenst. Voor grote initiatieven zijn we verplicht om deze in de Regio West Brabant voor te dragen aan een toetsingscommissie. Voor de fijnmazige detailhandelsstructuur in onze regio liggen de plafondwaarden vrij hoog waardoor dit in de praktijk niet vaak aan de orde zal zijn.

Sub-paragraaf 9.3.1. Afstemming LvHA

Afstemming van detailhandelsinitiatieven op het niveau van het Land van Heusden en Altena vindt plaats als een initiatief mogelijk negatieve effecten heeft op de regionale detailhandelsstructuur. Het gaat hierbij niet om negatieve effecten op individuele winkels (tenzij deze individuele winkel structuurbepalend is voor een kern of winkelgebied). De grenswaarden voor regionale toetsing zijn vastgelegd in de visie uit 2011 en blijven gehandhaafd. Dit betekent dat een initiatief regionaal wordt afgestemd als een bestemmingsplan het niet toestaat en als de grenswaarden van het project (nieuwe vestiging of uitbreiding), zoals die zijn opgenomen in onderstaande tabel, worden overschreden.

 

Winkelprojecten in:

Huidige omvang

Uitbreiding BVO

Werkendam, Woudrichem, Sleeuwijk en Wijk & Aalburg (kernverzorgende functie)

 

+ 2.500 m2

Perifere detailhandelslocaties

 

+ 2.500 m2

Overige kernen

 

+ 1.000 m2

Supermarkten in de aangewezen centrumgebieden

< 1000 m2 BVO

+ 40% in 5 jaar

 

> 1000 m2 BVO

+ 30% in 5 jaar

Supermarkten buiten aangewezen centrumgebieden

 

Altijd

Initiatieven die niet passen bij het beleid en waarvoor een bestemmingsplanwijziging nodig is

 

Altijd

 

Initiatieven voor nieuwe vestiging of uitbreiding van winkels die de genoemde plafondwaarden overschrijden worden altijd ter afstemming ingebracht in het periodieke overleg tussen de portefeuillehouders EZ van de drie gemeenten. Aan een initiatief kan alsnog worden meegewerkt als:

  • .

    Aangetoond wordt dat het een meerwaarde heeft voor de lokale en/of regionale detailhandelsstructuur (bijvoorbeeld als keuzemogelijkheden voor een consument toenemen omdat een bepaalde branche zwak vertegenwoordigd is of bij een nieuwe formule die zich onderscheidt door kwaliteit, specialisatie en/of gerichtheid op een of meer specifieke doelgroepen).

  • .

    Aangetoond wordt dat het geen (blijvende) negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur (de keuzemogelijkheden voor de inwoners van een kern nemen onaanvaardbaar af door een winkelontwikkeling in een van de andere kernen).

Om de effecten te kunnen beoordelen zal aan initiatiefnemers worden verzocht om een DPO (Distributie Planologisch Onderzoek) te laten uitvoeren. De aanwezige distributieve ruimte is een belangrijk aspect bij de beoordeling van de toegevoegde waarde van een nieuwe winkelontwikkeling. Deze wordt echter ook beïnvloed door verouderd aanbod of aanbod op minder gewenste locaties. Een DPO moet dus worden aangevuld met een kwalitatieve analyse. Beide aspecten moeten gezamenlijk worden afgewogen bij het aantonen van het effect op de detailhandelsstructuur. In verband met de objectiviteit kan door de gemeenten worden verzocht om de uitkomsten van het DPO te laten toetsen door een onafhankelijke derde partij. De kosten hiervan zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

 

In voorkomende gevallen zal via de Bedrijvenkring Altena of een van de lokale ondernemersverenigingen de achterban van detaillisten worden geraadpleegd. De uiteindelijke besluitvorming ligt bij de individuele gemeenten. Echter, handelen tegen de gemaakte afspraken zet de samenwerking onder druk.

Overigens zal voor initiatieven waarvoor een bestemmingsplanwijziging nodig is, altijd moeten worden voldaan aan de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’.

Sub-paragraaf 9.3.2. Afstemming RWB

De taak van RWB is erop gericht om te toetsen en om te adviseren over de wenselijkheid van detailhandelsinitiatieven die bij realisatie mogelijk bovengemeentelijke negatieve effecten kunnen hebben op de bestaande of beoogde detailhandelsstructuur. Dit advies is van belang om in de ruimtelijke procedure medewerking te verkrijgen van de Provincie. Hiervoor is een Regionaal Expert Team Detailhandel (RETD) opgericht. Initiatieven voor winkeluitbreiding of –vestiging in de regio Land van Heusden en Altena komen voor regionale toetsing bij het RETD  in aanmerking:

  • .

    Als het bestemmingsplan een initiatief niet toestaat en

  • .

    als de omvang van de uitbreiding meer dan 2.500 m2 BVO betreft of

  • .

    als ontwikkelingen niet stroken met het door RWB vastgestelde beleid (bijvoorbeeld bij de vestiging van solitaire winkels op het platteland of bij supermarktontwikkelingen met een effect op een buurgemeente).

Voor meer gedetailleerde informatie over de toetsing door RWB wordt verwezen naar de Detailhandelsvisie West-Brabant 2014 – 2020.

Naast de toetsende rol van het RETD mogen we van RWB een ondersteunende taak verwachten als het gaat om bijvoorbeeld:

  • .

    Kennisuitwisseling

  • .

    Het uitvoeren van ondersteunende onderzoeken.

  • .

    Ondersteuning bij toepassen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

Paragraaf 9.4. Vergunningverlening en handhaving

Bij het verlenen van een ontheffing of vergunning dient een zorgvuldige formulering te worden gemaakt voor de toegestane activiteiten. Een ondernemer moet zich ervan bewust zijn dat er een andere (ruimt)vraag kan ontstaan als een bedrijf groeit of als bedrijfsactiviteiten in de loop van de tijd veranderen.

Handhaving is een gemeentelijke taak. Het achterwege laten van handhaving kan leiden tot een verstoring van de (gewenste) detailhandelsstructuur. Daar waar vermoedens bestaan van winkelactiviteiten op locaties waar dit niet is toegestaan, zal een verzoek tot handhaving worden gedaan bij de gemeentelijke afdelingen die daarvoor verantwoordelijk zijn.

Het is van belang om inzicht te verkrijgen in de omvang van aanwezige initiatieven die in strijd zijn met de detailhandelsvisie. Mogelijk zijn de onderliggende afspraken met de gemeenten in strijd met de werkelijke activiteiten en kan worden besloten om gericht te gaan handhaven teneinde de lijn uit deze visie zo goed mogelijk toe te passen.

Paragraaf 9.5. Communicatie en samenwerking met de sector

Er zijn diverse instrumenten voorhanden om te werken aan een gezond detailhandelsklimaat. Een aantal daarvan is als inhoudelijk onderdeel van deze visie opgenomen.

 

Regulier overleg met detailhandelssector

Een onderwerp wat nog niet aan de orde is gekomen zijn de ondernemersnetwerken en –verenigingen. Het is belangrijk om op reguliere basis contacten te onderhouden zodat knelpunten kunnen worden besproken en indien mogelijk gezamenlijk kunnen worden opgelost. Voor zover dat nog niet gebeurt, zal elke gemeente minimaal 1 tot 2 keer per jaar overleg voeren met de bestaande verenigingen met of een vertegenwoordiging van de in een kern gevestigde winkeliers. Via deze overleggen kunnen onderwerpen ook op de agenda van het bestuurlijk overleg EZ worden gezet.

 

Onderbouwing van initiatieven

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit Ruimtelijke Ordening (2012) is vastgelegd dat de toelichting bij een bestemmingsplan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling met bovenlokale effecten (waaronder detailhandel) moet voldoen aan de systematiek van de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’. De toets bestaat uit drie verplichte onderdelen (treden):

• Beschrijf dat de voorgenomen detailhandelsontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

• Beschrijf in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare panden door herstructurering, transformatie of anderszins;

 

Indien de ontwikkeling buiten het bestande stedelijke gebied plaatsvindt, beschrijf hoe de locatie passend worden ontsloten.

Het onderstaande stappenplan moet bij een goede afweging worden doorlopen.

Als een ondernemer met een initiatief komt waarvoor moet worden aangetoond dat er geen negatieve gevolgen zijn voor de bestaande detailhandelsstructuur, kan een DPO (Distributie Planologisch Onderzoek) uitkomst bieden. Een distributieve berekening naar de aanwezige (economische) marktruimte is op zichzelf niet voldoende om te bepalen of een bepaalde winkelontwikkeling wel of niet zou moeten worden toegestaan. Wel kan het waardevol zijn als onderdeel van een ruimtelijke onderbouwing, bijvoorbeeld als het gaat om effecten op de (beoogde) winkelstructuur. Ook de mate waarin een initiatief bijdraagt aan de kwaliteit van de detailhandelsstructuur dient te worden omschreven.

 

Ondersteunen van initiatieven

Als ondernemers(verenigingen) met initiatieven komen om het winkelklimaat te verbeteren, zullen we deze plannen steunen en faciliteren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het opzetten van (een vorm van) centrummanagement.

 

Publieksversie detailhandelsvisie

Om ondernemers te informeren over de inhoud van de detailhandelsvisie, zal een compacte en prettig leesbare publieksversie worden gemaakt. Hierin wordt tevens duidelijk aangegeven waar wel en geen mogelijkheden liggen (ook mbv een kaart) en wat er van een ondernemer wordt verwacht en wat men moet aanleveren voor de afweging ten behoeven van een initiatief voor de vestiging van detailhandel.

Hoofdstuk 10 Aanpak en proces

Voor de actualisatie van de detailhandelsvisie zijn de volgende stappen gevolgd:

 

Verzamelen actuele informatie en cijfermateriaal

Om een actueel beeld te krijgen is informatie en documentatie verzameld en verwerkt met betrekking tot onder meer ontwikkelingen in de sector. Er zijn meetgegevens opgevraagd bij Locatus en BRO heeft een onderzoek uitgevoerd naar de distributieve ruimte voor supermarkten.

 

Opstellen van een conceptversie

Op basis van bovenstaande informatie is, in overleg met onder meer de afdelingen ruimtelijke ordening van de drie gemeenten, een conceptversie opgesteld. Er is gekeken welke delen in welke vorm uit de huidige detailhandelsvisie konden worden overgenomen. In veel gevallen is de formulering hiervan verbeterd zodat een duidelijker en prettiger leesbaar stuk is ontstaan.

 

Bespreken van de conceptversie

De conceptversie is verspreid onder de ondernemers in twee stappen. Allereerst zijn de georganiseerde ondernemersverenigingen aangeschreven met het verzoek om kennis te nemen van de conceptvisie en om hierop inhoudelijk te reageren in overleg met de achterban. Op basis van de reacties is de conceptversie aangepast. Vervolgens is de inhoud van de conceptvisie via de colleges openbaar gemaakt en gepubliceerd/ter inzage gelegd. Tevens is een inloopavond georganiseerd. Alle belanghebbenden hebben hierdoor de mogelijkheid gehad om een zienswijze kenbaar te maken. Dit heeft geleid tot enkele kleine aanpassingen/verfijningen.

 

Opstellen eindversie en besluitvorming

Op basis van de voorgaande stap is de eindversie opgesteld. Deze eindversie is ter vaststelling aangeboden aan de drie gemeenteraden van het Land van Heusden en Altena.

 

Communicatie en vervolg

Na vaststelling wordt een korte ‘publieksversie’ gemaakt en worden zoveel mogelijk partijen (intern en extern) op de hoogte gesteld van de inhoud van de vastgestelde geactualiseerde detailhandelsvisie.

Bijlage 1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Bijlage 2 Winkelaanbod per kern

Winkelvloeroppervlakte dagelijks/niet dagelijks

 

 

 

 

 

 

WVO_dagelijks

WVO_niet-dagelijks

WVO detailhandel totaal (excl leegstand)

 

Gemeente

 

 

 

 

Aalburg

4.802

15.616

20.418

 

Werkendam

9.191

27.234

36.425

 

Woudrichem

6.171

17.719

23.890

 

 

 

 

 

 

Kernen

 

 

 

 

Almkerk

1.539

939

2.478

 

Andel

698

1.441

2.139

 

Drongelen

40

0

40

 

Dussen

604

4.284

4.888

 

Eethen

45

4.531

4.576

 

Genderen

476

927

1.403

 

Giessen

60

4.810

4.870

 

Hank

1.205

913

2.118

 

Meeuwen

0

0

0

 

Nieuwendijk Nb

876

536

1.412

 

Rijswijk Nb

1.018

8.890

9.908

 

Sleeuwijk

2.483

7.748

10.231

 

Uitwijk

0

50

50

 

Veen

61

3.415

3.476

 

Werkendam

4.023

13.753

17.776

 

Wijk En Aalburg

4.180

6.743

10.923

 

Woudrichem

2.856

1.589

4.445

 

 

 

 

 

 

Bron: Locatus 2014

 

 

 

 

Bijlage 3 Leegstand per kern

Gemeente

Leegstand # verkooppunten

WVO Leegstand m2

VKP totaal (incl.leegstand)

WVO detailhandel m2 (excl. Leegstand)

% VKP Leegstand*

% WVO Leegstand**

Aalburg

4

1.612

139

20.418

2,9%

5,0%

Werkendam

31

4.462

297

36.425

10,4%

7,5%

Woudrichem

3

1.137

144

23.890

2,1%

3,1%

 

 

 

 

 

 

 

Regio LvHA

 

 

 

 

 

 

 

38

7.211

580

80.733

6,6%

5,6%

 

 

 

 

 

 

 

Kernen

 

 

 

 

 

 

Almkerk

0

0

25

2.478

0,0%

0,0%

Andel

0

0

15

2.139

0,0%

0,0%

Drongelen

0

0

2

40

0,0%

0,0%

Dussen

1

220

33

4.888

3,0%

2,9%

Eethen

0

0

8

4.576

0,0%

0,0%

Genderen

0

0

20

1.403

0,0%

0,0%

Giessen

1

777

25

4.870

4,0%

9,6%

Hank

4

275

33

2.118

12,1%

8,0%

Meeuwen

0

0

2

0

0,0%

0,0%

Nieuwendijk Nb

6

535

29

1.412

20,7%

20,2%

Rijswijk Nb

2

360

19

9.908

10,5%

2,4%

Sleeuwijk

9

1.911

51

10.231

17,6%

11,1%

Uitwijk

0

0

1

50

0,0%

0,0%

Veen

1

1.150

28

3.476

3,6%

18,1%

Werkendam

11

1.521

151

17.776

7,3%

5,4%

Wijk En Aalburg

3

462

79

10.923

3,8%

2,7%

Woudrichem

0

0

59

4.445

0,0%

0,0%

 

 

 

 

 

 

 

West-Brabant

 

 

 

 

8,3%

6,8%

Nederland

 

 

 

 

7,3%

7,7%

* als percentage van het totaal aantal verkooppunten

 

 

 

 

** als percentage van het m² detailhandel

 

 

 

 

Bron: Locatus augustus 2014

Bijlage 4 Warenmarkten

Aalburg

Wijk en Aalburg Dinsdag 14.00 - 17.00 

 

Werkendam

Sleeuwijk Dinsdag 9.00 – 12.00

Dussen Donderdag 8.30 – 12.30

Hank Donderdag 13.30 – 16.30

Nieuwendijk Donderdag 14.00 – 17.00

Werkendam Zaterdag 8.00 – 16.00

 

Woudrichem

Almkerk Donderdag ochtend

Andel Vrijdag ochtend

Giessen Dinsdag ochtend

Rijswijk Donderdag ochtend

Woudrichem Donderdag middag

Nota-toelichting Definities en begrippen

Ambulante handel

de officiële term die gebruikt wordt voor huis-aan-huisverkoop, verkoop op de openbare weg, op openbare markten of op andere plaatsen of lokalen. Ambulante handel is het meest bekend in de vorm van marktkramen, rijdende snackbars, kiosken, vis- en oliebollenkraampjes en bloemenstalletjes; maar ook de ouderwetse scharensliep en modernere verkopers aan de deur horen erbij (Wikipedia).

 

Boodschappen doen

Aankopen van de consument voor de dagelijkse behoeften (levensmiddelen, persoonlijke verzorging, bloemen en dierbenodigdheden). Deze aankopen worden met een hoge frequentie gedaan en veelal in de nabijheid van de woonomgeving omdat met hiervoor bij voorkeur niet te grote afstanden aflegt.

 

Branchevervaging

het verschijnsel dat de in de detailhandel aangeboden assortimenten verbreed worden en wel zodanig dat verschillende winkeltypen elkaar qua assortiment gedeeltelijk kunnen overlappen (Retailwiki).

 

Dagelijkse artikelen

Voedings- en genotmiddelen en artikelen op het gebied van persoonlijke verzorging. In de praktijk gaat het hierbij om supermarktaanbod, aanbod in vgm-speciaalzaken, drogisterijen en parfumeriezaken.

 

Detailhandel

Bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 

 

Detailhandelslocatie

Gebied waar een concentratie van detailhandelsvestigingen, dan wel een detailhandelsvestiging met een bovenlokaal verzorgingsgebied, aanwezig is of waaraan bij de gemeentelijke structuurvisie een concentratie van detailhandelsvestigingen is toegedacht.

 

Dienstverlening

Het totaal van publieksgerichte diensten, te onderscheiden in financiële dienstverlening (o.a. bank, postkantoor of verzekeringswinkel) en particuliere dienstverlening (o.a. uitzendbureau, reisbureau, makelaar of wasserette).

 

Distributieve (uitbreidings)ruimte

De kwantitatieve uitkomst van de benadering van het economisch functioneren. Dit is een inschatting van het aantal vierkante meters dat rendabel kan functioneren in het verzorgingsgebied. Indien de distributieve ruimte groter is dan het aanwezige aanbod, is er sprake van distributieve uitbreidingsruimte. Deze cijfers zijn enkel indicatief en nooit normatief.

 

Distibutie Planologisch Onderzoek (DPO)

Een DPO kan uitsluitsel geven over de wenselijkheid van een initiatief of uitbreiding in de detailhandel in een bepaald winkelgebied, stadsdeel, woonplaats of gemeente. In kwantitatief opzicht wordt de distributieve marktruimte berekend. Daarnaast is een beschrijving van de kwalitatieve effecten van belang om een compleet beeld te verkrijgen van de mate waarin een initiatief of uitbreiding de detailhandelsstructuur beïnvloed.

 

Doelgerichte laagfrequente aankopen

Aankopen zijn veelal vervangingsaankopen, (wonen, bruin- en witgoed, doe-het-zelf, auto en fietsen). De consument gaat hiervoor doelgericht naar een bepaalde winkel of winkelgebied, en combineert het bezoek liever niet met bijvoorbeeld boodschappen doen of recreatief winkelen.

 

Facility point

Een centraal voorzieningenpunt op een bedrijventerrein. Het omvat bedrijfsondersteunende activiteiten gecentraliseerd op het bedrijventerrein met hoge uitstraling naar de omgeving. Eigenlijk is het Facility point een bedrijvenondersteunend bedrijvencluster met een scala van mogelijkheden waaronder bijvoorbeeld: hotel, horeca, flexwerkplekken, vergaderruimte, shop voor vergeten boodschappen, kinderdagverblijf, fitnesscentrum, gezondheidscentrum met ARBO diensten, ruimte ten behoeve van parkmanagement, brandstofverkooppunt, kantoorservices, en postkantoor (wikipedia).

 

Horeca

Verzamelnaam voor hotels, restaurants en cafe’s. Volgens de Nederlandse Drank- en Horecawet is een horecabedrijf een bedrijf dat alcoholische drank voor consumptie ter plaatse aanbiedt.

 

Kernrandzone

Overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie.

 

Koopkrachtbinding

Mate waarin inwoners van buiten een bepaald gebied detailhandelsbestedingen plaatsen bij winkels die in dat gebied gevestigd zijn (aandeel omzet van buiten).

 

Niet dagelijkse artikelen

Alle artikelen die niet behoren tot de dagelijkse artikelensector.

 

Perifere detailhandel (PDV)

Detailhandel die moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden vanwege de volumineuze aard en de bevoorrading ( zoals auto's, boten, caravans, tuincentra artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en woninginrichting). Perifere detailhandel is gevestigd op locaties buiten reguliere winkelconcentratiegebieden, bijvoorbeeld op bedrijventerreinen (zie ook vigerende bestemmingsplannen).

 

Recreatief winkelen

Winkelen als vrijetijdsbesteding. Bij recreatief winkelen staat het kijken en vergelijken centraal (modische branches, juwelier en optiek, huishoudelijke- en luxe artikelen, sport en spel, hobby en media). De consument wil veel keuzemogelijkheden hebben en worden geprikkeld (impuls)aankopen te doen. De sfeer en beleving zijn belangrijk. Aankopen worden met een wisselende frequentie gedaan en men is bereid om een grotere afstand af te leggen.

 

Tuincentrum

Bedrijf, geheel of in overwegende mate gericht op detailhandel van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten, artikelen voor de aanleg en het onderhoud van de tuinen alsmede tuininrichtingsartikelen en aanverwante artikelen zoals bloempotten, vazen, plantenbakken en dergelijke.

 

Vloerproductiviteit

Gemiddelde omzet in gevestigde winkels per m2 verkoopvloeroppervlak (WVO)

 

WVO (winkelvloeroppervlak)

Het betreft het winkeloppervlak dat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen. Het WVO wordt weergegeven in vierkante meters. De bruto-vloeroppervlakte (BVO) minus kantoren, kantines, toiletten, magazijnruimte, ontvangst goederenruimte, verwerkingsruimte en dergelijke. De afrekenruimte (kassa's e.d.) wordt hierbij wel meegeteld.

 

 

 

Bronvermelding

  • .

    Locatus Verkooppunt Verkenner, Locatus 2014

  • .

    Vestigingenregister, VR-Plus 2013

  • .

    Instandhouding winkels in kleine kernen (2.000 – 5.000 inwoners). HBD, 2012

  • .

    Detailhandel als strategie voor leefbaarheid in krimp- en anticipeergebieden. DNTP 2013

  • .

    Keuzes in detailhandel noodzakelijk voor leefbaarheid. Seinpost 2013

  • .

    Dynamiek door beleid. Hoe de overheid de winkelmarkt stimuleert. DNTP 2011??

  • .

    Winkelleegstand praktisch oplossen. Seinpost en Kamer van Koophandel 2012

  • .

    Internethandel. Keuze in beleid en vertaling in bestemmingsplannen. Kamer van Koophandel 2013

  • .

    Discussienota Detailhandel in Noord Brabant. Provincie Noord Brabant 2012

  • .

    Internethandel. Keuze in beleid en vertaling in bestemmingsplannen. Kamer van Koophandel 2013

  • .

    Beleidsnotitie detailhandel en internetverkoop. Gemeente Oosterhout 2013

  • .

    Detailhandelsvisie West Brabant 2014 – 2020. Concept RWB 2014.