Organisatie | Ferm Werk |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Bijzondere bijstand; drempel en draagkracht |
Citeertitel | beleidsregels bijzondere bijstand; drempel en draagkracht |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | bijzondere bijstand |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-05-2019 | wijziging artikel 1 | 08-04-2019 | |||
22-12-2016 | 20-12-2016 | 15-05-2019 | wijziging vermogenstoets | 15-12-2016 | besluit dagelijks bestuur |
25-09-2015 | 01-01-2015 | 20-12-2016 | Onbekend | 19-02-2015 | besluit dagelijks bestuur |
Beleidsregels Bijzondere bijstand; drempel en draagkracht
Artikel 1. Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)
Van het eerste lid kan worden afgeweken als er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om bijstand te verstrekken voor kosten die langer dan drie maanden geleden zijn gemaakt. Hierbij kan bijvoorbeeld rekening gehouden worden met het feit dat
- de omvang van de kosten niet eerder bekend was.
- er eerst een beroep op een voorliggende voorziening gedaan moest worden.
Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd.
Artikel 3. In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht
Met het in aanmerking te nemen inkomen wordt bedoeld het - meest waarschijnlijke - inkomen gedurende de draagkrachtperiode. Dit wordt bepaald op grond van de inkomsten zoals bekend op het moment van aanvraag. Het inkomen wordt daarbij op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Inkomsten die op grond van artikel 31 lid 2 en artikel 33 lid 5 van de Participatiewet niet tot de middelen van belanghebbende worden gerekend, worden in beginsel ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Inkomsten van ten laste komende kinderen worden vrijgelaten tenzij de bijzondere bijstand kosten betreft (ten behoeve) van dit kind.
Met het in aanmerking te nemen vermogen wordt bedoeld het vermogen waarover de belanghebbende bij aanvang van de draagkrachtperiode beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Het vermogen wordt in beginsel op dezelfde wijze vastgesteld als bij een aanvraag voor algemene bijstand. Het vermogen dat is gebonden in de zelfbewoonde eigen woning wordt in het kader van bijzondere bijstand niet gerekend tot de middelen waarover de belanghebbende redelijkerwijs kan beschikken.
Draagkracht wordt berekend over het vermogen voor zover dit meer bedraagt dan de bedragen genoemd in artikel 34 lid 3 Participatiewet. Als bijzondere bijstand wordt gevraagd voor kosten die behoren tot de algemene bestaanskosten wordt belanghebbende geacht zijn vermogen aan te wenden om te voorzien in deze kosten, voor zover het vermogen meer bedraagt dan een bedrag gelijk aan één maand bijstand naar de toepasselijke bijstandsnorm. Het gaat dan bijvoorbeeld om woonkostentoeslag, duurzame gebruiksgoederen, woninginrichting, baby-uitzet.
Artikel 4. Draagkrachtpercentages
De draagkracht bedraagt 40% van het in aanmerking te nemen inkomen. Een uitzondering wordt gemaakt als de bijzondere bijstand kosten betreft die gerekend moeten worden tot de algemene bestaanskosten (bijvoorbeeld woonkostentoeslag); in dat geval bedraagt de draagkracht 100% van het in aanmerking te nemen inkomen.
De draagkracht bedraagt 100% van het vermogen voor zover dit meer bedraagt dan de bedragen genoemd in artikel 34 lid 3 Participatiewet. Een uitzondering wordt gemaakt als bijzondere bijstand wordt gevraagd voor kosten die behoren tot de algemene bestaanskosten (bv woonkostentoeslag). In dat geval wordt draagkracht berekend over het vermogen voor zover dit meer bedraagt dan een bedrag gelijk aan één maand bijstand naar de toepasselijke bijstandsnorm.