Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidie provinciaal milieu- en waterplan (Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant) |
Citeertitel | Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financieel kader |
De artikelen 1.9. 1.2, 2.13, 2.14 eerste lid onder c, en 2.15a eerste lid treden met terugwerkende kracht in werking tot en met 1 juli 2017.
art. 2 Algemene subsidieverordening Noord-Brabant
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2020 | artikel 1.13, 2.1, 2.7, 2.14, 2.15a, 3.14, 4.14, 5.1, 5.7, 6.1, 7.1, 7.7, 8.7, 10.1, 10.14 | 08-12-2020 | C2272948/4800073 | ||
17-07-2020 | 01-05-2018 | 30-12-2020 | artikel 1.9, 1.12, 2.13, 2.14, 2.15a, 7.13 | 07-07-2020 | C2265495/4724065 |
20-05-2020 | 01-05-2018 | 17-07-2020 | artikel 7.13 | 12-05-2020 | C2263049/4692333 |
19-12-2019 | 20-05-2020 | artikel 2.1, 2.2, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15a, 5.1, 5.5, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.12, 5.13, 5.15 | 10-12-2019 | C2255419/4617114 | |
07-11-2019 | 19-12-2019 | artikel 7.1, 7.7, 7.9, 7.10, 7.11, 7.12, 7.14, 7.15, bijlage 6 | 29-10-2019 | C2252459/4595171 | |
29-05-2019 | 07-11-2019 | paragraaf 8, artikel 8.1, 8.2, 8.3, 8.4, 8.5, 8.6, 8.7, 8.8, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.13, 8.14, 8.15, 8.16 | 23-04-2019 | C2242336/4499485 | |
04-04-2019 | 29-05-2019 | aanhef, artikel 1.9, 5.5, 5.7, 5.8, 5.9, 5.11, | 26-03-2019 | C2241726/4494373 | |
31-01-2019 | 04-04-2019 | paragraaf 10, 11, artikel 6.1, 7.1, 8.1, 8.2, 8.3, 10.1, 10.2, 10.3, 10.4, 10.5, 10.6, 10.7, 10.8, 10.9, 10.10, 10.11, 10.12, 10.13, 10.14, 10.15, 10.16 | 15-01-2019 | C2237692/4459453 | |
23-10-2018 | 31-01-2019 | artikel 6.9, 7.9 | 09-10-2018 | C2231515/4420765 | |
26-04-2018 | 23-10-2018 | paragraaf 5, 6, 7, 8 artikel 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 5.13, 5.14, 5.15, 5.16, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 7.9, 7.10, 7.11, 7.12, 7.13, 7.14, 7.15, 7.16, bijlage 4, 5, 6 | 17-04-2018 | C2224605/4341228 | |
31-01-2018 | 26-04-2018 | artikel 2.9 | 23-01-2018 | C2219858/ 4299208 | |
21-10-2017 | 31-01-2018 | artikel 2.1, 2.6, 2.7, 2.9, 2.10, 2.11 | 10-10-2017 | C2215006/4257134 | |
11-07-2017 | 21-10-2017 | paragraaf 1, artikel 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.15, 2.1, 2.7, 2.14, 2.16, 3.1, 3.14, 3.16, 4.1, 4.13, 4.14, 4.16, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4 | 27-06-2017 | 4202384 | |
11-11-2016 | 11-07-2017 | paragraaf 4, 5, artikel 3.6, 3.9, 3.10, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, bijlage 2, 3 | 08-11-2016 | 4069417 | |
14-10-2016 | 11-11-2016 | paragraaf 2, artikel 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, bijlage 1 | 11-10-2016 | 4067921 | |
08-07-2016 | 14-10-2016 | artikel 2.9, 2.10, 2.12 | 04-07-2016 | S0313965 | |
04-02-2016 | 08-07-2016 | nieuwe regeling | 02-02-2016 | S0308144 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Provinciale Staten op 18 december 2015 het Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021 ‘sámen naar een duurzaam gezonde en veilige leefomgeving in Brabant’ hebben vastgesteld;
Overwegende dat Provinciale Staten in dat plan de doelen hebben opgenomen voor een gezonde en veilige leefomgeving;
Overwegende dat deze subsidieregeling is opgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen binnen de kaders van het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten streven naar verbetering van de economie en vitaliteit op de Brabantse zandgronden wat betreft het leef- en vestigingsklimaat, door projecten te stimuleren met betrekking tot robuuste en toekomstbestendige watersystemen, klimaatrobuuste zoetwatervoorziening Deltaplan Hoge Zandgronden overige doelgroepen, hydrologisch herstel van natura 2000 gebieden, de afronding van projecten in het kader van de Tweede Bestuursovereenkomst Water, zicht op wijst, klimaatstresstest, klimaatadaptatiedialoog en klimaatadaptatieprojecten;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten daar waar sprake is van staatssteun in paragraaf 2, in het kader van rechtvaardiging van die staatssteun, de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, PBEU L187/1 van 26 juni 2014 (Algemene groepsvrijstellingsverordening), van toepassing verklaren;
§ 1 Robuuste en toekomstbestendige watersystemen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:
Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:
beek- en kreekherstel vinden plaats conform de HOW-systematiek, waarbij rekening wordt gehouden met het halen van de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie of het oppervlaktewaterlichaam zoals omschreven in het Provinciaal Milieu- en Waterplan;
Artikel 1.6 Subsidiabele kosten
Onverminderd het eerste lid, komen alle kosten van uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot waterberging voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder d, in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, met inbegrip van de kosten voor nadeelcompensatie aan derden, betaald door het waterschap, ook in verband met waardedaling.
Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.6 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2021.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de periode, genoemd in artikel 1.8, vast op:
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 8.280.000.
Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Indien het een project betreft als bedoeld in artikel 1.4, onder e, en het project wegens omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder c, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging tot uiterlijk 31 december 2022, mits hij uiterlijk 31 december 2021 alle juridische en financiële verplichtingen met betrekking tot het project aangaat.
Artikel 1.13 Prestatieverantwoording
§ 2 Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening Deltaplan Hoge Zandgronden overige doelgroepen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
beheergebied DHZ: beheergebied van het Deltaplan Hoge Zandgronden als opgenomen op de kaart in bijlage 1;
BrUG: door Provinciale Staten op 21 september 2012 vastgestelde integrale natuur en landschapsvisie “Brabant: uitnodigend groen”;
Deltaplan Hoge Zandgronden: regionale uitwerking van het Deltaprogramma Zoetwater;
kennisinstelling: verzamelnaam voor alle universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en academische ziekenhuizen;
kosten derden: kosten als bedoeld in artikel 2, onder l, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;
Natuur Netwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, met uitzondering van ecologische verbindingszones;
natuurorganisatie: non-profitorganisatie met een statutair doel gericht op natuur- of milieu;
PAS: Programmatische Aanpak Stikstof;
Programmatische Aanpak Stikstof: landelijke beleidsregel Programmatische Aanpak Stikstof als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming.
Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor uitvoeringsprojecten gericht op het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 2.7 Subsidiabele kosten
Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren als bedoeld in het eerste lid, onder b, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.
Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 6 januari 2020 tot en met 31 december 2020.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, vast op € 1.000.000.
Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
houdt voor subsidies tot € 125.000 ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten, indien er sprake is van economische activiteiten;
Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder d, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging tot uiterlijk 31 december 2022, mits hij uiterlijk 31 december 2021 alle juridische en financiële verplichtingen met betrekking tot het project aangaat.
Artikel 2.14 Prestatieverantwoording
§ 3 Hydrologisch herstel natura 2000 gebieden
Subsidie wordt geweigerd indien voor een van de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 3.4, reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale regeling.
Onverminderd het eerste lid, is het project, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a, in aanmerking te komen, gericht op het bereiken van het OGOR voor de natuurdoelen uit de ambitiekaart, waarbij de ondergrens gevormd wordt door de provinciale beleidsuitgangspunten uit de Kaders voor het GGOR.
Artikel 3.7 Subsidiabele kosten
Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 9 november 2016 tot en met 18 november 2016.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode, genoemd in artikel 3.9, vast op €7.607.663.
Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
Artikel 3.14 Prestatieverantwoording
Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
§ 4 Afronding projecten Tweede Bestuursovereenkomst Water
Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:
Artikel 4.6 Subsidiabele kosten
Artikel 4.7 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 4.8 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 9 november 2016 tot en met 18 november 2016.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de periode, genoemd in artikel 4.9, vast op €23.296.037.
Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
Artikel 4.14 Prestatieverantwoording
Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
Artikel 5.7 Subsidiabele kosten
Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.
Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4 vast op:
Artikel 5.14 Prestatieverantwoording
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat is gericht op de maatregelen om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten en daartoe de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen versnelt en intensiveert;
Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het uitvoeren van een klimaatstresstest.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 6.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen kosten derden voor subsidie in aanmerking, tot maximaal € 100 per uur, inclusief eventuele niet verrekenbare of niet compensabele BTW.
Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 6.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 6.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 mei 2018 tot en met 4 juni 2019.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4, voor de periode genoemd in artikel 6.9, vast op € 750.000.
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, bedraagt 75 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat is gericht op de maatregelen om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten en daartoe de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen versnelt en intensiveert;
klimaatadaptatiedialoog: gebiedsgericht vormvrij overleg tussen verschillende relevante partijen dat bijdraagt aan het vergroten van het bewustzijn over de kwetsbaarheden en kansen bij klimaatverandering enerzijds en dient tot het bespreken van mogelijkheden om in te spelen op deze kwetsbaarheden en kansen door middel van concrete maatregelen anderzijds;
Nationale Klimaatadaptatie Strategie: op landelijk niveau ontwikkelde strategie waarin de gevolgen van de verwachte klimaatverandering voor Nederland systematisch en sectorgericht in beeld zijn gebracht en risico’s zijn benoemd waarvoor de komende jaren extra aandacht nodig is omdat ze grote gevolgen voor de samenleving kunnen hebben;
Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het voeren van een klimaatadaptatiedialoog.
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 7.7 Subsidiabele kosten
Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.
Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 7.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4 vast op:
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:
Artikel 8.7 Subsidiabele kosten
Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager als bedoeld in het eerste lid, onder g, en het tweede lid, onder f, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief van:
Artikel 8.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 juni 2019 tot en met 3 juni 2020.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, voor de periode genoemd in artikel 8.9, vast op € 800.000.
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000.
§ 10 Klimaatadaptatieprojecten
Artikel 10.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie: gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk dat is gericht op de maatregelen om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten en daartoe de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen versnelt en intensiveert;
Artikel 10.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het uitvoeren van fysieke klimaatadaptatiemaatregelen.
Artikel 10.6 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 10.7 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 10.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 10.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Artikel 10.9 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 april 2019 tot en met 18 december 2019.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 10.4, voor de periode genoemd in artikel 10.9, vast op € 2.000.000.
Artikel 10.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
Artikel 10.14 Prestatieverantwoording
Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
’s-Hertogenbosch, 2 februari 2016 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
Bijlage 2 Lijst met afrondingsprojecten Tweede Bestuursovereenkomst
Bijlage 3 Handreiking ecologische visie
Bij subsidieaanvragen voor ecologische verbindingszones is het van belang om hieraan een goede ecologische onderbouwing ten grondslag te leggen. Het uitgangspunt hierbij is dat in een goede visie de volgende vragen worden beantwoord:
1. Welke natuurgebieden worden door de ecologische verbindingszone verbonden?
Het kan daarbij gaan om natuurgebieden van de ecologische hoofdstructuur, maar ook om andere voor specifieke soorten relevante leefgebieden, zoals dassenleefgebied of struweelvogelgebied. In sommige gevallen kan ook het gebied van de verbindingszone zelf bijzondere natuurwaarden hebben. In de visie worden de betreffende natuurgebieden genoemd en wordt een korte karakterisering van de natuurwaarden in deze gebieden gegeven (inclusief bronvermelding).
2. Voor welke (doel)soorten in de te verbinden natuurgebieden is de ecologische verbindingszone van belang? Is er een goede analyse gemaakt ten aanzien van de keuze van deze doelsoorten?
Uit de visie moet duidelijk worden welke soorten er in de te verbinden natuurgebieden voorkomen (inclusief bronvermelding), en voor welke van die soorten de ecologische verbindingszone van belang kan zijn. Het kan daarbij gaan om soorten die al in (één van de) betreffende gebieden voorkomen, maar ook om soorten waarvoor de te verbinden gebieden in potentie geschikt zijn.
In de visie wordt tevens een nadere onderbouwing gegeven bij de selectie van de doelsoorten. Daaruit moet blijken dat verwacht mag worden dat de soorten waarvoor de verbindingszone wordt ingericht, ook daadwerkelijk van de verbindingszone gebruik zullen gaan maken. Het heeft daarbij de voorkeur om te kiezen voor een beperkt aantal doelsoorten, en niet een opsomming te geven van alle mogelijke doelsoorten.
Dit is een essentieel onderdeel van de visie. Het gaat hier in feite om de vraag welke functie de ecologische verbindingszone binnen het robuuste natuurnetwerk kan vervullen. Een veelgemaakte denkfout is dat er hier vanuit de verbindingszone zelf geredeneerd wordt in plaats vanuit deze verbindende functie van de verbindingszone. Dus niet: ‘het is een natte EVZ; als doelsoort wordt daarom gekozen voor soorten van natte biotopen’, maar wel ‘de EVZ verbindt twee populaties van soort X; de EVZ wordt daarom ingericht zodat in ieder geval soort X van deze zone gebruik kan maken.’
3. Past het gekozen ambitieniveau (doelsoorten) bij de feitelijke mogelijkheden voor de verbindingszone?
Het ambitieniveau voor de ecologische verbindingszone moet overeenstemmen met de mogelijkheden die er voor inrichting zijn. Als een ecologische verbindingszone door stedelijk gebied loopt, dan heeft het mogelijk weinig zin om voor een doelsoort te kiezen die stedelijk gebied mijdt, ook al zou de verbindingszone in potentie veel meerwaarde voor die soort kunnen hebben. Het is dan waarschijnlijk beter om het ambitieniveau te richten op een soort die wel van de verbindingszone gebruik kan maken. Een ander voorbeeld is wanneer een bepaalde doelsoort dusdanig hoge eisen aan zijn leefgebied stelt (qua milieu of qua oppervlakte), en verwacht wordt dat binnen de voor een verbindingszone beschikbare ruimte niet aan deze eisen voldaan kan worden. Indien er geen mogelijkheden zijn om alsnog aan deze eisen te voldoen, dan is het waarschijnlijk beter om het ambitieniveau aan te passen.
Overigens is het van belang om niet alleen een onderbouwing te geven bij de keuze voor de doelsoorten waarvoor wel gekozen is, maar deze onderbouwing ook te geven voor de doelsoorten waarvoor niet gekozen is. Alleen wanneer deze informatie is toegevoegd, kan een goed oordeel over een ecologische visie worden gegeven.
4. Is de inrichting en het beheer van de verbindingszone afgestemd op de gekozen doelsoorten?
In de visie is aangegeven welke eisen de gekozen doelsoorten aan hun leef- of verspreidingsgebied stellen, en dat dit zijn doorvertaling heeft gekregen in het inrichtingsplan. Belangrijk is ook dat uitgewerkt wordt welk ecologisch beheer er nodig is om ook op de langere termijn de verbindingszone voor deze soort geschikt te houden.
5. Hoe wordt het ecologische functioneren en recreatief medegebruik op elkaar afgestemd?
In de visie is aangegeven waar – en met welke frequentie – er binnen de verbindingszone sprake is van recreatief medegebruik, en door middel van welke maatregelen voorkomen wordt dat er verstoring van de verbindingszone plaatsvindt.
Over het algemeen is een ecologische verbindingszone goed te combineren met (extensief) recreatief medegebruik, mits er hiermee bij de inrichting rekening wordt gehouden. De mogelijkheden van recreatief medegebruik wordt vanzelfsprekend mede bepaald door de voor de verbindingszone beschikbare ruimte: in een EVZ met een gemiddelde breedte van 25 meter is meer mogelijk dan in een EVZ met de minimale breedte van 10 meter.
6. Past de inrichting bij de landschapsecohydrologische structuur van het gebied, en is rekening gehouden met archeologische, aardkundige en cultuurhistorische aspecten?
Indien er opvallende zaken bij deze aspecten van toepassing zijn, worden zij meegenomen in de beoordeling. Onder ‘opvallende zaken’ kan worden verstaan:
Het heeft daarom meerwaarde wanneer in een visie wordt aangegeven of bovengenoemde aspecten relevant zijn voor het gebied waarin de betreffende verbindingszone is gelegen en hoe dit heeft doorgewerkt in de inrichting.
7. Heeft er over de plannen voor de EVZ afstemming plaatsgevonden met relevante betrokken partijen, in ieder geval waterschap en gemeente?
De eerste verantwoordelijkheid voor het aanleggen van ecologische verbindingszones ligt bij waterschappen (‘natte’ EVZ’s ) en bij gemeenten (‘droge’ EVZ’s). Deze overheden hebben in veel gevallen al plannen opgesteld en voorbereidingen getroffen voor de realisatie van EVZ’s. Bovendien heeft de provincie in ieder geval met de waterschappen al afspraken gemaakt over de uitvoering. We willen niet dat deze voorbereidingen, plannen en afspraken niet doorkruist worden, of dat er slechts ‘snippers’ EVZ aangelegd worden, die geïsoleerd blijven liggen. Daarom moet aangegeven worden hoe er afgestemd is met het betreffende waterschap en/of gemeente waar de EVZ in gelegen is en dat het waterschap en/of de gemeente geen bezwaar heeft tegen de plannen.
Bijlage 4 behorende bij artikel 5.6 van de Subsidieregeling Provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant
Bijlage 5 behorende bij de artikelen 6.6, 6.13 en 7.6 van de Subsidieregeling Provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant
Het op te leveren rapport met de resultaten van de klimaatstresstest, voldoet aan de volgende vereisten:
Aangegeven wordt welke ruimtelijke en andere gevolgen klimaatverandering en de aanpassing daaraan, mogelijk hebben voor de gemeente. Daarbij worden per klimaatthema minimaal, de volgende vragen beantwoord, uitgaande van het in de landelijke Handreiking gestandaardiseerde stresstest light gehanteerde ‘KNMI 2014-klimaatscenario WH’:
Bijlage 6 behorende bij de artikelen 7.6 en 7.13 van de Subsidieregeling Provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant
Inhoud klimaatadaptatiedialoog
Bij de klimaatadaptatiedialoog minimaal te betrekken partijen:
overige relevante partijen, door de gemeente naar eigen inzicht te bepalen aan de hand van de Inventarisatielijst in Annex 2 bij de Handreiking gestandaardiseerde stresstest light, te raadplegen via de Stakeholdersanalyse op de landelijke informatiesite voor klimaatadaptatie https://ruimtelijkeadaptatie.nl/risicodialoog/uitleg-tips/.
Bij de klimaatadaptatiedialoog minimaal te betrekken onderwerpen: