Organisatie | Ferm Werk |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels terugvordering, invordering, leenbijstand en verhaal PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZGR Ferm Werk |
Citeertitel | Beleidsregels terugvordering, invordering, leenbijstand en verhaal PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZ GR Ferm Werk |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Bijstandverlening |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-09-2017 | 14-05-2019 | wijziging beleidsregels aflossing leenbijstand | 07-09-2017 | wijziging beleidsregel leenbijstand | |
01-01-2016 | 12-09-2017 | Onbekend | 17-12-2015 | besluit dagelijks bestuur |
Het dagelijks bestuur van Ferm Werk,
gelet op het bepaalde in de Participatiewet, de Ioaw en Ioaz ten aanzien van terugvordering, invordering en verhaal van bijstand en het verstrekken, aflossen en invorderen van leenbijstand
besluit vast te stellen de navolgende
Beleidsregels terugvordering, invordering, leenbijstand en verhaal PARTICIPATIEWET, IOAW en IOAZGR Ferm Werk
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het dagelijks bestuur af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
HOOFDSTUK 2 GEHEEL OF GEDEELTELIJK AFZIEN VAN VERDERE TERUGVORDERING
Artikel 3. Vorderingen die niet het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht
Artikel 4. Vorderingen die het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht
Het dagelijks bestuur kan op verzoek van belanghebbende geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering of verdere terugvordering van de kosten van bijstand als:
Geen kwijtschelding wordt verleend voor vorderingen waarop een zekerheid is gesteld in de vorm van pand of hypotheek, voor zover deze zekerheden kunnen worden uitgewonnen
Artikel 6. Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering bij schulden
Artikel 8. Verrekening en invordering
Voor zover belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ gaat het dagelijks bestuur, ongeacht de in artikel 7 lid 1 genoemde betalingstermijn, meteen na afgifte van het terugvorderingsbesluit over tot verrekening van de vordering met het recht op uitkering.
Als onmiddellijke invordering onevenredig belastend is voor belanghebbende, de schuld niet het gevolg is van fraude en er voorts geen reden is om aan te nemen dat door het latere moment van invordering de mogelijkheid tot inning van de schuld vermindert, kan het dagelijks bestuur de beslissing op bezwaar of beroep afwachten alvorens tot invordering wordt overgegaan.
Artikel 9. Volgorde inning vorderingen i.v.m. schending inlichtingenplicht
Als een boete wordt opgelegd naast terugvordering van verstrekte uitkering, dan wordt in beginsel eerst de boete geïnd. Alleen als de belanghebbende geen uitkering meer ontvangt en de boete niet kan worden geïnd doordat vorderingen van andere schuldeisers preferent zijn, wordt hiervan afgeweken.
Artikel 10. Hoogte aflossing vorderingen die niet het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht
De basishoogte van de aflossingsverplichting bedraagt 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, dan wel de van toepassing zijnde grondslag als bedoeld in artikel 5, derde lid en volgende, van de IOAW en IOAZ per maand inclusief vakantietoeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.
In geval van beslaglegging door een derde (dat wil zeggen een andere schuldeiser dan het dagelijks bestuur), kan de aflossingsverplichting ingevolge de bovengenoemde leden voor alle vorderingen worden bepaald op de volledige beslagruimte zoals aangegeven in artikel 475d van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 11. Hoogte aflossing vorderingen die het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht (fraude)
De basishoogte van de aflossingsverplichting bedraagt 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, dan wel de van toepassing zijnde grondslag als bedoeld in artikel 5, derde lid en volgende, van de IOAW en IOAZ per maand inclusief vakantietoeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.
Artikel 12. Samenloop met andere vorderingen
Als - door samenloop met vorderingen van hogere preferentie - belanghebbende door toepassing van deze regels over een inkomen van minder dan de beslagvrije voet zou komen te beschikken, dan wordt het aflossingsbedrag zo lang als dat nodig is naar beneden bijgesteld tot een bedrag waarbij belanghebbende wel over een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet kan beschikken.
Artikel 15. Niet of niet meer voldoen van de betalingsverplichting
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een eerderopgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, op basis van de executoriale titel die is verbonden aan een dwangbevel, als bedoeld in artikel 4:114 Awb, nadat de per omgaande gestarte betalings- en aanmaningsprocedure is doorlopen als bedoeld in artikel 4:117 Awb.
Artikel 17. Vorm van de bijstand
Hoofdregel is dat bijzondere bijstand om niet verstrekt wordt. Hierop wordt een uitzondering gemaakt:
Artikel 18. Looptijd leenbijstand
Terugbetaling start de maand nadat de leenbijstand is verstrekt. Een uitzondering hierop vormt de leenbijstand die verstrekt wordt aan statushouders voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen bij de huisvesting. De aflossing start in deze gevallen 6 maanden na huisvesting. Reden hiervoor is dat het huishoudboekje in de eerste maanden meestal nog niet op orde is omdat de toeslagen door de Belastingdienst nog niet worden uitbetaald.
Artikel 19. Hoogte aflossing leenbijstand
Ingeval - door samenloop met vorderingen - belanghebbende door toepassing van deze regel over een inkomen van minder dan de beslagvrije voet zou komen te beschikken wordt het aflossingsbedrag naar beneden bijgesteld tot een bedrag waarbij belanghebbende in ieder geval over een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet kan beschikken. Als de lening na 36 maanden nog niet is afgelost , vindt een heroverweging plaats. Aanpassing van het aflossingsbedrag ligt dan in de rede. Hierbij worden de omstandigheden van de belanghebbende meegewogen.
Artikel 20. Matiging en opschorting aflossing leenbijstand
het dagelijks bestuur besluit tot matiging of opschorting van de aflopssing:
als de belanghebbende niet (meer) aan zijn betalingsverplichting kan voldoen én de betalingsverplichting leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties bij belanghebbende of diens gezin, dan zet het dagelijks bestuur de geldlening geheel of gedeeltelijk om in bijstand om niet mits de geldlening niet onder zekerheid van pand of hypotheek verleend is.
Artikel 21. Aanpassing aflossing leenbijstand
Een tussentijdse aanpassing van het aflossingsbedrag is soms wel mogelijk indien de belanghebbende daar zelf om verzoekt of zich één van de volgende situaties voordoet:
In het geval belanghebbenden worden aangemerkt als gehuwd zijn beide partners hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de schuld. Hetgeen de één betaalt, strekt in mindering tot hetgeen de ander dient terug te betalen. Na de scheiding worden beide partijen aangesproken tot terugbetaling. Gelet op de gewijzigde gezinsomstandigheden zal de hoogte van de aflossing bij beide partijen opnieuw moeten worden berekend.
Een vordering maakt deel uit van de nalatenschap. Als bijstand is verleend aan gehuwden en één van beide overlijdt, dan blijft de ander aansprakelijk voor terugbetaling van de gehele restschuld. Overlijden beide partners, de laatst overgebleven partner of de alleenstaande, dan gaat de schuld over op de erfgenamen. Deze zijn gezamenlijk voor het geheel aansprakelijk. De hoofdelijkheid vererft echter niet, zodat ieder der erfgenamen slechts voor zijn of haar deel kan worden aangesproken. Het meest voor de hand liggend is het om de vordering in te brengen in de nalatenschap, zodat er direct rekening mee kan worden gehouden bij de verdeling.
Artikel 23. Verhaal van bijstand
Het dagelijks bestuur maakt gebruik van zijn bevoegdheid tot verhaal van bijstand als bedoeld in paragraaf 6.5 van de wet met dien verstande dat geen bijstand wordt verhaald in verband met de onderhoudsplicht jegens een gewezen echtgenoot of partner, in situaties waar geen partneralimentatie door de rechter is vastgesteld.
Artikel 24. Afzien van verhaal
Het dagelijks bestuur ziet af van verhaal van de kosten van bijstand als: