Organisatie | Winterswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid in 2015 en volgende jaren |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand en minimabeleid in 2015 en volgende jaren |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-01-2016 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 10-02-2015 | 79210 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 2. Bijzondere bijstand en individualisering
Onder bijzondere bijstand wordt verstaan het verlenen van bijstand aan de alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin voor zover deze niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, en deze kosten naar het oordeel van het college van Burgemeester en Wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking worden genomen.
Artikel 3. Aanvraag datum en ingangsdatum.
Een aanvraag om bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat, of vlak nadat, de kosten zijn gemaakt of de nota is opgemaakt, in ieder geval binnen één maand. De ingangsdatum van de bijzondere bijstand is op zijn vroegst de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt of de nota is opgemaakt (Indien de aanvraag binnen één maand is gedaan). De ingangsdatum wordt gekoppeld aan de ingangsdatum van het draagkrachtjaar, tenzij het draagkrachtjaar al op een eerder moment is begonnen.
Hoofdstuk 2. Draagkracht, drempelbedrag, inkomen en vermogen
Artikel 4. Draagkracht, drempelbedrag, inkomen en vermogen.
De financiële draagkracht wordt gevormd door:
Artikel 5. Draagkrachtperiode.
Voor pensioengerechtigden (Algemene Ouderdoms Wet (AOW- leeftijd), de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten [Wajong]), wordt de draagkracht éénmaal vastgesteld, tenzij dit in redelijkheid onjuist blijkt te zijn.
Artikel 6. Percentage draagkracht.
De draagkracht in het inkomen wordt vastgesteld op 20% van het verschil tussen het netto meerinkomen (per maand) en 110% van de voor betrokkene geldende bijstandsnorm tot een bedrag van € 125,00. Van het netto meerinkomen boven de € 125,00 wordt de draagkracht vastgesteld op 50% (inkomen en bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag) (Zie schema en tabel bijlage 1 en 2).
Let op: dit is niet hetzelfde als afloscapaciteit / reserveringsruimte
Artikel 7. Herzien van de draagkracht.
Artikel 8. Draagkracht en gebruiksduur
Indien de gebruiksduur van een gebruiksgoed, waarvoor bijzondere bijstand met toepassing van deze beleidsregels wordt verleend, zich over een langere periode dan een jaar uitstrekt, wordt bij de vaststelling van de draagkracht één jaar in aanmerking genomen.
Meerinkomen. Voor de vaststelling van de draagkracht neemt het Dagelijks Bestuur het bedrag in aanmerking, waarmee de inkomsten (zoals bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet) de som overschrijden van de op grond van de Participatiewet toepasselijke uitkeringen vermeerderd met 10% en houden we geen rekening met de eventuele van toepassing zijnde aanvullende bijzondere bijstand op grond van deze beleidsregels. Het bedoelde bedrag wordt verder aangeduid met de term ‘meerinkomen’.
Vaststelling jaarinkomen. Bij de vaststelling van het jaarinkomen wordt ten aanzien van regelmatig binnen het jaar genoten inkomsten uitgegaan van de hoogte van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode aanvangt (zie hieronder).
Bij de vaststelling van het jaarinkomen worden niet regelmatig binnen het jaar genoten inkomsten bepaald op het gemiddelde van de som van deze inkomsten over de drie maanden voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode aanvangt of de aanvraag om bijstand is ingediend (zie hieronder).
Artikel 10. Op het inkomen in mindering te brengen kosten.
Op het inkomen van belanghebbende wordt het volgende in mindering gebracht:
Het vermogen van de aanvrager wordt ten volle als financiële draagkracht aangemerkt voor zover dat hoger is dan de van toepassing zijnde vermogensgrens genoemd in artikel 34 lid 3 van de Participatiewet. Met betrekking tot het vermogen, gebonden in de door de belanghebbende of zijn gezin in eigendom bewoonde woning met bijbehorend erf, zijn de regels van de Participatiewet van overeenkomstige toepassing. (Zie ook artikel 23)
Artikel 13. Het vermogen wordt vastgesteld volgens de regels zoals beschreven in artikel 34 van de Participatiewet
een auto/motor/caravan/pleziervaartuig waarvan de dagwaarde volgens de ANWB koerslijst, op het moment van de aanvraag € 7.000, - of meer bedraagt. Het meerdere boven dit bedrag geldt als vermogen. Dit geldt alleen voor een eerste auto/motor/caravan/pleziervaartuig. Vanaf een tweede auto/motor/caravan/pleziervaartuig dient de waarde volledig tot het vermogen te worden gerekend.
Hoofdstuk 3. Voorliggende voorzieningen.
Artikel 15. Voorliggende voorzieningen.
Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorzieningen als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Artikel 16. Premie zorgverzekering.
De premie voor de basiszorgverzekering behoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit een inkomen op bijstandsniveau kan worden betaald, terwijl voor het restant de zorgtoeslag een passende en toereikende voorliggende voorziening is.
1.Er wordt geen bijzondere bijstand toegekend voor het verschuldigde wettelijke of vrijwillige eigen risico van de zorgverzekering.
Artikel 18. Collectieve en aanvullende zorgverzekering voor minima (czm).
Artikel 19. Bijdrage in de premie.(let op! Geldt alleen voor Oost Gelre. Berkelland en Winterswijk kennen een bijdrage van € 10,- toe maar deze bijdrage komt vanuit Wmo budget. )
Artikel 20. Bijstand medische kosten.
1.Voor de bijzondere bijstand moet de Zorgverzekeringswet (ZVW), AWBZ en WMO als een passende en toereikende voorliggende voorziening worden gezien. Alle kosten die niet in aanmerking komen voor een vergoeding op grond van de ZVW, AWBZ en WMO komen ook niet in aanmerking voor een vergoeding op grond van de bijzondere bijstand. Deze aanvragen dienen te worden afgewezen omdat deze kosten door de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden gezien (artikel 15 lid 1 Participatiewet).
Kosten die (gedeeltelijk) worden vergoed uit een aanvullende collectieve zorgverzekering zijn derhalve niet noodzakelijk en hiervoor bestaat geen recht op bijzondere bijstand.
Worden de kosten op grond van de ZVW wel als noodzakelijk gezien, maar worden de kosten om budgettaire redenen niet of niet volledig vergoed, dan kan er wel aanvullende bijzondere bijstand worden verstrekt. Het gaat hier bijvoorbeeld om kosten waarvoor een eigen bijdrage moet worden betaald vanuit de basisverzekering.
Hoofdstuk 4. Mogelijke vormen van bijzondere bijstand.
Artikel 22 Bijstand om niet en onvoldoende besef van verantwoordelijkheid.
Voor wat betreft de aflossing van de lening wordt verwezen naar de beleidsregels terugvordering en verhaal.
Artikel 23 Eigen woning en bijzondere bijstand of verstrekkingen op grond van het minimabeleid.
Bijzondere bijstand of een verstrekking uit het minimabeleid is mogelijk, indien men in een eigen woning woont. De verstrekking is om niet indien de overwaarde in de woning lager is dan vermogensvrijstelling op grond van artikel 34, lid 2 en sub d van de Participatiewet (€ 49.700, - per 01-01-2015).
Indien de overwaarde van het vermogen verbonden in de woning meer bedraagt dan in het eerste lid bedoelde bedrag, is bijzondere bijstand of een verstrekking uit het minimabeleid om niet mogelijk. De verstrekking mag (op jaarbasis) niet meer bedragen dan de voor betrokkene geldende norm voor algemene bijstand per maand (incl. vakantietoeslag).
Bedraagt de verstrekking (op jaarbasis) meer dan de voor betrokkene geldende maandnorm, dan wordt het vrij te laten bedrag van het vermogen verbonden in de eigen woning, overeenkomstig artikel 34, lid 2 en sub d van de Participatiewet vastgesteld. De verstrekkingen (boven de in lid 2 genoemde maandnorm) worden in dat geval bij verkoop van de woning teruggevorderd.
Hoofdstuk 5 Soorten van bijzondere bijstand.
1.Er wordt geen limitatieve opsomming gegeven van alle kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand verstrekt kan worden. Dit is sterk afhankelijk van de individuele omstandigheden van de aanvrager.
Artikel 25 Bijzondere bijstand aan jongeren voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.
Voor jongeren van 18, 19 of 20 jaar heeft de wetgever aparte bijstandsnormen in het leven geroepen. Deze staan vermeld in artikel 20 Participatiewet. In sommige gevallen zijn deze bijstandsnormen voor deze personen niet toereikend om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Het verstrekken van aanvullende bijzondere bijstand behoort dan tot de mogelijkheden.
Artikel 26 Bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag.
Heeft men buiten eigen toedoen geen recht op (volledige) huurtoeslag en bewoont men een woning / woonwagen / woonschip, waarop de Wet op de huurtoeslag en de ministeriële ‘regeling huurtoeslaggrenzen’ van toepassing is, dan kan een woonkostentoeslag ter hoogte van de (theoretische) huurtoeslag worden toegekend voor maximaal 12 maanden.
Bij de vaststelling / berekening dient gebruik gemaakt te worden van de site www.toeslagen.nl en het formulier WKT van Schulinck. De op basis van lid 1 berekende toeslag geldt ook voor bewoners van een eigen huis, die in bijstandbehoevende omstandigheden verkeren. Voor hen geldt dat de van toepassing zijnde belastingteruggave wordt gezien als een voorliggende voorziening. Deze wordt op de bijstand in de woonkosten in mindering gebracht.
Aan belanghebbenden aan wie een verhuisverplichting is opgelegd kan zo nodig op grond van artikel 32 van deze beleidsregels bijstand (om niet) worden verleend in de noodzakelijke kosten van verhuizing (transport) en een deel van de noodzakelijke kosten van stoffering of herinrichting (rekening houdend met de reserveringscapaciteit vanaf het moment dat men op de hoogte was van de noodzaak om te verhuizen). Deze regeling heeft als voordeel, dat de betreffende klanten weer zelf kunnen reserveren en dat de woonkostentoeslag komt te vervallen of kan worden verminderd in afwachting van huurtoeslag.
Verhuist men naar een plaats buiten het werkgebied van de Sociale Dienst Oost Achterhoek dan is de gemeente waar men gaat wonen de aangewezen gemeente om een vergoeding aan te vragen. Dit geldt niet voor de transportkosten. Hiervoor kan ook bij vertrek buiten het werkgebied van de Sociale Dienst Oost Achterhoek bijzondere bijstand worden verstrekt.
Artikel 28 Bijzondere bijstand voor betaling van rente en aflossing.
De Stadsbank Oost Nederland dient als een voorliggende voorziening te worden gezien bij het verstrekken van een lening (leenbijstand). De Nederlandse Vereniging van Volkskrediet gaat ervan uit, dat een lening voor de belangrijkste doelgroep van de bank maximaal 3 jaar mag lopen. De betrokken klanten dienen zo spoedig mogelijk in staat te worden gesteld om zelf weer te reserveren (van achteraf sparen naar vooraf sparen). Het kan voorkomen, dat de te betalen rente en aflossing hoger is dan de aflossingscapaciteit (als regel wordt dan om borgstelling door de gemeente verzocht). In dergelijke gevallen kan voor de betaling van rente en aflossing, voor zover hoger dan de aflossingscapaciteit, bijzondere bijstand worden verleend.
Artikel 29 Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen.
Bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen, overeenkomstig de richtprijzen van de Nibud, kan worden verstrekt in de vorm van:
Artikel 30 Algemene regel (voor duurzame gebruiksgoederen).
1.Als regel worden mensen, die bijstand vragen voor duurzame gebruiksgoederen verwezen naar de Stadsbank Oost Nederland (voorliggende voorziening). Er kunnen zich omstandigheden voordoen, waarbij de bank geen lening wil verstrekken tenzij de gemeenten/ Sociale Dienst voor de terugbetaling borg staan. Indien borgstelling niet het aangewezen middel is, resteert nog de mogelijkheid van bijstand in de vorm van een lening.
Artikel 31 Uitzonderingen op de algemene regel /drie jaar of langer een inkomen op bijstandsniveau.
Bijstandsverlening om niet kan aan de orde zijn als de aanvrager lange tijd geen mogelijkheden heeft gehad om voor de kosten te reserveren, voor langere tijd geen mogelijkheden heeft om terug te betalen in verband met overige verplichtingen of een lening / borgtocht een te zware belasting zou betekenen.
Bij een inkomen op maximaal 110% van de voor betrokkene geldende bijstandsnorm gedurende een aaneengesloten periode van 3 jaar wordt het niet meer mogelijk geacht te kunnen reserveren voor het vervangen van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen of af te lossen op een lening voor duurzame gebruiksgoederen. Na genoemde periode kan dan bijstand om niet verstrekt worden voor duurzame gebruiksgoederen.
Inleiding. Kosten verbonden aan het inrichten van een woning vallen onder de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en komen in de regel niet in aanmerking voor bijstand. Deze dient de inwoner te bekostigen door reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Wordt er bijstand verstrekt voor woninginrichting dan dienen de duurzame gebruiksgoederen te worden verstrekt in de vorm van een leenbijstand.
Recht op bijstand voor woninginrichting Indien belanghebbende door bijzondere omstandigheden niet heeft kunnen reserveren of niet kan betalen door middel van gespreide betaling achteraf, kan leenbijstand worden verleend. Hierbij geldt dat de Stadsbank niet als een voorliggende voorziening geldt wanneer de aanvrager langer dan 3 jaar een inkomen geniet dat niet hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandnorm.
Controle. Of de aanvrager het betreffende bedrag daadwerkelijk besteedt aan de voor de inrichting noodzakelijke kosten dient geverifieerd te worden aan de hand van nota’s. Bij een volledige inrichting gaan we ervan uit dat gebruikte goederen worden aangeschaft. In dat geval behoeft geen aankoopnota te worden overgelegd, maar kan worden volstaan met een overzicht van gekochte goederen.
Het betreft hier individuele bijzondere bijstand met groepskenmerken. De doelgroep wordt gevormd uit personen mét kinderen tot 18 jaar waarvan het (gezins)inkomen niet hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Is het inkomen hoger dan 110% van de bijstandsnorm dan zijn de draagkrachtregels uit hoofdstuk 2 van deze beleidsregels van toepassing.
Artikel 35 Indirecte schoolkosten voor ouder(s) met kinderen.
het kind dient bij de vergoeding voor directe schoolkosten op de eerste dag van het schooljaar ingeschreven te staan bij een school voor basis- of voortgezet/beroepsonderwijs. De verstrekking geldt voor kinderen van 4 tot 18 jaar. Kosten dienen altijd te worden aangetoond en er wordt alleen uitgekeerd na inlevering van de nota’s.
Artikel 36 Computer ten behoeve van schoolgaande kinderen in het voortgezet- of beroepsonderwijs tot 18 jaar
1.Personal Computer (met toebehoren, zoals printer, Officepakket, virusscan en installatie), tot een maximum van € 500, - per computer.
2.Eénmaal per 5 jaar kan een aanvraag worden ingediend voor het vervangen van de computer
3.In de gemeente Winterswijk geldt dat per gezin met kinderen tot 18 jaar die voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs volgen één abonnement op een internetprovider tot een maximum van € 20, - per maand kan worden verstrekt.
Artikel 37 Participatieregeling voor kinderen van 0 tot 18 jaar.
2.Voor deze kosten en die op grond van artikel 35, lid 3 van deze beleidsregels geldt dat
jaarlijks het maximumbedrag wordt toegekend en uitbetaald, nadat de betreffende declaraties
zijn ingediend. De betreffende declaraties dienen binnen drie maanden na afloop van het
betreffende jaar te zijn ingediend.
3.De vergoedingen voor indirecte schoolkosten en participatie kunnen gecombineerd worden.
Artikel 38 Zwemles voor kinderen
a.Kinderen vanaf 4 jaar die nog geen zwemdiploma hebben krijgen de mogelijkheid om
b. Rechthebbenden krijgen op aanvraag een voucher. De voucher geeft recht op zwemles voor het behalen van zwemdiploma A bij zwembad Jaspers.
Artikel 40 Nieuwe producten en garantiebepalingen
De in deze beleidsregels genoemde vergoedingen voor de aanschaf van witgoed en elektronica gelden uitsluitend voor ongebruikte, nieuwe producten. Dat met het oog op de garantiebepalingen.
Dit beleid bijzondere bijstand 2015 blijft van toepassing tot het door een nieuw besluit is vervangen.