Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Winterswijk

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015 en volgende jaren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWinterswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015 en volgende jaren
CiteertitelBeleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015 en volgende jaren
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-01-201601-01-2015Nieuwe regeling

10-02-2015

gmb-2016-2250

79210

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015 en volgende jaren

 

 

Artikel 1. Begrippen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden

omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet , de Algemene wet

bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland / Oost Gelre / Winterswijk;

  • b.

    Peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

  • c.

    Referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum;

  • d.

    Verordening: Verordening individuele studietoeslag en individuele inkomenstoeslag 2015;

  • e.

    Wet: de Participatiewet.

Artikel 2. Recht op individuele inkomenstoeslag

Het college verleent een persoon op verzoek individuele inkomenstoeslag indien hij voldoet aan de voorwaarden als opgenomen in de verordening, deze beleidsregels en artikel 36 van de wet.

Voor de individuele inkomsten komt derhalve de belanghebbende in aanmerking die 21 jaar of ouder is, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.

Voor studerenden, zie artikel 4 van deze beleidsregels.

Artikel 3. Zicht op inkomensverbetering

Het college beoordeelt aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval of de aanvrager geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. Hierbij neemt het college in ieder geval in aanmerking:

  • a.

    De krachten en bekwaamheden van de aanvrager;

  • b.

    De inspanningen die de aanvrager heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Personen die een opleiding volgen als bedoeld in de WTOS, of een studie volgen als bedoeld in de WSF 2000 worden geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben en derhalve geen recht op de individuele inkomenstoeslag.

De belanghebbende die inkomsten uit arbeid ontvangt onder de inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag en bewust kiest voor een deeltijdbaan, maar wel potentieel heeft om zijn inkomen te verbeteren, wordt geacht zicht op inkomensverbetering te hebben en derhalve geen recht op de individuele inkomenstoeslag.

Artikel 4. Vaststelling hoogte inkomen

Wanneer de belanghebbende 36 maanden of langer voorafgaande aan de peildatum heeft geleefd van een uitkering op grind van de Wet werk en bijstand of de Participatiewet, hoeft hij geen bewijsstukken aan te leveren. Het inkomen kan worden vastgesteld op grond van de gegevens van de belanghebbende die aanwezig zijn bij de gemeente.

In andere gevallen moet het inkomen van de belanghebbende gedurende de gehele referteperiode worden vastgesteld op de wijze die geldt voor algemene bijstand. De bepalingen daarvoor die zijn vastgelegd in de Participatiewet en de beleidsregels bijzonder bijstand zijn voor het recht op de individuele inkomenstoeslag van overeenkomstige toepassing

Hierop is de volgende uitzondering mogelijk: Wanneer aan de belanghebbende in de voorgaande jaren een individuele inkomenstoeslag of langdurigheidstoeslag is toegekend, hoeft de belanghebbende alleen bewijsstukken van inkomsten en vermogen aan te leveren van het jaar voorafgaande aan de peildatum.

hem of haar geldende inkomensgrens (artikel 6 van de verordening).

Artikel 5. Peildatum vermogenstoets

Met het oog op de vermogenstoets wordt het vermogen in aanmerking genomen waarover de belanghebbende op de peildatum beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

Artikel 6. Individuele vaststelling van de peildatum

Bij elke afzonderlijke aanvraag wordt vastgesteld op welke datum het recht op individuele inkomenstoeslag is ontstaan. Dit kan elke dag van het jaar zijn.

Artikel 7. Gehuwden/gezamenlijke huishouding

Uitgangspunt is, dat het recht op individuele inkomenstoeslag gehuwden of samenwonenden gezamenlijk toekomt. Indien belanghebbenden op de peildatum, de datum waarop de periode van 36 maanden afloopt, voor de Participatiewet als gehuwd/gezamenlijke huishouding worden aangemerkt, moeten beide belanghebbenden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36 Participatiewet.

Indien één van beide gehuwden niet voldoet aan deze voorwaarden, hebben beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag. De situatie waarin één van de gehuwden is uitgesloten op de peildatum is uitgesloten ingevolge artikel 11 (gelijkstelling aan een Nederlander, rechtmatig verblijf in Nederland) of artikel 13, eerste lid, Participatiewet (militaire of vervangende dienstplicht, wegens werkstaking of uitsluiting niet deelnemen aan de arbeid, langer dan vakantieduur in het buitenland verblijven, jonger zijn dan 18 jaar, rechthebbende echtgenoot komt in aanmerking naar de hoogte, die voor hem/haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden).

Het kan voorkomen dat een belanghebbende in de referteperiode van 36 maanden één of meerdere partners heeft gehad. Beoordeeld dient dan te worden wat de totale inkomsten over genoemde periode zijn geweest, dus inclusief eventuele inkomsten van ex-partner(s).

Samengevat:

  • -

    Indien op de peildatum bij gehuwden/partners met een gezamenlijke huishouding één partner is uitgesloten op grond van artikel 11 of 13 Participatiewet, dan kan de andere partner wel recht hebben op de individuele inkomenstoeslag van een alleenstaande (ouder). Omdat belanghebbende wel beschouwd dient te worden als gehuwde, dient wel het gezinsinkomen te worden getoetst aan de norm van artikel 21 onderdeel b Participatiewet. Ook het inkomen en vermogen van de niet rechthebbende echtgenoot zal aan de eis van artikel 36 Participatiewet moeten voldoen.

  • -

    Indien op de peildatum bij gehuwden/partners met een gezamenlijke huishouding één partner niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 36, hebben beide partners geen recht.

  • -

    Indien de belanghebbende in de referteperiode meerdere partners heeft gehad, dienen de inkomsten en het vermogen van die partners te worden meegenomen in de inkomenstoets.

Artikel 8 Verblijf in het buitenland

Indien de periode van 36 maanden door een kort verblijf in het buitenland wordt onderbroken, staat dat toekenning van individuele inkomenstoeslag niet in de weg. Wanneer het verblijf in het buitenland het gestelde in artikel 13, eerste lid, onder d, Participatiewet (de gebruikelijke vakantieduur) overschrijdt is dit geen reden, om de aanvraag voor individuele inkomenstoeslag af te wijzen. Wel dient over deze periode aangetoond te worden, of men geen hoger inkomen heeft genoten, dan 110% van de bijstandnorm.

Artikel 9. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Inwerkingtreding en intrekken oude beleidsregels

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    De Beleidsregels Langdurigheidstoeslag 2010 worden per 1 januari 2015 ingetrokken.

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015.

Aldus op 10 februari 2015 vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Winterswijk.

De burgemeester,

de gemeentesecretaris,

Toelichting

Algemeen

De gemeenteraad heeft op de Verordening individuele inkomenstoeslag vastgesteld. In deze verordening wordt het college opgedragen regelingen op te stellen ter uitvoering van de verordening. Met deze beleidsregels wordt uitvoering gegeven aan deze opdracht.

Individuele inkomenstoeslag

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen.

Om die reden is bij de invoering van de WWB in 2004 de langdurigheidtoeslag in het leven geroepen. De gedachte achter de langdurigheidtoeslag was, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidtoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidtoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidtoeslag.

Voor de langdurigheidtoeslag gold dat het college de langdurigheidtoeslag moest verlenen als een belanghebbende voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Onder de Participatiewet kan het college een individuele inkomenstoeslag verlenen. Het toekennen van een individuele inkomenstoeslag is daarmee een bevoegdheid geworden en geen verplichting. Dit kan ertoe leiden dat het college ook kan afzien van het toekennen van een individuele inkomenstoeslag, ook al voldoet een belanghebbende wel aan de wettelijke voorwaarden voor een dergelijke toeslag. Met deze beleidsregels geeft het college invulling aan deze discretionaire bevoegdheid.