Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels commerciële relatie, ontbreken woonkosten en schoolverlaterskorting 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels commerciële relatie, ontbreken woonkosten en schoolverlaterskorting 2015 |
Vastgesteld door | gemandateerde functionaris |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-07-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 28-05-2015 | Onbekend |
Betreffende de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijkarbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezenzelfstandigen (IOAZ).
Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling IJsselgemeenten;
gelet op artikel 1 lid 4 van het Capelse en Krimpense besluit tot mandatering van bevoegdheden aanIJSSELgemeenten van 16 december 2014 respectievelijk 9 december 2014;
gelet op de artikelen 22a, 27 en 28 van de Participatiewet en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van deAlgemene wet bestuursrecht (artikel 5 IOAW, artikel 5 IOAZ met ingang van 1 juli 2015);
vast te stellen de Beleidsregels commerciële relatie, ontbreken woonkosten en schoolverlaterskorting2015
1.Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschrevenhebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere engedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudereen gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht(Awb).
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
huurder: degene die tegen een financiële vergoeding een gedeelte van een woning huurt vaniemand die de woning in zijn geheel huurt van een ander dan wel de woning in zijn eigendomheeft, waarbij de huurder en verhuurder/eigenaar geen partners van elkaar zijn ofbloedverwanten in de eerste of tweede graad en waarbij er in het geval van onderhuur sprakemoet zijn van toestemming van de eigenaar;
Artikel 2. Commerciële relatie en commerciële prijs
1.Voor de beoordeling of er sprake is van een commerciële relatie, dient aan de volgende
voorwaarden te worden voldaan in de situatie van kostganger/kostgever of kamerhuurder/verhuurder:
3.Commerciële prijs kostgangerschap: minimaal het bedrag in het tweede lid verhoogd met hetgemiddelde bedrag voor maaltijden voor een man en vrouw tot 65 jaar en de was voor 5 kilo per weekzoals genoemd in het budgethandboek van het Nibud. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast.
Artikel 3. Inkomstenkorting bij ontvangst huur of kostgeld minus kosten
1.De inkomsten uit verhuur en/of kostgeverschap, zoals bedoeld in artikel 33 lid 4 van deParticipatiewet, worden op de uitkering in mindering gebracht onder aftrek van het navolgende vrij telaten bedrag voor kosten van nutsvoorzieningen en maaltijdvoorzieningen zoals opgenomen in het
Vtlb-rapport van de Werkgroep rekenmethode Vtlb van Recofa.
a.De inkomsten uit verhuur worden op de uitkering in mindering gebracht onder aftrek van (per01-01-2015) € 62,00 per maand.
b.De inkomsten uit kostgeverschap worden op de uitkering in mindering gebracht onder aftrekvan (per 01-01-2015) € 353,00 per maand.
2.Het vrij te laten bedrag als bedoeld in het eerste lid wordt halfjaarlijks bijgesteld conform het Vtlbrapportvan de Werkgroep rekenmethode Vtlb van Recofa, afgerond op hele euro’s.
3.Het eerste lid blijft buiten toepassing voor de belanghebbende met een uitkering ingevolge deIOAW en IOAZ.
Artikel 4. Verlaging bijstandsnorm wegens ontbreken woonkosten
1.De verlaging in verband met de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27 Participatiewet bedraagt 20procent van de gehuwdennorm van artikel 21 onderdeel b Participatiewet, indien:
a.een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur ofhypotheeklasten zijn verbonden;
Het algemeen bestuur ziet af van de mogelijkheid de norm te verlagen voor schoolverlaters alsbedoeld in artikel 28 van de Participatiewet.
1.De beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen waarvan de ingangsdatum wordt gesteld op ofna 1 januari 2015.
2.Op aanvragen waarvan de ingangsdatum wordt gesteld vóór 1 januari 2015 maar waarop op 1januari 2015 nog niet is besloten, is het materiële recht, zoals dat tot 1 januari 2015 geldt, vantoepassing.
Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel
1.Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werken terugtot en met 1 januari 2015.
2.Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels commerciële relatie, ontbrekenwoonkosten en schoolverlaterskorting 2015”.
Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 28 mei 2015
Het algemeen bestuur van gemeenschappelijke regeling IJsselgemeenten
Toelichting op de commerciële relatie en verlagingen 2015
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.
Artikel 2. Commerciële relatie en commerciële prijs
De twee begrippen worden uitgebreid beschreven wat nodig is in relatie tot de uitvoering van de
kostendelersnorm. De kostendelersnorm geldt namelijk niet voor personen die op een commerciële
basis in dezelfde woning wonen.
Wanneer is er sprake van een commerciële relatie?
Bij de intrede van de Participatiewet is ook het begrip “commerciële relaties” nieuw leven ingeblazen.
De hoogte van de bijstandsuitkering wordt mede afhankelijk gesteld van het aantal (mede-)bewoners
op een adres. Is er sprake van een niet-commerciële relatie dan heeft dit direct gevolgen voor de
hoogte van de bijstandsuitkering. Er kan dan sprake zijn van een gezamenlijke huishouding
(hoofdverblijf en wederzijdse zorg) of een kostendelers situatie. Bloedverwanten in de eerste en
tweede graad kunnen volgens de regels van de participatiewet nooit een commerciële relatie hebben
(artikel 22a lid 4 onder b van de Participatiewet).
Indien er sprake is van een commerciële relatie telt deze niet mee voor het begrip “kostendeler”. Bij
deze relaties is sprake van deelname aan het economisch verkeer, waarbij de verhuurder/kostgever
een commerciële prijs vraagt voor de huur van de woning en de geleverde diensten en de
huurder/kostganger deze commerciële prijs betaalt. In deze situaties is het uitgangspunt dat de kosten
niet op dezelfde wijze worden gedeeld als met woningdelers die geen onderlinge zakelijke relatie met
Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een commerciële relatie, dient er aan een aantal
voorwaarden te worden voldaan. We hebben het dan over de situatie van een kostganger/kostgever
Voorwaarden schriftelijke overeenkomst (geen limitatieve opsomming):
Huurprijs/Prijs kostgangerschap
Er moet sprake zijn van een commerciële prijs, dat wil zeggen dat de prijs in verhouding
moet staan tot de geleverde prestaties en datgene wat in het economische verkeer gebruikelijk is.
Gemeenten hebben de vrijheid om te bepalen wat onder een commerciële huurprijs wordt verstaan.
Om te bepalen of er sprake is van een commerciële prijs worden als ondergrens de normbedragen
woonlasten van het Nibud voor studenten als uitgangspunt aangehouden. Dit is een bedrag aan huur,
water en energie. Bij kostgangerschap komen hier bovenop de gemiddelde kosten voor geleverde
diensten zoals maaltijden, was- en strijkkosten en schoonmaak. Ook hiervoor wordt aansluiting
Huur, water en energie € 341,00 per maand
Maaltijden voor een man tot 65 jaar € 193,50 per maand
Maaltijden voor een vrouw tot 65 jaar € 177,15 per maand
Voor de was á 5 kilo per persoon per week (inclusief waspoeder en afschrijving van de machine excl.
energieverbruik) € 1,00 x 4= € 4,00 per maand.
Bovenstaande bedragen zijn de bedragen waar minimaal aan voldaan moet worden wil er sprake zijn
Schriftelijke overeenkomst niet doorslaggevend
Bij onderhuurders en kostgangers is sprake van een zuiver zakelijke relatie. Daarvan is geen sprake
als er een mate van financiële verstrengeling aanwezig is die verder reikt dan de betaling van huur en
een wederzijdse verzorging die niet beperkt blijft tot de levering van de overeengekomen diensten
zoals maaltijden of bewassing. De loutere aanwezigheid van een contract en bewijsstukken dat huur
of kostgeld wordt betaald, staat niet in de weg dat de betrokkenen mogelijk in feite een gezamenlijke
Bij het hebben van een medebewoner heeft dit gevolgen voor de hoogte van de huurtoeslag. Bij de
berekening van de huurtoeslag wordt namelijk rekening gehouden met het gezamenlijk inkomen. Bij
het hebben van een commerciële relatie in de vorm van onderhuur en kostganger is er geen verlies
Artikel 3. Inkomstenkorting bij ontvangst huur en kostgeld minus daadwerkelijke kosten
Op grond van artikel 33, vierde lid, van de wet worden, als de belanghebbende de woning bewoont
met een of meerdere huurders, onderhuurders of kostgangers, de daaruit voortvloeiende lagere
algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan als bijzonder inkomen aangemerkt, als daarmee nog
geen rekening is gehouden bij het vaststellen van de kostendelersnorm (artikel 22a, eerste tot en met
Inkomsten uit onderhuur of kostgeld worden in mindering gebracht op de uitkering van de
onderverhuurder, met uitzondering van een gedeelte van de (onder)huurprijs of kostgeld wegens het
hebben van meerkosten aan een (onder)verhuurder en/of kostganger. Deze meerkosten hebben
(ingeval van inkomsten uit (onder)huur) betrekking op nutsvoorzieningen en (ingeval van
kostgeverschap) op maaltijden.
De Recofa richtlijn als ijkpunt
Voor het gedeelte van de (onder)huurprijs of kostgeld dat niet in aanmerking wordt genomen is
aangesloten bij de berekening van het vrij te laten bedrag voor inkomsten uit (onder)huur of
kostgeverschap zoals toegepast bij schuldsanering. In de Vtlb (vrij te laten bedragen) rapporten van
de Recofa staat beschreven welke inkomsten in aanmerking moeten worden genomen binnen de
schuldsanering. Hierbij worden ten aanzien van inkomsten uit verhuur of kostgeverschap forfaitaire
bedragen wegens het hebben van meerkosten vanwege de inwoning van een huurder of kostganger
(op dagbasis) buiten beschouwing gelaten. Omgerekend naar maandbedragen, levert dit het volgende
op in de periode januari tot en met juni 2015:
Meer bij alleen kamerverhuur bij kostgeverschap wordt hierbij opgeteld
kosten nutsvoorzieningen voor o.a. maaltijden
per maand € 61,88 = € 62,00 € 291,20 = € 291,00 + 62,00 = € 353,00
De omrekenfactor is: dagbedrag x 7 x 13 / 3. Genoemde bedragen gelden per 1 januari 2015.
Dit betekent dat de (onder)huurprijs in aanmerking wordt genomen, minus het bovenstaande actuele
maandbedrag voor stijgende kosten van nutsvoorzieningen. Als er sprake is van een kostganger,
wordt naast het bedrag voor nutsvoorzieningen ook het actuele maandbedrag voor meerkosten van
maaltijden in aanmerking genomen.
Het buiten beschouwing laten van een deel van de (onder)huurprijs of het kostgeld, geldt per
onderhuurder of kostganger. Zijn er meerdere kostgangers, dan moet een schaalverdeling worden
gemaakt. Voor de tweede inwoner wordt dan 80% van het forfaitaire bedrag genomen, voor de derde
70% en zo verder. Ieder half jaar worden deze bedragen aangepast. Voor de actuele bedragen wordt
verwezen naar het Vtlb rapport van de Werkgroep Vtlb van Recofa. Een actuele versie is beschikbaar
Artikel 4. Verlaging norm wegens ontbreken woonkosten
Als iemand zelfstandig woont maar lagere bestaanskosten heeft dan die waarin de norm voorziet als
gevolg van het ontbreken van woonkosten, voorziet artikel 27 van de Participatiewet in de
mogelijkheid om de norm als bedoeld in artikel 20 en 21 van de Participatiewet lager vast te stellen.
Centraal daarin staat het begrip woonkosten.
De volgende mogelijke oorzaken van ontbreken woonkosten kunnen zich voordoen:
1.bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden, bijvoorbeeld krakers,
een kind dat gratis in een woning van zijn ouder(s) woont, een hypotheek die volledig is
2.als een derde de woonkosten van de woning betaalt, bijvoorbeeld het, na een verlating,
(tijdelijk) doorbetalen van de vaste lasten (zowel bij een koop- als een huurwoning) door de
3.het niet bewonen van een woning, bijvoorbeeld personen die gratis in een bedrijfspand
wonen; feitelijk verblijf in caravan of jachthaven.
Indien noch in het kader van artikel 27 Participatiewet noch in het kader van artikel 33 lid 1
Participatiewet rekening wordt gehouden met de situatie waarin een ander dan belanghebbende de
woonkosten betaalt, kan het bestuur de bijstand in voorkomende gevallen lager of anders vaststellen
op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 Participatiewet. Bijvoorbeeld indien een
dakloze expliciet aangeeft wel woonkosten te hebben (bijvoorbeeld betalen voor opvang) is het aan de
aanvrager om dit aan het bestuur aan te tonen via bewijsstukken. Op grond hiervan kan het bestuur
besluiten de verlaging lager vast te stellen.
Het college heeft op grond van artikel 28 Participatiewet de mogelijkheid om gedurende 6 maanden
de landelijke norm lager vast te stellen als belanghebbende recent zijn scholing of beroepsopleiding
heeft beëindigd. De ratio van artikel 28 Participatiewet is dat een belanghebbende niet onmiddellijk
recht kan doen gelden op een relatief hogere bijstandsuitkering aansluitend op het relatief lagere
bedrag dat hij aan studiefinanciering ontving. De gedachte dat de bijstandsuitkering veelal
aanmerkelijk hoger ligt dan de bedragen die men ontvangt van studiefinanciering komt overigens niet
overeen met de praktijk. De hoogte van de beurs en de lening (en voor HBO/universiteit straks het
leenstelsel) samen is nagenoeg gelijk aan de geldende bijstandsnorm.
De schoolverlaterskorting werd door de gemeente Capelle aan den IJssel toegepast met als
uitgangspunt de relatie met het bedrag dat in de toelage studiefinanciering zit voor de kosten van
levensonderhoud. De achterliggende gedachte van artikel 28 is dat de hierin bedoelde verlaging
aansluit bij de lagere noodzakelijke bestaanskosten van schoolverlaters tijdens hun studie. In de
praktijk blijkt echter dat de meeste schoolverlaters tijdens hun studie geen lagere bestaanskosten
hebben omdat ze zelfstandig wonend zijn, de verzorging van kinderen hebben e.d..
Bedragen studiefinanciering 2015
HBO/universiteit: Inwonend: max € 808,17
Alleenstaande zelfstandig wonend: € 912,79
Kostendeler: € 679,75 bij 1 ander/ouders
In GripopParticipatiewet van Schulinck staat als toelichting op artikel 28 van de Participatiewet: ‘’De
verlaging mag er niet toe leiden dat de bijstandsnorm van een belanghebbende lager wordt
vastgesteld dan het bedrag dat hij aan studiefinanciering zou hebben ontvangen als hij daar nog
aanspraak op zou kunnen maken’’.
Gezien bovenstaande wordt er voor gekozen om met ingang van 1 januari 2015 geen toepassing
meer te geven aan artikel 28 van de Participatiewet. Voor Capelle aan den IJssel betekent dit een
beleidswijziging De gemeente Krimpen aan den IJssel heeft in het verleden geen uitvoering gegeven
aan deze mogelijkheid binnen de regelgeving.