Organisatie | Nieuwkoop |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor de aanleg en uitbreiding van inritten |
Citeertitel | Beleidsregels voor de aanleg en uitbreiding van inritten |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-08-2010 | 22-02-2017 | Onbekend | 10-08-2010 Witte Weekblad | 10.11434 |
Volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is voor het maken en veranderen van een uitweg een vergunning van het bevoegd gezag nodig. In artikel 2.12 is bepaald dat het verboden is zonder vergunning:
In de APV staan in artikel 2.12 lid 3 de weigeringsgronden genoemd, ofwel de criteria op
basis waarvan een aanvraag tot het maken of veranderen van een uitweg naar
de openbare weg beoordeeld moet worden. De tekst van artikel 2.12 lid 3 luidt als volgt:
Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
Deze beleidsnotitie heeft als doel duidelijkheid te scheppen over hoe de gemeente bij de toetsing van aanvragen omgaat met de in de APV genoemde criteria. Per criterium is aangegeven wat hieronder wordt verstaan en hoe er mee wordt omgegaan. Tevens bevat deze notitie een aantal overige belangrijke aspecten die verband houden met de vergunningaanvraag, de vergunningverlening en de uitvoering. Om het gebruikelijke jargon te hanteren wordt in deze notitie gesproken over “inrit” in plaats van “uitweg”. De term uitwegvergunning blijft wel gehandhaafd.
Het criterium “de bruikbaarheid van de weg” heeft betrekking op de functie die de betrokken weg heeft, de inrichting van de weg en de gevolgen die de inrit kan hebben op deze functie. Het functioneren van de weg kan bijvoorbeeld nadelig worden beïnvloed wanneer door een inrit het verkeer (ernstig) belemmerd wordt, de doorstroming of de vrije in/uitrijruimte beperkt wordt of wanneer de weg onvoldoende of zelfs niet meer gebruikt kan worden voor het doel waarvoor hij is bedoeld. Een uitwegvergunning kan in het belang van de bruikbaarheid van de weg worden geweigerd als door het maken of veranderen van de inrit:
het aantal openbare parkeerplaatsen wordt verminderd en er volgens de in de gemeente gehanteerde parkeernormen niet binnen een afstand van 50 meter voldoende openbare parkeerplaatsen voorhanden blijven, of wel dat nieuwe openbare parkeerplaatsen (op kosten van de aanvrager) niet binnen een afstand van 50 m kunnen worden aangelegd;
er in de toekomst een probleem zal ontstaan, bijvoorbeeld door een op handen zijnde wijziging van de omstandigheden ter plaatse of precedentwerking. Indien de bruikbaarheid van de weg naar verwachting negatief beïnvloed zal worden door een inrit, kan toch een vergunning worden verleend indien er sprake is van bijzondere omstandigheden die verstrekking rechtvaardigen. Bijvoorbeeld indien er geen andere manier is om ontsluiting van het perceel mogelijk te maken.
Veilig en doelmatig gebruik van de weg
Het criterium “veilig gebruik van de weg” is een zwaar wegend criterium. Indien een inrit naar verwachting een negatief effect zal hebben op de veiligheid, zal een uitwegvergunning worden geweigerd. Een uitwegvergunning kan in het belang van het veilig en doelmatig
gebruik van de weg worden geweigerd indien de inrit komt te liggen:
Criteria voor weigering van een uitwegvergunning ten behoeve van bedrijven inclusief bedrijfswoningen
Bedrijven moeten voorzien in voldoende parkeer- en rangeergelegenheid op eigen terrein. In principe wordt slechts één inrit per kavel aangelegd met een breedte van maximaal 8 meter gemeten op de perceelgrens. Voor kavels met een breedte van meer dan 100 meter aan de openbare weg kan medewerking worden verleend aan een tweede inrit wanneer kan worden aangetoond dat die voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is.
Een vergunning voor het maken of veranderen van een inrit ten behoeve van een bedrijf, eventueel met een bedrijfswoning, kan worden geweigerd wanneer:
Aanleg duiker/ waterkerende constructie
Als voor een inrit een bermsloot moet worden overkluisd, dient de aanvrager bij het waterschap hiervoor ontheffing aan te vragen. Naast de vereiste ontheffing van het waterschap dient men een vergunningaanvraag te doen bij de gemeente Nieuwkoop. Het aanleggen van de duiker wordt gerealiseerd door de gemeente Nieuwkoop en zal geheel op basis van werkelijke kosten worden verrekend met de aanvrager. Het schoonhouden alsmede het bouwkundig onderhoud van de duiker is voor rekening van het Waterschap. Indien de inrit een bestaande waterkering doorsnijdt of anderszins hiermee een relatie heeft dient de aanvrager bij het Waterschap hiervoor ontheffing aan te vragen. Naast de vereiste ontheffing van het Waterschap dient men een inritaanvraag te doen bij de gemeente Nieuwkoop.
Een kopie van de benodigde ontheffing dan wel een schriftelijke verklaring dat deze niet noodzakelijk is dient gevoegd te worden bij de aanvraag om een uitwegvergunning.
Bij een aanvraag voor het verplaatsen van een bestaande inrit gelden dezelfde voorwaarden als bij een aanvraag voor het verkrijgen van een eerste inrit. Nadere voorwaarden hierbij zijn dat de binnen de bebouwde kom te vervallen inrit moet worden verwijderd en de vrij gekomen ruimte moet worden hersteld naar de omgevingssituatie. De kosten voor dit herstel zijn geheel voor rekening van de aanvrager en zullen op basis van werkelijke kosten worden verrekend. Bij een inrit buiten de bebouwde kom geldt dat de te vervallen inrit moet worden
verwijderd inclusief een eventuele duiker in de bermsloot en de berm moet worden hersteld. De kosten voor dit herstel zijn geheel voor rekening van de aanvrager en zullen op basis van werkelijke kosten worden verrekend.
Verzoeken voor een tweede inrit
Bij woningen waar op eigen terrein kan en mag worden geparkeerd, is in principe één inrit per woning toegestaan. Bij de inrichting van het bestemmingsplan is of wordt geen rekening gehouden met meerdere inritten t.b.v. een woonkavel. Daarom wordt geen medewerking verleend aan de aanleg van een tweede inrit.
Bij een dubbele garage dienen op eigen erf voorzieningen te worden getroffen voor het manoeuvreren van en naar een dubbele garage. Uitzonderingen kunnen worden toegestaan bij brede woningen/percelen (minimale frontbreedte 25 meter). Voor percelen met een andere dan uitsluitend woonbestemming dient de aanvraag voor een tweede inrit per geval bekeken te worden. De noodzaak van een tweede inrit moet door de aanvrager worden onderbouwd.
Een vergunning kan alleen aangevraagd worden door de juridisch tot het betreffende perceel gerechtigde of diens gemachtigde. Een vergunning is persoonsgebonden doch tevens verbonden aan een specifiek adres. Voor de aanvraag dient gebruik gemaakt te worden van het aanvraagformulier voor het aanvragen van omgevingsvergunningen, welke te verkrijgen is bij het omgevingsloket online en bij het Klant ContactCentrum van de gemeente. Bij de aanvraag van een vergunning dient de aanvrager in ieder geval de gegevens aan te leveren zoals vermeld in de Regeling Omgevingsrecht (MOR). In ieder geval bevat de aanvraag een tekening waarop is aangegeven waar op het perceel de gewenste inrit gerealiseerd zou moeten worden. Deze tekening dient voorzien te worden van maatvoering.
De beslissing op de aanvraag wordt voorbereid volgens de bepalingen in hoofdstuk 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Wabo).
Iedere vergunningaanvraag zal getoetst worden aan deze beleidsnotitie en op locatie beoordeeld worden op de civieltechnische consequenties door een gemeentelijke opzichter. Daarna beslist het bevoegd gezag of de uitwegvergunning (omgevingsvergunning) op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening en deze beleidsregels kan worden verleend.
Indien een vergunning wordt geweigerd zal het besluit gemotiveerd worden onder verwijzing naar deze beleidsnotitie. Een vergunning zal worden geweigerd indien dat een logisch gevolg is van wat is neergelegd in deze beleidsregels en tevens niet is gebleken dat er sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat in het specifieke geval van deze beleidsregels kan worden afgeweken. Dergelijke bijzondere omstandigheden zullen in beginsel door de aanvrager zelf aangetoond en onderbouwd dienen te worden.
Artikel 1.6 van de APV voorziet in de mogelijkheid vergunningen in te trekken o.a. wanneer de door de aanvrager verstrekte gegevens onjuist blijken, de in de vergunning opgenomen voorschriften niet worden nageleefd of wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Intrekking van een verstrekte uitwegvergunning kan te allen tijde plaatsvinden in de omstandigheden zoals omschreven in art. 1.6 van de APV of als paragraaf 2.6 van de Wabo hierin voorziet.
De inrit op gemeentegrond mag niet door, dan wel namens de aanvrager, zelf worden aangelegd. De inrit zal door de gemeente, hetzij door een erkende aannemer in opdracht van de gemeente, worden aangelegd met door de gemeente geselecteerde standaard materialen, afmetingen en opbouw constructie, zoals omschreven in het Programma van eisen voor de inrichting van de openbare ruimte van de gemeente Nieuwkoop.
Standaard worden de inritten bij particuliere woningen uitgevoerd door middel van inritblokken (zie bijlage 1). Als gevolg van hoogtemaatvoering, ligging van nutsleidingen, reconstructies van wegen of anderszins kan hiervan worden afgeweken en kan de inrit worden uitgevoerd door middel van een verlaagde trottoirband of door uitvoering in klinkers of andersoortig materiaal. Over deze keuze heeft de aanvrager van de inrit geen inspraak.
Inritten op bedrijventerreinen worden uitgevoerd met betonklinkerkeien (zie bijlage 2). Indien de bestaande inritten in een straat als gevolg van een herinrichting zijn voorzien van een andersoortige constructie of materiaal, zal in principe een nieuw aan te leggen inrit op dezelfde wijze worden aangelegd. Bij reconstructies van wegen kunnen uit esthetische overwegingen alle inritten van een ander (gelijksoortig) materiaal worden aangelegd. In geval van reconstructies van wegen blijven in principe de locaties en breedtes van de oorspronkelijke inritten gehandhaafd.
Dubbele inrit naar 2 afzonderlijke woningen.
Wanneer 2 garages aan afzonderlijke woningen zijn gekoppeld, zal de inrit vanaf de zijkant van de ene garagedeur tot aan de zijkant van de andere garagedeur worden aangelegd. De maximale breedte van een dubbele oprit kan tot 8 m. oplopen. Als deze grens van 8 m. wordt overschreden, zal per geval worden bezien voor welke oplossing wordt gekozen (2 enkele of een gezamenlijke). De hier beschreven dubbele inrit heeft betrekking op een gelijktijdige aanleg. Bij afzonderlijke aanleg zal op basis van de kosten en technische aspecten worden afgewogen of een eerder aangelegde inrit wordt uitgebreid, of dat één nieuwe enkelvoudige wordt aangelegd.
Aanvragen voor inritten in wegen waar geen trottoir aanwezig is.
Deze situaties komen o.a. voor bij wegconstructies waarbij de opsluitband van weg of parkeerstrook op de erfscheiding ligt. In dat geval is er geen fysieke belemmering om perceel op te rijden. Tevens kunnen deze situaties voorkomen op wegen, veelal buiten de bebouwde kom, waar een onverharde of half-verharde berm aanwezig is. Op deze locaties kunnen, als gevolg van b.v. nieuwbouw met garages, obstakels (verkeersborden, lichtmasten, schakelkasten, bomen etc.) in de weg staan welke de toegang onmogelijk maken. In deze situaties zal, na aanvraag voor een inrit, de noodzaak worden bezien voor het verwijderen van het obstakel. Uitgangspunt hierin is dat het stapvoets op- of afrijden van het perceel mogelijk gemaakt wordt.
De kosten voor de aanleg van een nieuwe inrit op gemeentegrond, uitbreiding van een bestaande inrit of aanleg van een tweede inrit, komen volledig voor rekening van de aanvrager. De te betalen kosten zijn opgebouwd uit geraamde kosten inclusief 10% voor voorbereiding en toezicht. Als voor de aanleg of uitbreiding van de inrit groenvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, kolken, schakelkasten, etc. moeten worden verplaatst, zal naar de goedkoopste technisch mogelijke oplossing worden gezocht. Dit kan inhouden dat b.v. een schakelkast voor een perceel c.q. woning wordt gesitueerd. In principe heeft de aanvrager hierin geen inspraak, mits hij bereid is de meerkosten (boven de goedkoopste oplossing) voor zijn rekening te nemen.
De kosten voor de aanleg van de inrit en de noodzakelijke bijkomende werkzaamheden, worden vooraf begroot en zijn voor rekening van de aanvrager. Indien de geraamde kosten achteraf in het voor- of nadeel van de gemeente uitpakken zullen er geen verrekeningen plaatsvinden. De kosten moeten vooraf door de aanvrager worden betaald.