Organisatie | Oosterhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut gemeente Oosterhout 2016 – 2019 |
Citeertitel | Treasurystatuut gemeente Oosterhout 2016 – 2019 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-01-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2020 | Nieuwe regeling | 19-01-2016 | BI.0150610 |
De gemeente Oosterhout onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. De gemeente streeft er daarom naar om haar activiteiten op het gebied van treasury zo transparant en beheersbaar mogelijk in te richten.
Onder treasury wordt verstaan het sturen, beheersen van, het verantwoorden van en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële positie en de hieraan verbonden risico’s. Het treasurystatuut kan beschouwd worden als een nadere uitwerking van de geldende externe en interne regelgeving.
Bij het opstellen van dit statuut is rekening gehouden met het relevante wettelijke kaders zoals opgenomen in de Gemeentewet, de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO), de wet Houdbare Overheidsfinancien (Wet Hof), de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO), het Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV), regelgeving betreffende staatssteun en de Verordening 212.
In dit treasurystatuut wordt de ‘beleidsmatige infrastructuur’ van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.
Het treasurystatuut is gesplitst in twee delen. Deel 1 (hoofdstukken 1 t/m 4) heeft betrekking op het beleidskader waarin als eerste het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente zijn geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. De Raad stelt dit deel vast als onderdeel van haar kaderstellende rol.
Deel 2 (Hoofdstuk 5) heeft betrekking op het beheersdeel van de treasuryfunctie, waarin de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde komen. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatievoorziening die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. Deel 2 is veel meer het domein van het College van B&W en is ter informatie voor de gemeenteraad.
In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.
Naast het treasurystatuut neemt de gemeente jaarlijks een treasuryparagraafop in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.
In dit statuut wordt verstaan onder:
Het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens en het verstrekken van informatie ten behoeve van de besturen, het functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en het afleggen van verantwoording hierover, ook omvattende de administratie en verantwoording aangaande de geldmiddelen en leningen;
Een instelling als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;
De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie
De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:
Het renterisico beperken en een zo gunstig mogelijk renteresultaat behalen binnen de kaders van de Gemeentewet, de wet FIDO en de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut. Het optimaliseren van de renteresultaten dient afgewogen te worden met aannemelijke risico’s, die zich kunnen voordoen.
Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut, alsmede de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO);
Bij het renterisicobeheer wordt gestreefd naar beperking van het renterisico op de lange en korte schuld:
De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido;
Artikel 5. Intern liquiditeitsbeheer
Daarnaast wordt een meerjarige liquiditeiten planning met een looptijd van minimaal vier jaar gehanteerd die aansluit op het meerjaren investeringsprogramma van de begroting.
Voor de beperking van liquiditeitsrisico’s zullen kredietfaciliteiten bij één of meerdere bankinstellingen worden aangehouden. Van deze faciliteiten zal gebruik worden gemaakt met inachtneming van de kasgeldlimiet.
Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.
Artikel 9. Financiering één jaar en langer
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Artikel 11. Langlopende uitzettingen
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasury functie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Artikel 14. Financiering korter dan één jaar
Bij het aantrekken en uitzetten van middelen uit hoofde van de treasury functie voor een periode korter dan een jaar gelden voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer de volgende specifieke richtlijnen:
Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn daggeldleningen aan derden (overheid & semi-overheid), deposito’s, spaarrekeningen, rekening-courant rekeningen en beleggingen in obligaties en obligatiefondsen. Voor obligatie(fondsen) wordt uitsluitend gekozen bij een verwachting dat de rente op de kapitaalmarkt zal dalen;
5. Administratieve organisatie en Interne controle
Artikel 15. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:
Artikel 16. Verantwoordelijkheden
De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasury activiteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.
Bij onderlinge vervanging zal ook ten alle tijden het vier-ogen-principe worden toegepast.
Artikel 18. Informatievoorziening
Met betrekking tot de treasury activiteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:
Bijlage: Memorie van toelichting
In deze Memorie van Toelichting worden, waar nodig, de in het treasurystatuut opgenomen artikelentoegelicht.
Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie
Als eerste doelstelling dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente ‘duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities’. Gewaarborgd moet zijn dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen, moeten op het desbetreffende moment acceptabel (tenminste marktconform) zijn.
De gemeente loopt op de volgende terreinen financiële risico’s: rente, koers, krediet, interne liquiditeit en valuta. Het is de taak van de treasury om dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. Hoofdstuk 2 gaat over de manier waarop dit gebeurt.
De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het zo efficiënt mogelijk uitvoeren (minimaliseren van de kosten) van het beheer van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer.
De bedoeling is om de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat er geen middelen onbenut blijven, maar dat gestreefd wordt naar zo hoog mogelijke rentebaten c.q. zo laag mogelijk rentelasten, zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de functie is immers niet winstgericht.
Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer
De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten voor treasury. Dit betreft enerzijds de ‘publieke taak’ waarvoor leningen en garanties dienen en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er is dus een specifiek onderscheid tussen het verstrekken van leningen ‘uit hoofde van de publieke taak’ en het uitzetten van middelen ‘uit hoofde van treasury’. De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Hiermee wordt recht gedaan aan de eigen verantwoordelijkheid van openbare lichamen over de afbakening van die publieke taak en de wettelijke taakomschrijving. De Gemeenteraad stelt vast of de publieke taak is gediend.
Het beleid is om geen geldleningen te verstrekken aan derden. Hierbij is het niet van belang of het wel of niet past binnen het gemeentelijke beleid uit hoofde van de publieke functie.
Ons beleid is om onder bepaalde voorwaarden garanties te verstrekken aan instellingen. De provisie die in rekening wordt gebracht voor deze garantstelling is gesplitst in een risicodeel (1%) en een vergoeding voor interne behandelingskosten.
Conform de Wet Fido moeten uitzettingen ‘uit hoofde van treasury’ een prudent karakter hebben. In de wet en in de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip ‘prudent’ nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk om die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan. Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomsten – zijn als gevolg van deze bepaling
verboden. De richtlijnen en limieten van dit statuut vallen binnen de kaders van de Wet FIDO.
Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden o.a. gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De wet stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.
Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Om een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de wet de zogenaamde kasgeldlimiet opgenomen. Het renterisico kan met name voor korte financiering aanzienlijk zijn, omdat rentefluctuaties bij zo’n financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet is een percentage (8,5%) van het totaal van de primaire begroting. Concreet betekent dit dat als voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet wordt overschreden de toezichthouder (= de provincie) daarvan op de hoogte worden gesteld. Daarbij moet dan aan de provincie een plan worden voorgelegd worden om binnen de kasgeldlimiet te blijven. Dit kan betekenen dat de korte termijn leningen omgezet moeten worden naar langere termijn financiering.
Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s bij herfinanciering. De norm is een vastgesteld percentage (20%) van het begrotingstotaal. De renterisiconorm houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen (herfinancieringen) en renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal.
Een rentevisie is een verwachting over de renteontwikkeling; op basis daarvan wordt een financiering- en beleggingsbeleid gevoerd. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van onze huisbankier (Bank Nederlandse Gemeenten). Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld dat de financiering van complexe investeringsprojecten worden gebaseerd op actuele prognoses.
Door spreiding aan te brengen in de periode dat de rente van een uitzetting vast is, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk als uit de liquiditeitsprognose blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.
Artikel 5. Intern liquiditeitsrisicobeheer
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich o.a. voor wanneer middelen voor een bepaalde periode zijn uitgezet en gedurende de looptijd daarvan blijkt dat (een deel van) die middelen (onverwacht) nodig (is) zijn. Dit kan tot gevolg hebben dat tijdelijk een lening moet worden afgesloten (de uitzettingen kunnen vast staan in een deposito) of dat tussentijds een uitzetting moet worden verkocht (een obligatie). Dit kan in beide gevallen negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.
Ter beperking van dit risico baseert de gemeente financiële transacties mede op een liquiditeitsprognose. Daarin zijn de organisatiebrede toekomstige inkomsten en uitgaven met een planningshorizon van één jaar opgenomen. Ten aanzien van het meerjarig investeringsplan wordt een globale planning opgesteld met een prognose over een periode van vier jaar. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitsprognose niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die zijn verbonden aan de gemeentelijke activiteiten/ projecten en met mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van belang dat de treasuryfunctie goed op de hoogte is van de financiële ontwikkelingen in de totale organisatie.
De provinciaal toezichthouder heeft voorgeschreven dat er alleen bij volledige garantie van terugbetaling van de hoofdsom uitzettingen mogen worden gedaan.
Bij het uitzetten van gelden via rekening courant, daggeld of deposito’s worden geen koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s). Obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Als deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden, dan wordt minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente uitgekeerd. Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd.
Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar - wegens wijziging in de liquiditeitsprognose - voor de afloopdatum die uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom uitbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting. Die waarde is afhankelijk van de rente en van de resterende looptijd. Om deze risico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitsprognose.
Artikel 8. Kredietrisicobeheer
Ter beperking van kredietrisico’s staan in dit artikel richtlijnen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waarbij de gemeente middelen kan uitzetten of beleggen. Een (credit-)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling. Die wordt voor zowel de korte als de lange termijn toegekend door gerenommeerde rating ‘agencies’ als Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA vermeld met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor ‘zeer kredietwaardig’. AA staat ook voor zeer kredietwaardig maar de veiligheidsmarge is niet zo hoog als bij de AAA-categorie.
De indeling AAA komt overeen met ‘extreem kredietwaardig’. Vertrekpunt is minimaal AA-rating, maar wel vanuit de overweging een ‘veilige keuze’ te maken. In de praktijk kan dit betekenen dat in voorkomende gevallen toch gekozen wordt voor instellingen met een AAA-rating, indien het risico op enig moment niet opweegt tegen het rentevoordeel.
Bij kredietwaardigheid die vergelijkbaar is met een AA-rating moet gedacht worden aan het uitzetten van geld bij andere overheden of beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw gewaarborgde leningen van woningbouwcorporaties). De wet FIDO schrijft een minimale norm van een A- rating voor financieringen korter dan 3 maanden. Voor financieringen langer dan 3 maanden is de minimale norm een AA- rating. Door de keuze van AA- rating is het beleid binnen Oosterhout dus strenger dan de wet voorschrijft, maar gezien de ontwikkelingen binnen het bankwezen wel aan te bevelen.
De Regeling Uitzetting Decentrale Overheden (RUDO) bepaalt daarnaast dat uitzettingen alleen mogen plaatsvinden met een hoofdsomgarantie.
Artikel 9. Financiering één jaar en langer
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2 van de wet Fido: het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is nadrukkelijk niet toegestaan.
Onderhandse geldleningen zijn leningen waarvan de voorwaarden in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder met een minimumlooptijd van twee jaar. Het is een beleggingsvorm voor grote(re) bedragen door instellingen en bedrijven die regelmatig actief zijn op de geldmarkt.
De richtlijn om minimaal 2 offertes aan te vragen beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-)clausules bij vervroegde aflossing.
Via het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat er een objectief beeld is van de gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten op het moment van afsluiten van overeenkomsten van geldlening.
Artikel 10. Schatkistbankieren
Schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing. Dit houdt in dat dagelijks aan het einde van de dag de overtollige middelen worden afgeroomd naar of aangevuld uit de schatkist. De gemeente heeft hiervoor een speciale rekening geopend bij de BNG, de werkrekening schatkistbankieren (SKB).
De gemeente is gerechtigd om een bepaald bedrag aan middelen buiten ’s Rijks schatkist aan te houden. Gerekend over een kwartaal mag het op dagbasis buiten ’s Rijks schatkist aangehouden bedrag gemiddeld niet hoger zijn dan het drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van de begrotingsomvang van de gemeente. Voor de gemeente Oosterhout is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt.
Schatkistbankieren kent ook een bepaling over onderling lenen. Dit betreft het uitlenen van overtollige middelen tussen decentrale overheden als alternatief voor het aanhouden van die overtollige middelen in de schatkist. Het gaat daarbij expliciet over leningen die verstrekt worden in het kader van de publieke taak en indien er tussen de desbetreffende decentrale overheden geen sprake is van een toezichtrelatie.
Het intradaglimiet is het maximale bedrag dat gedurende de dag rood mag worden gestaan op de werkrekening schatkistbankieren.
Artikel 11. Langlopende uitzettingen
Het langdurig aanhouden van een groot kassaldo in rekening-courant levert (veel) minder op dan het rendement op uitzettingen. Bij het uitzetten van middelen dient aan de hand van de liquiditeitsprognose de horizon van de overliquiditeit te worden bepaald. Is die kort (< een jaar) dan wordt gekozen voor een kortlopende belegging. Als een substantieel deel van de overliquiditeit een middellange horizon heeft kan worden gekozen voor beleggingsproducten met een looptijd van langer dan een jaar. Bij langer dan een jaar wordt meestal onderscheid gemaakt tussen 1 tot 3 jaar en 3 tot 7 jaar. Uit langjarige cijfers blijkt dat beleggingen met een looptijd van 3 tot 7 jaar een hoger rendement opleveren dan beleggingen met een looptijd van 1 tot 3 jaar. Een periode van langdurige overliquiditeit is de komende tien jaren in onze gemeente niet te verwachten.
Het onder punt 2 opgenomen uitgangspunt is specifiek opgenomen dat het houden van aandelen in het kader van de energielevering (denk aan Intergas) behoort tot de publieke functie. Op aandelen is er in principe geen sprake van een hoofdsomgarantie, echter door deze vanuit de gemeenteraad te benoemen tot de publieke functie past het hebben van deze aandelen binnen de kaders.
Tussenpersonen zijn intermediair bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder het begrip ‘tegenpartijen’. De vereisten van punt 2 gelden daarom niet voor tussenpersonen. Om dit te ondervangen is de eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben.
Het beheer van geldstromen gaat met name om het zorgen voor een efficiënt betalingsverkeer.
Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op de verwachte ontvangsten. Zo wordt voorkomen dat tijdelijk middelen moeten worden aangetrokken (c. q. dat het uitzetten van middelen niet wordt verlengd) om te voorzien in de liquiditeitsbehoefte. Het uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft efficiencyvoordelen:
de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden en de omgang van treasury kan beperkt blijven tot de ontwikkeling van het saldo op één bankrekening i.c. die van de huisbankier.
Artikel 14. Financiering één jaar en korter
Het beheer van saldi en liquiditeiten gaat over de dagelijkse saldi op de rekeningen(-courant). In de praktijk worden diverse rekeningen bij één bank aangehouden. Om de noodzaak tot interne overboekingen te beperken, worden die rekeningen opgenomen in een zogenaamd rentecompensatiecircuit. Dat is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een klant worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo waarover de rente wordt berekend.
Naast de algemeen bekende rekening courant zijn er de volgende korte termijn financieringsinstrumenten:
In onze financieringsovereenkomst met de BNG is vastgelegd dat er een verschil moet zijn van twee (0,02%) basispunten (exclusief provisie) om met een andere aanbieder zaken te doen. Als dat verschil wordt bereikt wordt de kasgeldlening via de makelaar bij een derde partij opgenomen.
Met betrekking tot het proces van het aangaan van korte termijn financiering het volgende:
Het voornemen om over te gaan tot het aantrekken van een geldlening korter dan 1 jaar wordt beargumenteerd door de treasurer (digitaal) voorgelegd aan de concerncontroller. De concerncontroller geeft hierop een goedkeuring om offertes op te vragen. In geval van spoed kan dit ook achteraf plaatsvinden.
Artikel 15. Administratieve organisatie en interne controle
Bij de treasuryfunctie zijn meerdere functionarissen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet de delegatie en mandatering vast, over welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de verschillende betrokkenen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
Artikel 16. Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 16 respectievelijk artikel 17 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.
De bestuurlijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn conform de vastlegging in het Delegatie- en Mandaatbesluit. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de ambtelijke organisatie geven de situatie ten tijde van de vaststelling van dit statuut aan.
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
Artikel 18. Informatievoorziening
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2) en verantwoordingsinformatie (punt 3, 4 en 5). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.
Afdelingen dienen ‘incidenteel’ informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).