Organisatie | Rijswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Raadplegend Referendum gemeente Rijswijk 1996 |
Citeertitel | Verordening Raadplegend Referendum 1996 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 83 en 147
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-12-1997 | nieuwe regeling | 16-12-1997 Groot Rijswijk, 18-12-1997 | 97-124 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. referendum : een raadplegende volksstemming, waarbij de
kiezers zich uitspreken over een
beleidsvoornemen of een conceptraadsbesluit;
b. kiezersregister : het register als bedoeld in artikel D1 van de Kieswet;
c. kiesgerechtigde : degene die ingeschreven staat in het
kiezersregister van de gemeente Rijswijk volgens
d. kiezer : de ingezetene van de gemeente Rijswijk die
kiesgerechtigd is op de 43ste dag vóór het
e. gemeente : de gemeente Rijswijk;
f. raad : de gemeenteraad van de gemeente Rijswijk;
g. burgemeester en : burgemeester en wethouders van de gemeente
h. reglement van : het reglement van orde voor de vergaderingen van
orde de raad van de gemeente Rijswijk.
i. beleidsvoornemen : een beleidsvoornemen waarover burgemeester en wethouders ingevolge de "Inspraakverordening Rijswijk 1994" besloten hebben dat de kiezer zich daarover door middel van een referendum kan uitspreken en wel door daartoe een verzoek in te dienen.
Een referendum wordt gehouden onder de kiezers van het gehele grondgebied van de gemeente.
a Een referendum kan niet afzonderlijk plaatsvinden binnen de periode van drie maanden vóór of na reguliere verkiezingen. In een dergelijk geval vindt het referendum plaats op de dag van de verkiezingen;
b De raad kan echter in afwijking van het gestelde onder a besluiten dat er alsnog een referendum wordt gehouden binnen genoemde periode.
Een verzoek vanuit de raad om een referendum te houden, geschiedt door middel van een voorstel van orde als bedoeld in artikel 20 van het reglement van orde, met dien verstande dat het voorstel slechts schriftelijk kan worden gedaan.
Kiezers kunnen ten aanzien van een beleidsvoornemen of een door de raad te nemen besluit aan burgemeester en wethouders verzoeken dit beleidsvoornemen/conceptraadsbesluit onderwerp van een referendum te laten zijn. Het verzoek tot een dergelijk referenduminitiatief kan worden gedaan door een aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan 1,5 maal de kiesdeler van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad.
Dit verzoek dient te vermelden om welk beleidsvoornemen/concept raadsbesluit het gaat en dient vergezeld te gaan van een handtekening van elke verzoeker, met opgave van naam, adres en geboortedatum.
De bedoelde gegevens dienen te worden geplaatst ten gemeentehuize op door de gemeente verstrekte lijsten.
Indien voldoende kiezers om het houden van een referendum hebben verzocht en er geen sprake is van een uitgezonderd onderwerp, stellen burgemeester en wethouders de kiezers in de gelegenheid een definitief verzoek bij de raad in te dienen, welk verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiezers dat ten minste gelijk is aan 4,5 maal de kiesdeler van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad.
Dat dient te gebeuren binnen vier weken nadat de uitslag van het in het vierde lid genoemde onderzoek bekend is gemaakt aan de verzoekers.
Als het verzoek voldoende wordt ondersteund, neemt de raad binnen zes weken een beslissing op het verzoek.
Een afwijzende beslissing wordt deugdelijk gemotiveerd en openbaar bekendgemaakt. Gelijktijdig wordt melding gemaakt van het recht om binnen zes weken een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij de raad.
Als de raad heeft besloten een conceptraadsbesluit aan een referendum te onderwerpen, wordt het desbetreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze behandeld, met dien verstande dat dit conceptraadsbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de door de raad aanvaarde amendementen, niet in stemming wordt gebracht maar wordt aangehouden.
Zo spoedig mogelijk nadat de raad ingevolge artikel 7 of artikel 8 heeft besloten een referendum te houden, bepalen burgemeester en wethouders, behoudens advies van de betrokken raadscommissie, de datum van het referendum.
1.De referendumkaart vermeldt de vraagstelling, waaronder zijn afgedrukt de zinnen
"ik ben voor" en "ik ben tegen".
Voor deze zinnen is een (open) hokje afgedrukt.
2.Deelname aan het referendum heeft plaats door het betreffende hokje in te kleuren en de referendumkaart in de stembus te deponeren.
Voorzover in deze verordening in de procedure ten aanzien van de stemming niet is voorzien, zijn de bepalingen van Hoofdstuk J, K en L van de Kieswet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Het stembureau stelt na sluiting van het stemlokaal vast hoeveel referendumkaarten zich in de stembus bevinden en telt vervolgens de voor- en tegenstemmen. Niet of onduidelijk ingevulde referendumkaarten worden als ongeldig aangemerkt. Voor wat betreft de beoordeling van de geldigheid van de referendumkaarten wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij artikel N7, tweede lid, van de Kieswet.
Voorzover in deze verordening in de procedure ten aanzien van de stemopneming niet is voorzien, zijn de bepalingen in Hoofdstuk N en O zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
In - zo mogelijk - de eerste vergadering van de raad na het plaatsvinden van het referendum (doch niet later dan drie maanden daarna) vindt besluitvorming plaats naar aanleiding van de uitslag van het referendum.
Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie als bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht wordt gestraft hij die bij het referendum:
referendumkaarten of volmachtbewijzen die hijzelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.
De begrippen, termijnen en procedures die in de Verordening Raadplegend Referendum Gemeente Rijswijk 1996 gehanteerd worden, zijn gebaseerd op de Kieswet. Voorzover in deze verordening in een bepaalde procedure niet is voorzien, zijn de bepalingen van het desbetreffende hoofdstuk van de Kieswet zoveel mogelijk van toepassing verklaard.
Als leidraad voor deze verordening heeft de Referendumverordening van de gemeente Amersfoort gediend.
Uitgangspunt is dat het referendum wordt gebruikt in kwesties waarbij alle kiezers van de gemeente Rijswijk bij de besluitvorming zouden moeten worden betrokken.
De Kieswet biedt de mogelijkheid tot het houden van een andere verkiezing gelijktijdig met een "reguliere" verkiezing.
Om een zekere belangenverstrengeling te vermijden, wordt echter een verkiezing van de leden van de raad als combinatiemogelijkheid met een referendum uitgezonderd.
Mede gelet op de financiële en organisatorische aspecten moet worden voorkomen dat een referendum binnen de periode van die maanden vóór of na reguliere verkiezingen afzonderlijk plaatsvindt.
Onderwerp van een referendum kunnen zijn beleidsvoornemens/concept-raadsbesluiten.
Gekozen wordt om de in dit artikel genoemde beleidsvoornemens en conceptraadsbesluiten geen onderwerp te laten zijn van een referendum, gezien de aard van de onderwerpen waarop ze betrekking hebben.
Uitgangspunt dient in het algemeen wel te zijn, dat het referendum bedoeld is om, wanneer er een onderwerp speelt dat voor de hele bevolking van de gemeente van belang wordt geacht, die burgers dan de mogelijkheid wordt gegeven invloed uit te oefenen op de besluitvorming daarover. Wel dient de kiezer duidelijk gemaakt te worden welk orgaan in een bepaalde kwestie de (eind)beslissing kan nemen (bijvoorbeeld Tweede Kamer, Provincie).
Dit houdt overigens ook in dat in het oog moet worden gehouden in welke fase van besluitvorming een bepaalde zaak zich bevindt, daar in bepaalde gevallen (zie bestemmingsplanprocedures) men te maken heeft met fatale termijnen.
De "Inspraakverordening Rijswijk 1994", vastgesteld op 28 juni 1994, bepaalt op grond van artikel 2 dat inspraak (op grond van de Algemene wet
bestuursrecht) in beginsel mogelijk is op alle terreinen van gemeentelijk bestuur. In ieder geval wordt op grond van deze verordening inspraak verleend op beleidsvoornemens betreffende de voorbereiding of de herziening van ruimtelijke plannen, de stadsvernieuwing, de voorbereiding van het gemeentelijk milieuplan en het welzijnsprogramma.
Uit democratisch oogpunt moet het mogelijk gemaakt worden dat naast leden van de raad ook de burgers een verzoek tot het houden van een referendum kunnen doen. Gezien de omschrijving van het begrip 'beleidsvoornemen' in artikel 1, sub i, kunnen met betrekking tot een beleidsvoornemen echter slechts de kiezers dit verzoek tot het houden van een referendum doen.
Op deze wijze kan in een vroeg stadium beoordeeld worden of het onderwerp voldoende "leeft" onder de bevolking.
Indien vanuit de burgers een verzoek wordt gedaan, is het wenselijk dat dit verzoek een breed draagvlak heeft. Gekozen is voor een "drempel" van 1,5 maal de kiesdeler van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad (dit betreft 1.333 handtekeningen) voor het referenduminitiatief. Voor het definitieve verzoek wordt de drempel gesteld op 4,5 maal de kiesdeler van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad (dit betreft 4.000 handtekeningen).
Van belang wordt geacht om ook termijnen te stellen voor het indienen van de handtekeningen ter ondersteuning van het (definitieve) referendumverzoek en voor de besluitvorming door burgemeester en wethouders/de raad dienaangaande.
Bij belangrijke beleidskeuzes gaat het dikwijls om complexe vraagstukken. Het is daarom van belang dat aan het begin van het traject wordt vastgesteld of een onderwerp referendabel is en dat er een goede en eenduidige vraagstelling komt. Een onafhankelijke redactiecommissie wordt in deze onontbeerlijk geacht.
De in deze artikelen opgenomen procedures met betrekking tot stemdistricten en stembureaus, stemming, stemopneming en geldigheid en inhoud van de uitslag zijn geënt op die van de Kieswet doch aangepast aan het referendum.
In het belang van de rechtszekerheid wordt van belang geacht dat de raad zo spoedig mogelijk na het plaatsvinden van het referendum een besluit neemt over de uitslag van het referendum.
Indien de raad besluit om een referendum te doen plaatsvinden, dan dient in dit besluit ook een termijn gesteld te worden waarbinnen het referendum gehouden moet worden.