Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet Gemeente Capelle aan den IJssel 2015 |
Citeertitel | Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet Gemeente Capelle aan den IJssel 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Bijlage opgenomen m.b.t. de wijze waarop loon
waarde wordt vastgesteld.
Artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet
Beleidsregel loonkostensubsidie voor uitzendbureaus Capelle aan den IJssel
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 03-04-2017 | Nieuwe regeling | 15-12-2014 | 603129 |
De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;
gezien het advies van de Cliëntenraad Sociale Zaken van 16 oktober 2014;
overwegende dat de gemeenteraad op grond van de Participatiewet bij verordening regels dient te stellenover de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort en de wijzewaarop de loonwaarde wordt vastgesteld;
vast te stellen, de volgende verordening, vergezeld van de daarbij horende toelichting:
Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet Gemeente Capelle aan den IJssel 2015
Artikel 2. Vaststelling loonwaarde
1.Het college gebruikt een gevalideerde methode om de loonwaarde van een persoon vast te stellen,waarbij de nadere regels voor de loonwaarde bepaling in het kader van de Participatiewet in achtworden genomen.
2.De wijze waarop de loonwaarde meting tot stand komt wordt in de bijlage omschreven.
Bijlage bij artikel 2 - wijze waarop loonwaarde wordt vastgesteld
Het college maakt gebruik van onderstaande beschreven gevalideerde methode om de loonwaardevan een persoon te bepalen.
In drie stappen een vastgestelde loonwaarde
De gevalideerde methode brengt in drie stappen de loonwaarde van de medewerker in kaart door degeleverde werkprestatie in een specifieke functie af te zetten tegen de vereisten van die functie.
De uitspraak van de loonwaarde-professional over de loonwaarde geeft een betrouwbaar beeld overtempo, kwaliteit en inzetbaarheid in vergelijking met een regulier, volledig inzetbare collega. Op dezewijze geeft de loonwaarde-professional een onafhankelijke, betrouwbare beoordeling over de hoogtevan de loonkostensubsidie of loondispensatie.
In onderstaand schema wordt weergegeven hoe in drie stappen een betrouwbare vastgesteldeloonwaarde kan worden vastgesteld.
De eindrapportage geeft inzicht in:
_ duurzaamheid van de plaatsing;
_ advies om loonwaarde en duurzaamheid te verhogen.
TOELICHTING VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOESLAG
Met ingang van 1 januari 2015 kunnen er geen mensen meer in de WSW instromen. En de Wajongis vanaf datzelfde moment alleen nog toegankelijk voor mensen die duurzaam geen arbeidsvermogenhebben.
In deze verordening gaat het om een andere vorm van loonkostensubsidie dan de vorm vanloonkostensubsidie zoals omschreven in de Re-integratieverordening ParticipatiewetCapelle aan den IJssel 2015.
De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als depersoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid,onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van
loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periodeworden ingezet.
Bij de doelgroep voor wie loonkostensubsidie kan worden ingezet gaat het om mensen die welarbeidsvermogen hebben, maar die verminderd productief zijn. Het gaat hier om personen met eenverminderde productiviteit die niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen bij eenwerkgever. De werknemer ontvangt het reguliere wettelijk minimumloon (WML) of CAO-loon van dewerkgever en bouwt hierover pensioen op. De loonkostensubsidie die de werkgever ontvangt is hetverschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde, vermeerderd met een vergoeding voorde werkgeverslasten. Als het CAO-loon hoger is dan het WML zijn die meerkosten voor rekening van
de werkgever. De loonkostensubsidie kan nooit meer zijn dan 70% van het WML. Het doel van ditinstrument is het verstevigen van de arbeidsmarktpositie van de doelgroep. Bovendien bouwt dewerknemer over het hele inkomen pensioen op. Met dit instrument compenseert de gemeente
werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14,33 161, nr. 107, blz. 60).
Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstigdeze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroeploonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:
Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort(artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, vande Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij
met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot dedoelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet).
Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is eenwerkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college inbeginsel de loonwaarde van die persoon vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet).
Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in eenbeschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar enberoep kunnen instellen.
De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door eenpersoon - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naarevenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met eensoortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6,
eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ofde Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze
verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
Artikel 1 Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort
In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de
doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve
vaststelling is alleen mogelijk bij:
personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b, van de Wet werk en inkomen naararbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b, van de WIA en artikel 36,derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid indienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt enten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10dvan de Participatiewet is verleend;
-personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijkarbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of eenpersoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan degemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroeploonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II
2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in achtgenomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e,van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.
Artikel 2 Vaststelling loonwaarde
In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot dedoelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan metdie persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist.
De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokkenpersoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.
De loonwaarde kan pas gemeten worden als er sprake is van een werkplek. Om in het begin eengoed beeld van de loonwaarde te krijgen is het mogelijk om werknemers een tijdje onbeloondewerkzaamheden te laten verrichten op een proefplaats. De proefplaatsing dient zo kort als mogelijkdoch tot maximaal 3 maanden te worden ingezet, met behoud van uitkering.
In de bijlage bij artikel 2 wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoonte bepalen omschreven. Bij de gevalideerde methode voor het vaststellen van de loonwaarde zullende ‘Nadere regels voor de loonwaardebepaling in het kader van de Participatiewet’ in acht worden
De no-riskpolis is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensenmet arbeidsbeperkingen in dienst te nemen. De no-risk polis zorgt ervoor dat de werkgevercompensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer met arbeidsbeperkingen ziek
wordt. Een werkgever komt niet in aanmerking voor een no-risk polis als artikel 29b van de Ziektewetvan toepassing is (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet).
De no-risk polis is een verzekering waarbij de werkgever bij ziekte van de werknemer die eenstructurele functionele of andere beperking heeft of ten behoeve van wie die werkgever eenloonkostensubsidie ontvangt als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet, in aanmerking komtvoor de no-risk polis.
In het eerste lid is opgenomen wanneer een werkgever in aanmerking komt voor een no-risk polis.
Voor de inzet van de no-risk polis is het vereist dat de werknemer behoort tot de doelgroep(zie artikel 1 van deze verordening) en hij een structurele functionele of andere beperking heeft ofde werkgever ten behoeve van hem een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van deParticipatiewet ontvangt. Ook ligt voor de hand dat de werknemer zijn woonplaats moet hebbenbinnen de gemeente.
Het college kan de kosten van de no-riskpolis vergoeden voor werkgevers. Niet elke verzekering komtvoor vergoeding in aanmerking. Hiervoor zijn regels gesteld in het tweede lid. Voor vergoeding komtuitsluitend een no-riskpolis in aanmerking die ten hoogste vergoedt:
Het college treedt op als verzekeringsnemer en de werkgever is de begunstigde.
De verzekerde periode bedraagt 24 maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever.
Na twee jaar vervalt de no-riskpolis
De no-riskpolis heeft een maximale looptijd van twee jaar. Voorbeeld: de medewerker treed in dienstop 1 januari en wordt het eerste half jaar niet ziek. Op 1 juli meldt de medewerker zich ziek. De noriskpolisgeldt dan nog voor maximaal 1,5 jaar. Na de maximale looptijd van 2 jaar vervalt elke
aanspraak op de polis door de werkgever. Mocht de medewerker ná de looptijd van de no-riskpolisziek worden, dan valt hij volledig onderverantwoordelijkheid van de werkgever en na verloop van tijdonder verantwoordelijkheid van het UWV.