Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015: Werken aan werk |
Citeertitel | Verordening re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | 3e wijziging re-integratieverordening |
Artikel 16 bevat een overgangsrecht.
Deze regeling vervangt de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2011.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-02-2019 | 01-01-2019 | 29-07-2020 | Verordening tot derde wijziging van de Verordening re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015 | 21-02-2019 | 31 |
01-01-2019 | 21-02-2019 | wijziging artikel 12.1 | 06-12-2018 | 31 | |
01-01-2017 | 01-01-2017 | 01-01-2015 | gewijzigde regeling | 23-01-2018 | 31 |
27-02-2015 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 04-12-2014 | 31 | |
01-01-2015 | 01-01-2019 | gewijzigde regeling | 02-02-2018 | 31 |
Strekt ter vervanging d.d. 23 februari 2015
VERORDENING VAN UTRECHT 2014 Nr. 31
(raadsbesluit 4 december 2014)
artikel 8 en 8a van de Participatiewet;
artikel 149 van de Gemeentewet
de Participatiewet gemeenten verplicht om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het ondersteunen van personen uit de doelgroep, het verlenen van een studietoeslag en het verrichten van een tegenprestatie;
Verordening re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015: Werken aan werk
uitkeringsgerechtigde: de bijstandsgerechtigde die algemene bijstand ontvangt of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);
Het college draagt zorg voor een evenwichtig aanbod van voorzieningen aan personen behorende tot de doelgroep, rekening houdend met de afstand tot de arbeidsmarkt van de persoon, diens functionele beperkingen, alsmede met omstandigheden die betrekking hebben op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep voor loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in elk geval verstaan: de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar en de noodzaak van het verrichten van mantelzorg.
Artikel 3. Rechten en plichten personen uit de doelgroep
Onverminderd alle overige verplichtingen, voortvloeiend uit de wet, waaronder de verplichting om mee te werken aan een door het college geboden voorziening, is de belanghebbende die gebruik maakt van een voorziening op grond van deze verordening verplicht alle inlichtingen te verstrekken die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak op ondersteuning en de noodzaak van voortzetting ervan.
Artikel 4. Plichten werkgevers
De werkgever of beoogd werkgever die met betrekking tot een persoon uit de doelgroep in aanmerking wil komen voor een voorziening is verplicht:
Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder overeenkomstig artikel 10a van de wet (participatieplaats) onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten voor een periode van maximaal 6 maanden met de mogelijkheid tot verlenging voor 6 maanden. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.
Met betrekking tot degene die op grond van het vorige lid additionele werkzaamheden verricht, beoordeelt het college na een periode van 6 maanden na de aanvang van de werkzaamheden of het voortzetten van de werkzaamheden de kans op uitstroom naar werk vergroot. Als dit het geval is kan het college door middel van een gemotiveerd besluit, de termijn van 6 maanden verlengen met maximaal 6 maanden.
Het college biedt aan een persoon van 27 jaar of ouder die werkzaamheden verricht zoals bedoeld in het derde lid een premie, als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet De hoogte van de premie bedraagt €300 per 6 maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op uitstroom naar regulier werk.
Artikel 6. Participatievoorziening Beschut Werk
Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:
a. fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;
c. aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.
2. Voor zover nodig worden aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de wet, daarnaast een of meer van de voorzieningen uit de Verordening re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015 of een andere voorzieningen, die bijdragen aan het participeren in de samenleving aangeboden.
3. In aanvulling op de jaarlijkse taakstelling, bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de wet, kunnen zowel de raad als het college bij de voorjaarsnota een extra aantal beschutte werkplekken vaststellen. Indien de raad extra werkplekken beschut vaststelt, stelt de raad het benodigde budgetbeschikbaar. Indien het college extra beschutte werkplekken vaststelt, dekt het college dit bij de voorjaarsnota.
4. De plaatsing van personen, bedoeld in lid 2, op de op grond van het vorig lid vastgestelde extra werkplekken, vindt op dezelfde wijze plaats als op de dienstbetrekkingen, bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de wet, tenzij bij het vaststellen van dit extra aantal werkplekken anders wordt besloten.
5. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het gebruik en inrichting van een wachtlijst.
1. Tot de doelgroep behoort een persoon die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt, en voor wie werken op een werkplek Beschut Werk niet of nog niet mogelijk is. Aan deze onmogelijkheid kunnen in de persoon gelegen omstandigheden ten grondslag liggen of veroorzaakt worden door het tijdelijk ontbreken van een beschikbare of geschikte werkplek Beschut Werk.
2. Het college organiseert voor deze doelgroep participatievoorzieningen in samenhang met arbeidsmatige dag-activering en sociale prestatie (WMO).
3. Het college bepaalt de omvang van de participatievoorziening en legt vast hoeveel plekken de gemeente beschikbaar stelt.
Artikel 7. Vaststelling doelgroep loonkostensubsidie
Het college verstrekt een loonkostensubsidie aan een werkgever die een arbeidsovereenkomst sluit met een werknemer die behoort tot de doelgroep banenafspraak zoals omschreven in artikel 10d, tweede lid van de Participatiewet.
2. Het college stelt in samenwerking met de colleges in de arbeidsmarktregio en het UWV en met inachtneming van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet en de ministeriële regeling loonwaardebepaling Participatiewet vast welke methode wordt gehanteerd voor de vaststelling van de loonwaarde en draagt zorg voor de bekendmaking van een actuele beschrijving van deze methode.
Artikel 8. Persoonlijke voorzieningen bij werk of scholing
Het college kan aan de persoon, behorend tot de doelgroep, die arbeid in dienstbetrekking verricht of gaat verrichten of arbeid op een proefplaats verricht of gaat verrichten, voorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, het volgen van scholing of opleiding.
Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend verstaan:
meeneembare voorzieningen ten behoeve van de inrichting van de arbeidsplaats, de productie- en werkmethoden, de inrichting van de opleidingsplaats of de proefplaats en de bij de arbeid of opleiding te gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de belanghebbende zijn afgestemd; en
Het college kan een subsidie verlenen ter dekking van een deel van de loonkosten aan de werkgever bij wie een persoon behorende tot de doelgroep in dienst treedt of blijft, dan wel een subsidie verstrekken als vergoeding van de aantoonbare extra kosten die een werkgever maakt bij het in dienst nemen van een een dergelijke persoon.
Artikel 12 Verlening studietoeslag
Het college kan op aanvraag van een persoon die voldoet aan het gestelde in 36b, eerste lid van de wet, een individuele studietoelage verlenen.
Bij de vaststelling, bedoeld in artikel 36b, eerste lid onderdeel d van de wet, neemt het college in aanmerking of sprake is van:
Artikel 12.1 Hoogte individuele studietoeslag
De studietoeslag bedraagt € 200,-- per maand. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bedrag wordt naar boven afgerond in hele euro’s.
Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud en duur van de aangeboden voorzieningen alsmede met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of een voorziening passend is.
Het college kan besluiten dat en op welke wijze en onder welke voorwaarden de niet-uitkeringsgerechtigde of de ANW-gerechtigde ouder dan 27 jaar aan wie een voorziening wordt aangeboden, een eigen bijdrage verschuldigd is.
Het college kan de belanghebbende opdragen om naar vermogen een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de wet te verrichten.
2. De raad behoudt zich het recht voor om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8a, eerste lid, onder b, en artikel 9, eerste lid, onder c, van de wet, nadere of aanvullende regels te stellen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid.
3. De belanghebbende is, behoudens het bepaalde in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de wet, vrij in de keuze van de door hem te verrichten tegenprestatie, voor zover deze de inschakeling in de arbeid niet belemmert.
Op voorzieningen, tegemoetkomingen en premies die zijn ingezet of toegekend op grond van de Re-integratieverordening 2011, blijven de bepalingen uit deze verordening van toepassing tot het einde van de periode waarvoor ze zijn toegekend, dan wel zoveel eerder tot de datum waarop de voorziening, de tegemoetkoming of de premie op grond van omstandigheden van de belanghebbende dienst te worden gewijzigd of beëindigd.
Ten aanzien van loonkostensubsidies die zijn verleend over een periode die is ingegaan voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, maar waarvan de vaststelling op de datum van inwerkingtreding van deze verordening nog niet heeft plaatsgevonden, gelden de bepalingen van de Re-integratieverordening 2011 inzake de vaststelling van de subsidie. De loonkostensubsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening bij beschikking zijn verleend, maar betrekking hebben op een periode gelegen na de datum van inwerkingtreding, worden vastgesteld in overeenstemming met de regels van deze verordening.
Artikel 17. Citeerwijze en inwerkingtreding
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening re-integratie, studietoeslag en tegenprestatie Participatiewet 2015.
2. De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2011 (laatstelijk gepubliceerd in Gemeenteblad van Utrecht 2013, nr. 21) wordt ingetrokken.