Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN gemeente Utrecht |
Citeertitel | Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen Utrecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen en voorscholen gemeente Utrecht per 27 februari 2015.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-02-2015 | 01-01-2018 | Regeling vervallen door wetswijziging | 20-11-2014 | 28 |
Hoofdstuk 4 Overgang- en slotbepalingen
Artikel 6 Intrekking voorgaande regelingen
De Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen en voorscholen gemeente Utrecht die is vastgesteld op 24 mei 2012 wordt ingetrokken.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 20 november 2014.
De griffier, De burgemeester,
Drs. A.A.H. Smits Mr. J.H.C. van Zanen
Op 1 augustus 2010 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: de Wko) in werking getreden. Het doel van deze wet is onder meer om regels op te stellen om de kwaliteit van de kinderopvang te waarborgen, zodat er verantwoorde kinderopvang wordt geboden. Hieronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Eén van de onderliggende doelstellingen van deze wet is het harmoniseren van de regelgeving voor peuterspeelzalen met regelgeving voor de kinderopvang. Hierdoor ontstaat één landelijk kwaliteitskader voor zowel de peuterspeelzalen als de kinderopvang met minimum kwaliteitseisen.
In de Wko zijn minimale eisen voor de peuterspeelzalen vastgelegd. Daarnaast is aan de minister de bevoegdheid gegeven aanvullende regelgeving voor de kwaliteit in een Algemene maatregel van Bestuur vast te leggen (AmvB). Dat is het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen, nader uitgewerkt in de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.
In het Besluit en de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen, zijn echter geen eisen opgenomen ten aanzien van ruimte en inrichting van de peuterspeelzalen, terwijl deze essentieel zijn om de kwaliteit van de kinderopvang te waarborgen. De eerste levensjaren van een kind zijn belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Veel kinderen brengen enkele uren per dag door in peuterspeelzalen en andere kindercentra en moeten daar veilig kunnen spelen en voldoende ruimte hebben om cognitieve, sociaal-emotionele en motorische vaardigheden te kunnen ontwikkelen. Bij het opstellen van de artikelen in de voorliggende verordening met betrekking tot de binnen- en buitenspeelruimte is de landelijke modelverordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gevolgd. Dit model is in overleg met diverse deskundigen op het gebied van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang en de brancheorganisaties tot stand gekomen. Door het vaststellen van deze verordening worden de accommodatie-eisen voor peuterspeelzalen geharmoniseerd met de accommodatie-eisen voor kinderdagverblijven.
Dit artikel regelt dat een vaste groep kinderen in een passend ingerichte vaste groepsruimte wordt opgevangen. Een groepsruimte is een ruimte bedoeld voor de opvang van kinderen, die tijdens de opvanguren geen andere functie heeft. Er is minimaal 3,5 m2 bruto oppervlakte binnenruimte beschikbaar per kind waarvan minimaal 80% in de groepsruimte. Binnenruimte buiten de groepsruimte, zoals een hal of brede gang, aangrenzend aan de groepsruimte en passend ingericht voor de leeftijd van de op te vangen kinderen kan naar evenredigheid van het aantal gebruikers worden toegerekend aan de peuterspeelzaal.
Een groep bestaat uit maximaal 16 kinderen. Omdat het gaat om bruto oppervlakte kan worden gemeten van wand tot wand. Er vindt geen aftrek plaats van vierkante meters waarop bijvoorbeeld meubels geplaatst zijn.
De binnenspeelruimte dient passend te zijn ingericht voor het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. Er dienen verschillende herkenbare activiteitenplekken te zijn, afgestemd op de leeftijd van de kinderen. Er dient mogelijkheid voor rustige activiteiten te zijn en spelmateriaal voor verschillende ontwikkelingsgebieden, zoals beschreven in het pedagogisch beleidsplan.
Daarnaast is de houder van een peuterspeelzaal gehouden aan de eisen die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten voldoen. Peuterspeelzalen vallen onder de categorie ’bijeenkomstfunctie voor kinderopvang’. De eisen uit het Bouwbesluit hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.
Dit artikel regelt dat er minimaal 3 m2 bruto oppervlakte buitenspeelruimte beschikbaar is per aanwezig kind. De ruimte die zaken als struiken en tuinmeubilair innemen, wordt niet van het totaaloppervlak afgetrokken. Met aanwezig kind wordt gedoeld op de in de peuterspeelzaal aanwezige kinderen, niet noodzakelijkerwijs buitenspelend. Een roulatiesysteem waarbij groepen kinderen om de beurt buiten spelen als alternatief voor een tekort aan buitenspeelruimte is dus niet toegestaan.
Er zijn geen specifieke richtlijnen voor de inrichting van de buitenspeelruimte. De houder bepaalt hoe de ruimte is ingericht.
Artikel 4 Toezicht kwaliteitseisen peuterspeelzalen
De uitvoeringsorganisatie Volksgezondheid, voorheen de dienst GG&GD, oefent het toezicht uit onder het gezag van de burgemeester en wethouders. Afdeling 5.2. van de Algemene wet bestuursrecht bevat een algemene regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken.
Artikel 5 Gemeentelijk ingrijpen
Op de handhaving, zijn de algemene handhavingbevoegdheden uit de Awb van toepassing.