Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Beleidsregels Taaleis gemeente Nijmegen 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Taaleis gemeente Nijmegen 2016
CiteertitelBeleidsregels Taaleis gemeente Nijmegen 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet art. 18b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-01-2016Onbekend

19-01-2016

Gmb 2016 - 7529

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Taaleis gemeente Nijmegen 2016

 

 

 

Beleidsregels Taaleis gemeente Nijmegen 2016

 

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen,

Gelet op de bepaling van artikel 18b van de Participatiewet,

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • ·

      Besluit taaltoets: Besluit taaltoets Participatiewet’.

    • ·

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • ·

      Inburgering: de Wet inburgering.

    • ·

      Participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).

    • ·

      referentieniveau: het fundamentele niveau (F-niveau) taal en rekenen volgens de richtlijnen van de Rijksoverheid.

    • ·

      taalplan: een plan dat wordt opgesteld door de gemeente waarin staat wat het startniveau van belanghebbende is, welk niveau haalbaar is en hoe lang belanghebbende nodig heeft om dit niveau te bereiken.

    • ·

      uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ;

    • ·

      Wet educatie: de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingscentra.

    • ·

      Wet taaleis: de wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis WWB).

Artikel 2. Aantonen beheersing Nederlandse taal.

Dit kan op drie manieren:

  • a.

    Wanneer belanghebbende in de leerplichtige leeftijd tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond wordt ervan uitgegaan dat door belanghebbende gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd.

  • b.

    Met rapporten of diploma’s van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen toont belanghebbende het volgen van Nederlandstalig onderwijs aan (zowel basis- als voortgezet/beroepsonderwijs). Dat kan ook particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn.

  • c.

    Een diploma inburgering of gelijkwaardig geldt als bewijs dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst en aan de taaleis voldoet.

Artikel 3. Taaltoets

De taaltoets wordt uitgevoerd door een externe partij in opdracht van het Werkbedrijf Regio Rijk van Nijmegen.

Artikel 4. Geen taaltoets

De taaltoets wordt niet afgenomen in de volgende situaties:

  • a.

    Als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst;

  • b.

    Als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.

  • c.

    Belanghebbenden die een uitkering hadden in een andere gemeente en in die gemeente al een toets hebben afgelegd. De toetsresultaten kunnen worden overgenomen, tenzij deze onvoldoende zekerheid bieden over de actuele taalvaardigheid.

  • d.

    Uit zijn aard kortdurende bijstand. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen bij op handen zijnde emigratie of bij een ongeneeslijke terminale ziekte.

Artikel 5. Kennisgeving en (geen) bereidverklaring

Is de uitkomst van de toets dat belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de volgende procedure gevolgd:

  • a.

    Belanghebbende krijgt een gesprek waarbij hij de uitslag van de taaltoets hoort en een taalplan op maat krijgt aangeboden.

    • ·

      Wanneer belanghebbende akkoord gaat met het taalplan tekent hij de taal-overeenkomst. Dit is de bereidverklaring om te starten met het leertraject dat leidt tot kennis van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F.

    • ·

      Wanneer belanghebbende niet akkoord gaat met het taalplan wordt de bijstand beoordeeld volgens de regels in artikel 18b van de Participatiewet.

  • b.

    Belanghebbende ontvangt binnen acht weken na het afleggen van de taaltoets de kennisgeving met de uitslag van de taaltoets.

Artikel 6. Aanbod taalplan

Belanghebbende krijgt een taalplan op maat aangeboden namens het college.

Artikel 7. Het volgen van de voortgang van het taalplan

Het taalplan is het uitgangspunt voor de beoordeling van de inspanningen van belanghebbende.

Artikel 8. Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in ieder geval als er:

  • a.

    Een ontheffing is in het kader van de Wet inburgering;

  • b.

    Er sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem of;

  • c.

    Diverse malen een taalcursus gevolgd is en vastgesteld is door de educatie-instelling dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.

Artikel 9.Relatie met Wet inburgering

Wanneer belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis.

Artikel 10. Relatie met de Wet educatie

Wanneer belanghebbende voor de ingangsdatum van de Wet taaleis begonnen is met een taalplan in het kader van de Wet educatie en dit traject loopt nog, kan dit aangemerkt worden als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregel treedt na bekendmaking in werking op 1 januari 2016.

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel Wet taaleis gemeente Nijmegen”.

 

Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen, op 19 januari 2016.

 

De Gemeentesecretaris,

drs. B. van der Ploeg

 

De Burgemeester,

drs. H.M.F. Bruls

Toelichting Algemeen

De Eerste Kamer heeft op 17 maart 2015 ingestemd met het wetsvoorstel ‘Wet taaleis WWB’ (hierna: Wet taaleis). Dit wetsvoorstel is een uitvloeisel van een aantal afspraken uit het regeerakkoord “Bruggen slaan”.

Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is nadrukkelijk géén uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor bijstand. De taaleis is alleen van toepassing, als er recht op bijstand bestaat en heeft betrekking op alle bijstandsgerechtigden met een arbeidsverplichting. De taaleis legt een inspanningsverplichting op aan belanghebbende. Voldoende is, dat de belanghebbende zich inspant om de Nederlandse taal voldoende machtig te worden. Doel van die inspanningsverplichting is om de volgende vaardigheden in de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te verwerven:

•Spreekvaardigheid;

•Luistervaardigheid;

•Gespreksvaardigheid;

•Schrijfvaardigheid;

•Leesvaardigheid.

Met de Wet taaleis krijgt de gemeente de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Bovendien draagt kennis van de taal bij aan maatschappelijke participatie.

De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling is ervoor gekozen om de Participatiewet uit te breiden met een taaleis. In artikel 18b is de inlichtingenplicht uitgebreid met de verplichting om aan te tonen dat de aanvrager de Nederlandse taal beheerst.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregel van toepassing zijn.

Artikel 2.Aantonen beheersing Nederlandse taal

De belanghebbende moet over een document beschikken waaruit blijkt dat belanghebbende de Nederlandse taal voldoende beheerst. Deze plicht geldt voor iedere belanghebbende. De bewijslast rust op de belanghebbende.

  • a.

    Wanneer betrokkene in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond kan ervan uitgegaan worden dan betrokkene gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd. Dit hoeft niet verder bewezen te worden, omdat dat duidelijk is vanuit basisregistratie. De leerplichtwet was op dat moment van toepassing.

  • b.

    Voorbeelden van particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn:

    • ·

      een Belgisch diploma met een voldoende voor het vak Nederlands cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille);

    • ·

      een Surinaams diploma met voldoende voor het vak Nederlands cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille);

    • ·

      een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school, met Nederlands als 1e of 2e taal en een voldoende voor het vak Nederlands;

    • ·

      een getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat met een voldoende voor het vak Nederlands.

  • c.

    Naast het diploma inburgering zijn ook de volgende documenten gelijkwaardig aan het diploma inburgering:

    • ·

      een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT-2), programma I of II;

    • ·

      een WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende niveau voor onderdeel Maatschappij Orientatie (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger) en voldoende taalniveau op alle onderdelen (niveau A2);

    • ·

      een Certificaat Inburgering Oudkomers met op alle taalonderdelen niveau A2;

    • ·

      een document waaruit blijkt dat de Verkorte Vrijstellingstoets is afgelegd en behaald;

    • ·

      een certificaat Naturalisatietoets (zoals dit luidde voor 1 april 2007). Hieruit moet blijken dat belanghebbende geslaagd is voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid.

Bij een ander document kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (deel)certificaten, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst (taalcursussen). Dit kunnen ook diploma’s MBO, HBO of WO zijn.

Artikel 4. Geen taaltoets

Bij het besluit om geen taaltoets af te nemen is er sprake van maatwerk. De omstandigheden van belanghebbende en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegewogen in dit besluit.

Artikel 6. Aanbod Taalplan

De middelen die we kunnen inzetten zijn beperkt en we willen geen verkeerde verwachtingen wekken. Wel willen we bij de uitvoering keuzes maken in de wijze waarop we mensen faciliteren. Daar waar mensen in staat geacht kunnen worden om door zelfstudie hun taal te verhogen, willen we dit aanmoedigen. Daar waar we verwachten dat zelfstudie geen effectief middel is, willen we de beperkte middelen voor de Volwasseneneducatie of Participatiebudget inzetten. Bijkomende kosten voor bijvoorbeeld kinderopvang trachten we zoveel mogelijk te beperken, indien dit toch nodig is, zal een vergoeding voor de (bijkomende) kosten mogelijk zijn.

In het geval het taalplan wordt uitgevoerd door een educatie-instelling is dit een instelling die daarvoor gecontracteerd is door de gemeenten in de regio in het kader van de wet educatie dan wel door het Werkbedrijf Regio Rijk van Nijmegen. Met de educatie-instelling worden nadere afspraken gemaakt over de rapportage van de voortgang.

Artikel 8. Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere plaatsen in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen inspanningsverplichting en gedurende het taalplan. De genoemde vormen zijn niet limitatief.

a.In het kader van de Wet inburgering kan DUO ontheffing geven van de inburgeringsplicht.

Deze ontheffing kan op 3 gronden gegeven worden:

  • ·

    bij aantoonbaar geleverde inspanning:

    • -

      belanghebbende heeft miminaal 600 uur een inburgerings- of alfabetiseringscursus gevolgd, en

    • -

      minimaal 4x examen gedaan en niet geslaagd, of

    • -

      via een toets bij DUO is vastgesteld dat het Nederlands lezen en schrijven onvoldoende is om te kunnen inburgeren.

  • ·

    bij aantoonbaar voldoende ingeburgerd

  • ·

    bij een ontheffing om medische redenen.

    • b.

      Er is sprake van een leerprobleem in de volgende gevallen:

  • ·

    Een leerprobleem dat vastgelegd is in met een officiële verklaring van een deskundige, zoals een dyslexie-verklaring.

  • ·

    Belanghebbenden die in het verleden diverse malen een taalcursus hebben gevolgd, zonder direct aantoonbaar resultaat, kunnen bij de educatie-instelling een leerbaarheidstest doen. Als daaruit blijkt dat belanghebbende niet (meer) leerbaar is, is het redelijk om dit te zien als het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid.

    • c.

      Verder ontbreekt bij belanghebbenden waarvan, door een medisch of psychologisch advies, is vastgesteld dat zij op dit moment niet deel kunnen nemen aan activiteiten (ontheffing van de arbeidsplicht, algemene ontheffing) elke vorm van verwijtbaarheid.

Artikel 9. Relatie met Wet inburgering

Voor inburgeringsplichtigen op grond van de Wet inburgering geldt dat zij al een verplichting hebben om de Nederlandse taal machtig te worden. Op grond van de Wet inburgering heeft een inburgeraar 3 of 5 jaar de tijd om te voldoen aan het in die wet vereiste taalniveau (A2). Wanneer een belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van de belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet Taaleis. De belanghebbende krijgt dus niet met twee verschillende trajecten te maken. Wel dient de gemeente te monitoren in welke mate voortgang wordt gemaakt met het inburgeringstraject. Desgevraagd moet de aanvrager het volgen van een dergelijk traject aantonen aan de hand van documenten. Dat geldt ook voor het meten van de voortgang. Laat de aanvrager na de betreffende documenten te overleggen, dan heeft dit nog geen gevolgen voor het recht op algemene bijstand. Gevolg is wel, dat bij het niet verstrekken van een bewijs dat men een inburgeringstraject volgt of voortgang maakt, er een verplichting ontstaat om een toets af te leggen in het kader van de Wet Taaleis.

Artikel 10. Relatie met de Wet educatie

Indien belanghebbenden een aanbod met als doel taalverhoging hebben aanvaard en dit nog volgt op de ingangsdatum van de Wet taaleis is actief bezig met Nederlandse taalverhoging. Zij leveren daarmee ‘voldoende inspanning’.

Voor deze belanghebbenden gelden dezelfde regels voor de voortgang van het traject als voor belanghebbenden die een aanbod hebben vanuit de Wet taaleis.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

Spreekt voor zich.