Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen (Gr)

Uitvoeringsbepalingen, als bedoeld in artikel 7, lid 4, van de Telecommunicatieverordening 2008 gemeente Groningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen (Gr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsbepalingen, als bedoeld in artikel 7, lid 4, van de Telecommunicatieverordening 2008 gemeente Groningen
CiteertitelUitvoeringsbepalingen, als bedoeld in artikel 7, lid 4, van de Telecommunicatieverordening 2008 gemeente Groningen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpUitvoeringsbepalingen van de Telecommunicatieverordening 2008

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Telecommunicatieverordening 2008 gemeente Groningen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-12-2008nieuwe regeling

14-10-2008

Gemeenteblad, 2008, 85

C1682911

Tekst van de regeling

Intitulé

UITVOERINGSBEPALINGEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LID 4, VAN DE TELECOMMUNICATIEVERORDENING 2008 GEMEENTE GRONINGEN.(Inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van telecommunicatiekabels).

 

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN

 

Gezien het voorstel van 9 september2008,

(RO 08.1682911);

 

HEBBEN BESLOTEN:

 

De uitvoeringsbepalingen, als bedoeld in artikel 7, lid 4, van de Telecommunicatieverordening 2008 gemeente Groningen vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Melding werkzaamheden

Artikel 1 Werkzaamheden van ingrijpende aard
  • 1.

    Informatieplicht

    De in artikel 5, lid 1, van de verordening bedoelde informatievoorziening ten behoeve van omwonenden en bedrijven bevat tenminste de volgende informatie:

    • a.

      (zo mogelijk) doel van de werkzaamheden;

    • b.

      locatie van de werkzaamheden;

    • c.

      startdatum en duur van de werkzaamheden;

    • d.

      de eventueel noodzakelijk, tijdelijke verkeersvoorzieningen;

    • e.

      naam en telefoonnummer van de toezichthouder.

  • 2.

    Kennisgeving

    Een afschrift van deze kennisgeving dient toegestuurd te worden aan de directie Stadsbeheer van de gemeente, hierna te noemen de gemeente.

  • 3.

    Voormelding

    Minimaal 24 uur voorafgaand aan de werkzaamheden dient de aanbieder de exacte datum van aanvang en de tijdsduur van de werkzaamheden te melden bij de gemeente.

  • 4.

    Gereedmelding

    Onmiddellijk na de afronding van de werkzaamheden dienen deze door de aanbieder gereed te worden gemeld bij de gemeente onder opgave van:

    • a.

      de naam van de aanbieder;

    • b.

      de locatie waar de werkzaamheden zijn verricht;

    • c.

      de lengte (m) en de oppervlakte (m2) van het werk, uitgesplitst naar open verharding

      (klinkers of tegels) en gesloten verharding (elementen of asfalt), beplantingsstrook of gazonstrook.

Artikel 2 Werkzaamheden van niet ingrijpende aard.
  • 1.

    Voormelding

    Met uitzondering van de in artikel 3 van de Telecommunicatieverordening 2008 gemeente Groningen, hierna te noemen deze verordening, genoemde storingen dient de aanbieder alle opbrekingen minimaal twee werkdagen voorafgaand aan de werkzaamheden te melden door middel van het faxen van een verzameloverzicht naar de gemeente, onder opgave van:

    • a.

      de veroorzakende aanbieder;

    • b.

      de locatie, waar de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd.

  • 2.

    Gereedmelding

    De aanbieder dient alle opbrekingenbinnen 4 werkdagen (gerekend vanaf de datum van uitvoering) gereed te melden bij de gemeente onder opgave van:

    • a.

      de veroorzakende aanbieder;

    • b.

      de locatie, waar de werkzaamheden zijn uitgevoerd;

    • c.

      type verharding (klinkers, tegels dan wel asfalt), beplantingsstrook of gazonstrook;

    • d.

      het aantal vierkante meters van de opbreking.

Artikel 3 Storingen

Storingen, welke planmatig worden hersteld, dienen te worden gemeld overeenkomstig de procedure, beschreven in artikel 1 of 2 van deze uitvoeringsbepalingen.

Hoofdstuk 2 Technische bepalingen

Artikel 4 Algemeen
  • 1.

    Indien de aanbieder de werkzaamheden in openbare gronden, als genoemd in artikel 1 onder g van deze verordening, niet heeft uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze technische bepalingen, kan het college verlangen dat zij alsnog conform deze bepalingen worden uitgevoerd.

  • 2.

    Kruisingen met wegen die zijn voorzien van een gefundeerde of gesloten verharding dienen te worden uitgevoerd door middel van het maken van doorpersingen of boringen.

    De mantelbuizen dienen aan beide kanten te worden afgesloten om eventuele verzanding en/of verzakking van het wegdek te voorkomen.

    De minimale dekking van deze mantelbuizen dient, gerekend vanaf de onderkant van de verharding, 70 cm te bedragen.

  • 3.

    De afstand van de gemaakte werken tot voorzieningen ten behoeve van de riolering dient minimaal 100 cm te bedragen.

  • 4.

    Ten aanzien van de uitvoering van de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen artikel 1 en 2, kunnen zo nodig per geval concrete afspraken worden gemaakt tussen het college en de aanbieder.

    In ieder geval dienen alle opbrekingen aan het eind van iedere werkweek of voor feestdagen aangevuld en tijdelijk hersteld te worden, en moet overtollig materiaal worden afgevoerd. In winkelgebieden dient dit iedere dag te gebeuren.

  • 5.

    In bermen en langs rijbanen dient de afstand tot de zijkant van de verharding minimaal 50 cm te bedragen, tenzij anders wordt bepaald.

  • 6.

    Voor werken in de Binnenstad binnen de Diepenring en overige openbare gronden verhard met ABC-klinkers of sierbestrating is het volgende herstelregime van toepassing:

    • a.

      het opgenomen straatwerk dient nog dezelfde dag definitief herstraat te worden;

    • b.

      indien de projectuitvoering dit niet toelaat, is het toegestaan ca. 10 strekkende meter opbreking ongedicht te laten;

    • c.

      voorwaarde is dat dit met voldoende afzettingsmateriaal, bij voorkeur bouwhekken, wordt gemarkeerd;

    • d.

      de afstemming met de door het college gecontracteerde bestratingsaannemer vindt plaats op initiatief van het college, voorafgaand aan de werkzaamheden.

Artikel 5 Grondwerk
  • 1.

    Teelaarde, zand, funderingsmateriaal en overige bouwstoffen moeten elk gescheiden worden ontgraven.

  • 2.

    Bij het aanvullen van opbrekingen moeten de grondsoorten en de bouwstoffen worden aangebracht in de oorspronkelijke lagen en laagdikten.

  • 3.

    De werkzaamheden worden zo mogelijk uitgevoerd in droge omstandigheden.

  • 4.

    Indien voor het onttrekken van grondwater een vergunning of melding vereist is, moet de aanbieder zorg dragen voor de verkrijging daarvan. De aanbieder draagt de kosten voor het verkrijgen en het voldoen aan de bepalingen van deze vergunning of melding.

  • 5.

    Aanvullingen moeten laagsgewijs (maximaal 30 cm per laag) worden verdicht.

  • 6.

    De verdichting van de aanvulling, genoemd in het vorige lid van dit artikel, dient zodanig te geschieden dat de oorspronkelijke dichtheid voorafgaande aan het ontgraven zo goed mogelijk wordt benaderd. Om dit resultaat te bereiken moet in ieder geval de bovenste laag verdicht worden met mechanische apparatuur. Waar mogelijk moet er laagsgewijs mechanisch worden verdicht.

  • 7.

    De proctordichtheid van de aanvullingen onder verhardingen mag na verdichten niet meer dan 3% in negatieve zin afwijken van de oorspronkelijke proctordichtheid, zoals deze op korte afstand naast de opbreking wordt aangetroffen.

  • 8.

    De verdichtingsgraad van zand, dat in aanvullingen onder verhardingen is verwerkt, moet ten minste:

    • a.

      98% bedragen voor het zandbed van rijbanen en voet- en fietspaden op zandondergrond en van rijbanen op klei-ondergrond;

    • b.

      97% bedragen voor het zandbed van rijbanen op veenondergrond en voet- of fietspaden op kleiondergrond;

    • c.

      96% bedragen voor het zandbed van voet- en fietspaden op veenondergrond.

  • 9.

    De controle van de verdichting tijdens de uitvoering mag geschieden met behulp van een handsondeerapparaat, mits de conuswaarde wordt gerelateerd aan een voor de te verdichten sleufaanvulling representatief proefvak.

Artikel 6 Herstel Fundering

  • 1.

    Het herstel van de fundering dient zodanig te geschieden dat deze tenminste gelijkwaardig is aan de oorspronkelijke fundering.

  • 2.

    Opgenomen fundering dient opnieuw te worden aangebracht en aangevuld met gelijkwaardige bouwstoffen (ter beoordeling van het college) tot de oorspronkelijke laagdikte, tenzij anders wordt overeengekomen.

Artikel 7 Tijdelijke verharding

  • 1.

    Opgebroken verharding dient provisorisch te worden hersteld met behulp van het aanwezige opgebroken verhardingsmateriaal, bij voorkeur in het oorspronkelijke verband.

  • 2.

    Bij tijdelijk herstel van tegelverharding, dienen de tegels met de onderzijde naar boven gekeerd te worden aangebracht.

  • 3.

    De afwijking van de tijdelijke verharding ten opzichte van het omlig­gende straatniveau mag maximaal 2 cm bedragen.

Artikel 8 Tijdelijke herstel asfaltverharding

  • 1.

    Voor het tijdelijke herstel van de verharding dienen betonstraatstenen BKK dan wel straatklinkers KK-formaat toegepast te worden.

  • 2.

    Tekortkomend materiaal dan wel overtollig materiaal dient respectievelijk aangevoerd of afgevoerd te worden door de aanbieder. Er vindt dan geen verrekening van de kosten plaats.

  • 3.

    De bestratingsmaterialen dienen te worden gestraat in maximaal 5 cm straatzand.

  • 4.

    De afwijking van de tijdelijke verharding ten opzichte van het omlig­gende straatniveau mag maximaal 2 cm bedragen.

Artikel 9 Bouwstoffen en aan- en afvoer van materiaal

  • 1.

    De aanbieder dient zorg te dragen voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing en/of beschadiging van deze bouwstoffen is voor zijn rekening tot het moment van gereedmelding overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 3 van deze uitvoeringsbepalingen.

  • 2.

    De aanbieder dient na afloop van zijn werkzaamheden overtollig materiaal (zand, grond, puin, kapotte verhardingsmaterialen etc.) voor diens rekening af te voeren en het werkterrein schoon op te leveren. Hierbij moeten eventueel door het college te geven aanwijzingen worden opgevolgd.

  • 3.

    Indien bij de uitvoering blijkt dat de uitkomende grond naar de mening van de aanbieder niet voor aanvulling geschikt is, dient deze grond door de aanbieder en voor diens rekening van het werk te worden afgevoerd. Door de aanbieder en voor diens rekening dient voor aanvulling geschikte grond dan wel geschikt zand op het werk te worden aangeleverd.

  • 4.

    Alvorens over te gaan tot het afvoeren van materialen, zoals bedoeld in lid 2 en 3, dient de aanbieder zich op de hoogte te stellen van de kwaliteit van de uitkomende grond. Hiertoe richt de aanbieder zich met een melding dan wel een verzoek om informatie tot de Milieudienst van de gemeente, een en ander overeenkomstig de bepalingen van het Bouwstoffenbesluit en de Wet Bodembescherming.     

  • 5.

    (Her)gebruik en afvoer van grond en bouwstoffen in projecten c.q. werken dienen te geschieden conform het Bouwstoffenbesluit en de Wet Bodembescherming.

  • 6.

    Op verzoek van de aanbieder of van het college kan de bestrating vooraf worden geschouwd. Wanneer bij schouwing blijkt dat de toestand van de bestrating daartoe aanleiding geeft, stelt het college zand, klinkers en/of tegels beschikbaar. De aan- en afvoer van zand, klinkers en/of tegels en uitkomende grond geschiedt in dat geval door het college en voor diens rekening. De verwerking van het zand, de klinkers en/of de tegels dient door de aanbieder en voor diens rekening te geschieden.

  • 7.

    Het bepaalde in dit artikel laat onverlet de eventuele verdere verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van partijen zoals deze zou kunnen voortvloeien uit de milieuwetgeving.

Artikel 10 Maatregelen voor werkzaamheden in groenvoorzieningen

  • 1.

    Gazons

    • a.

      Oppervlakte £ 15 m2

      Het gras dient in dunne zoden door de aanbieder te worden verwijderd. De zoden moeten met de begroeide kanten tegen elkaar worden opgeslagen, vochtig gehouden worden en zo spoedig mogelijk weer worden aangebracht.

      Na het aanbrengen dienen de zoden te worden aangedrukt en de snijranden te worden ingeveegd met teelaarde. De zoden dienen tenslotte te worden bewaterd. 

      Indien de zoden niet binnen 48 uur na verwijdering worden teruggezet, dient de aanbieder de zoden af te voeren en het afgewerkte oppervlak over te dragen aan het college. 

      Het college kan naar haar inzicht op kosten van de aanbieder het gazon herstellen.

      Door middel van een offerte vooraf zal de aanbieder in kennis worden gesteld van de hem ten laste te brengen kosten.

    • b.

      Oppervlakte ³ 15 m

      Met behulp van een zodensnijmachine dient het gekozen tracé gras door de aanbieder te worden vrijgemaakt. De uitkomende zoden met een lengte van maximaal 3 m¹ moeten worden opgerold, in depot gezet en nat gehouden.

      De zoden moeten zo spoedig mogelijk weer worden aangebracht. Na het aanbrengen dienen de zoden te worden aangedrukt en de snijranden te worden ingeveegd met teelaarde. De zoden dienen tenslotte te worden bewaterd.

      Indien de zoden niet binnen 48 uur na verwijdering worden teruggezet, dient de aanbieder de zoden af te voeren en het afgewerkte geëgaliseerde oppervlak over te dragen aan het college.

      Het college kan naar haar inzicht op kosten van de aanbieder het gazon herstellen. Door middel van een offerte vooraf zal de aanbieder in kennis worden gesteld van de hem ten laste te brengen kosten.

  • 2.

    Bermen

    • a.

      Gras in bermen en overig landschappelijk gras dient vooraf door de aanbieder gemaaid en afgevoerd te worden.

    • b.

      Na het aanvullen van de grond moet door de aanbieder opnieuw gras van zoveel mogelijk overeenkomstige rassen worden ingezaaid.

  • 3.

    Beplanting

    • a.

      Beplanting mag niet worden opgenomen of verwijderd dan na instemming van het college.

    • b.

      Beplanting, opgenomen in het plantseizoen (1 oktober t/m 15 april), dient door de aanbieder te worden ingekuild en zo spoedig mogelijk weer te worden teruggezet nadat grondverbetering is uitgevoerd, en moet indien nodig voor het terugzet­ten door de aanbieder worden ingekort en bewaterd.

    • c.

      Beplanting, opgenomen buiten het plantseizoen (16 april t/m 30 september), dient door de aanbieder te worden afgevoerd.

    • d.

      Herbeplanting vindt plaats door of in opdracht van het college in het daarop volgende plantseizoen.

    • e.

      De kosten voor herbeplanting en één jaar onderhoud komen voor rekening van de aanbieder. Het college overlegt bij afgifte van het Instemmingsbesluit een kostenopgave welke na afloop van de werkzaamheden separaat toegestuurd wordt aan de aanbieder.

    • f.

      Beplanting, opgenomen in het plantseizoen (1 oktober t/m 15 april), welke ondanks de getroffen voorzorgsmaatregelen binnen zes maanden na herbeplanting niet aanslaat kan op kosten van de aanbieder door het college worden vervangen.

  • 4.

    Voordat het college tot vervanging, als genoemd in het vorige lid, overgaat zal zij de verantwoordelijke aanbieder hiervan schriftelijk, onder opgave van de geraamde kosten, in kennis stellen.

  • 5.

    Grond die in aanvulling is verwerkt in beplantingsvakken of onder gras op een diepte van minder dan 0,80 m, mag na verdichting een conuswaarde hebben van maximaal 2,0 N/mm2.

  • 6.

    Bij het verdichten van grond in beplantingsvakken of onder gras mag geen verkneding of structuurbe­derf optreden.

  • 7.

    Teelaarde dient niet te worden verdicht.

Artikel 11 Maatregelen voor werkzaamheden in de nabijheid van te handha­ven beplantingen

  • 1.

    De aanbieder dient voorafgaand aan de werkzaamheden met het college overeen te komen welke maatregelen zullen worden genomenom schade aan te handhaven beplanting te voorkomen, alsmede welke te handhaven beplanting als waardevol wordt beschouwd.

  • 2.

    Bij waardevolle beplanting dient graven in de wortelzone door de aanbieder te worden voorkomen. Indien het leggen van nieuwe leidingen in het bestaande tracé maar buiten de wortelzone niet mogelijk is, dient de wortelzone te worden gepasseerd door het boren van mantelbuizen onder het wortelpakket.

  • 3.

    Ten aanzien van te handhaven beplanting dient de aanbieder te streven naar het zo weinig mogelijk beschadigen ervan (zowel onder- als bovengronds). In geen geval mogen wortels dikker dan 25 mm in diameter worden verwijderd. Ontgraven wortels dienen te worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadi­ging.

  • 4.

    Ontgravingen binnen de wortelzone van te handhaven beplanting dienen door de aanbieder zo snel mogelijk te worden aangevuld en verdicht.

  • 5.

    Het inrichten van werkterrein dan wel het opslaan van materiaal binnen de wortelzone van de te handhaven beplantingen en op gazons is niet toegestaan.

  • 6.

    Graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van bomen dienen door de aanbieder handmatig te worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Verkeersmaatregelen

Artikel 12 Uitvoering verkeersmaatregelen

De in verband met de werkzaamheden noodzakelijke verkeersmaatregelen dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig het Handboek wegafzettingen 96b van het CROW.

Artikel 13 Bereikbaarheid voor voetgangers

De aanbieder dient zorg te dragen voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, openbare gebouwen en dergelijke voor (minder valide) voetgangers.

In overleg met de betrokkenen kan aan de mate van bereikbaarheid nader inhoud worden gegeven.

Artikel 14 Fietsverkeer en voetgangers

De aanbieder dient zorg te dragen voor een doorgang voor het fietsverkeer en de voetgangers of in overleg met de gemeente voor een omleidingsroute.

Artikel 15 Gemotoriseerd bestemmingsverkeer

De aanbieder dient het gemotoriseerd bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken en landerijen in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand te houden. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming kan worden bereikt over de beperking van de bereikbaarheid, treedt de aanbieder vooraf in overleg met de gemeente.

Artikel 16 Hulpdiensten

De aanbieder dient zorg te dragen voor de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.

Artikel 17 Bereikbaarheid brandkranen en andere voorzieningen

Tijdens de uitvoering van werkzaamheden moeten door de aanbieder zodanige maatregelen worden getroffen dat brandkranen, afsluiters, meters, transformatorruimten, kabelverdelers en andere voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, te allen tijde goed bereikbaar zijn.

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 14 oktober 2008.

De burgemeester,

J.Wallage.

De secretaris,

H.P. Bakker.