Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

BELEIDSREGELS HANDHAVING KWALITEIT KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZAALWERK 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBELEIDSREGELS HANDHAVING KWALITEIT KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZAALWERK 2016
CiteertitelBELEIDSREGELS HANDHAVING KWALITEIT KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZAALWERK 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Den Haag 2013 worden ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikelen 4:81 Algemene wet bestuursrecht, 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid, 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en Verordening peuterspeelzalen 2013

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-02-2018Wijziging

15-12-2015

Dit besluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad van week 51 van 2015 en zal met ingang van 17 december 2015, inclusief bijlagen, terug te vinden zijn op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 290046

RIS 290046/ BOW/2015.556

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSREGELS HANDHAVING KWALITEIT KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZAALWERK 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

 

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid, 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en Verordening peuterspeelzalen 2013,

 

besluit:

 

I. Vast te stellen de Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gemeente Den Haag 2016.

 

II. In te trekken de Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Den Haag 2013.

 

III. Dat dit besluit met ingang van 1 januari 2016 in werking treedt.

 

IV. Dat dit besluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad van week 51 van 2015 en met ingang van 17 december 2015, inclusief bijlagen, terug te vinden zal zijn op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 290046.

 

Den Haag, 15 december 2015

 

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

 

mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen

 

Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gemeente Den Haag 2016 (Handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Den Haag 2016)

  

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

 

  • -

    aanvraag: een aanvraag als bedoeld in artikel 1.45, eerste en tweede lid en artikel 2.2, eerste lid, Wko;

  • -

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Besluit kwaliteit: Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • -

    Besluit registers: Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

  • -

    Besluit voorschool: Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • -

    burgemeester en wethouders: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

  • -

    houder: de houder van een kinderopvangvoorziening (met uitzondering van een voorziening voor gastouderopvang) of peuterspeelzaal;

  • -

    kinderopvangvoorziening: een kindercentrum voor dagopvang, een kindercentrum voor buitenschoolse opvang, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang;

  • -

    klein, onlangs met de exploitatie gestarte houder: een houder met één kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal, met niet meer dan twee groepen tot en met het moment van de eerste reguliere inspectie als bedoeld in artikel 1.62, tweede lid of artikel 2.20, tweede lid, Wko;

  • -

    kwaliteitseisen: als bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 en hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 van de Wko en de daaruit voortvloeiende regelgeving;

  • -

    lrkp: landelijk register kinderopvang en landelijk register peuterspeelzaalwerk;

  • -

    onverwijld: maximaal vier weken;

  • -

    personeel: personen werkzaam bij een onderneming waarmee de houder een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;

  • -

    recidive: een overtreding begaan op een bepaalde locatie, die binnen een termijn van twee jaren nadat een soortgelijke of dezelfde overtreding door of namens burgemeester en wethouders is vastgesteld, plaatsvindt;

  • -

    Regeling kwaliteit: Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012;

  • -

    Regeling Wko: Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • -

    Verordening:

  • -

    vog: verklaring omtrent het gedrag;

  • -

    wet- en regelgeving: de Wko, alle daaruit voortvloeiende regelgeving en de Verordening

  • Wko: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. 

     

Artikel 2 Toepassing

 

Indien een overtreding van de wet- en regelgeving is geconstateerd, handhaven burgemeester en wethouders de kwaliteitseisen voor kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen in Den Haag aan de hand van deze beleidsregels.

 

Artikel 3 Handhaving

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders hanteren bij het handhaven van de kwaliteitseisen het afwegingsmodel (bijlage 1), waarin de overtredingen van de wet- en regelgeving zijn opgenomen, prioriteiten aan de kwaliteitseisen zijn toegekend en de boetenormbedragen zijn vastgesteld, om te bepalen:

  • - welk handhavingstraject wordt ingezet (herstellend, bestraffend of beide);

  • - welke stap (handhavingsmiddel) van het herstellend handhavingstraject wordt ingezet;

  • - de hersteltermijn (herstellend traject) of de hoogte van de boete (bestraffend traject).

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een aanwijzing of een herstellende sanctie gelijktijdig met een bestuurlijke boete geven of opleggen voor dezelfde overtreding.

  • 3.

    Indien de beleidsregels niet voorzien in een overtreding, zoeken burgemeester en wethouders aansluiting bij overtredingen waarin de beleidsregels wel voorzien.

 

Artikel 4 Subjecten van handhaving

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders handhaven de kwaliteitseisen per kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal.

  • 2.

    Indien de houder of de gastouder dezelfde overtreding bij verschillende kinderopvangvoorzieningen of peuterspeelzalen begaat, kunnen burgemeester en wethouders de kwaliteitseis handhaven per houder of gastouder.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een aanwijzing geven en een sanctie opleggen aan

 

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

 

Artikel 5 Herstelsancties

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders starten een herstellend traject indien de geconstateerde overtreding nog niet is beëindigd of ter voorkoming van herhaling van de overtreding.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van het herstellende traject hanteren burgemeester en wethouders de volgende stappen:

    • 1.

      stap 1: aanwijzing;

    • 2.

      stap 2: last onder dwangsom (in beginsel); of

      last onder bestuursdwang (indien nodig, in plaats van een last onder dwangsom); of

      exploitatieverbod (indien een last onder bestuursdwang niet mogelijk is);

    • 3.

      stap 3: verwijdering uit het lrkp.

      Indien de overtreding (voor zover mogelijk) na een stap niet is beëindigd of de overtreding is herhaald, gaan burgemeester en wethouders over op de volgende stap.

  • 3.

    Indien de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan hiertoe aanleiding geven, kunnen burgemeester en wethouders besluiten om een bepaalde stap of stappen in het herstellend traject over te slaan of meerdere keren uit te voeren.

  • 4.

    Bij het geven van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    • 1.

      prioriteit hoog: maximaal 2 weken;

    • 2.

      prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;

    • 3.

      prioriteit laag: maximaal 6 maanden.

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

 

Artikel 6 Bestuurlijke boete

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders leggen een bestuurlijke boete op bij een overtreding van een kwaliteitseis met een hoge prioriteit.

  • 2.

    Bij een overtreding van een kwaliteitseis met een lage of een gemiddelde prioriteit, kunnen burgemeester en wethouders een bestuurlijke boete opleggen.

  • 3.

    De bestuurlijke boete die burgemeester en wethouders aan de gastouder of de feitelijke leidinggevende opleggen, bedraagt niet meer dan één tiende van het boetenormbedrag. Bij de bestuurlijke boete voor een overtreding die enkel door een gastouder kan worden begaan, wordt het boetenormbedrag voor die overtreding aangehouden.

 

Artikel 7 Matiging of verzwaring van de boete

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders matigen ambtshalve de bestuurlijke boete tot de helft van het boetenormbedrag, indien een bestuurlijke boete wordt opgelegd aan een klein, onlangs met de exploitatie gestarte houder.

  • 2.

    Indien met één feitelijke gedraging twee of meer kwaliteitseisen worden overtreden, leggen burgemeester en wethouders voor de overtreding van elke afzonderlijke kwaliteitseis een bestuurlijke boete op. De overtreding waarvoor het hoogste boetenormbedrag is vastgesteld wordt ten volle opgelegd, de andere overtreding(-en) wordt of worden gematigd tot één derde van het boetenormbedrag.

  • 3.

    Indien sprake is van recidive of wanneer een kwaliteitseis met opzet is overtreden, wordt bij de vaststelling van de bestuurlijke boete uitgegaan van 1,5 maal het boetenormbedrag.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 8 Overgangsrecht

 

Indien een aanwijzing wordt gegeven of een sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels, blijft het beleid zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.

 

Ondertekening

Artikel 9 Citeertitel

 

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Den Haag 2016.

 

Bijlage 1: Afwegingsmodel

 

  • 1.

    Opvang in de zin van de Wko

1.1 Opvang

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

De opvang vindt niet bedrijfsmatig en niet om niet plaats.

Wko 1.1, eerste lid (dag, bso, vgo)

n.v.t.

n.v.t.

Gedurende de opvang wordt geen verzorging en opvoeding geboden en wordt niet bijgedragen aan de ontwikkeling van kinderen.

Wko 1.1, eerste lid (dag, bso, vgo) en 1.50, eerste lid, eerste volzin (dag, bso), en 1.56b, eerste lid, eerste volzin (vgo), 2.1, eerste lid en 2.6, eerste lid, eerste volzin (psz)

hoog

€ 10.000

Gastouderopvang vindt niet plaats:

door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau

in een gezinssituatie door een ander dan degene die aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag of diens partner

op het woonadres van de gastouder of van de vraagouder(s)

Wko 1.1, eerste lid (vgo)

n.v.t.

n.v.t.

Een kind is jonger dan twee jaar of gaat reeds naar het basisonderwijs.

Wko 2.1, eerste lid (psz)

n.v.t.

n.v.t.

1.2 Omvang

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

Voorschoolse educatie omvat minder dan tien uur per week aan activiteiten gericht op het stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen.

Besluit voorschool 2 (VVE)

hoog

€ 1.000

Peuterspeelzaalwerk vindt minder dan één dagdeel of meer dan vijf dagdelen per kind per week plaats. Een kind wordt gedurende twee aansluitende dagdelen opgevangen.

Verordening 3 (psz)

hoog

n.v.t.

 

  • 1.

    Personeel

2.1 Verklaring omtrent het gedrag

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: Eén of meerdere van de volgende personen zijn niet in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag:

de houder

personeelslid

een stagiair

een uitzendkracht

een vrijwilliger

de gastouder

bij de gastouder inwonende meerderjarigen[3]

Wko 1.50, derde, achtste en negende lid (dag, bso), 1.56, derde lid (gob), 1.56b, derde lid (vgo), 2.6, derde, achtste en negende lid (psz)

hoog

€ 3.000 per ontbrekende of niet geldige vog

b: De verklaring omtrent het gedrag van een personeelslid is niet aan de houder overgelegd, voordat deze persoon zijn werkzaamheden aanvangt. De verklaring omtrent het gedrag is bij aanvang van de werkzaamheden ouder dan twee maanden.

Wko 1.50, vierde lid (dag, bso), 1.56, derde lid (gob), 2.6, vierde lid (psz)

hoog

€ 3.000

c: De houder of de gastouder overlegt niet (tijdig) zijn nieuwe verklaring omtrent het gedrag of die van een persoon van 12 jaar of ouder, op verzoek van de toezichthouder.

Wko 1.50, zesde en tiende lid (dag, bso), 1.56, derde lid (gob), 1.56b, vijfde en negende lid (gob, vgo), 2.6, zesde en tiende lid (psz)

hoog

€ 3.000

d: De houder verlangt niet dat een personeelslid, waarbij de houder mag vermoeden dat deze niet (langer) voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, opnieuw een verklaring omtrent het gedrag binnen een vastgestelde termijn overlegt.

Wko 1.50, zevende lid (dag, bso), 1.56, derde lid (gob), 1.56b, vijfde lid (vgo), 2.6, zevende lid (psz)

hoog

€ 3.000

e: De verklaring omtrent het gedrag van een stagiair, een uitzendkracht of een vrijwilliger is ouder dan twee jaar.

Wko 1.50, achtste en negende lid (dag, bso), 1.56, derde lid (gob), 1.56b, zevende en achtste lid (vgo), 2.6, achtste en negende lid (psz)

hoog

€ 3.000

 

2.2 Beroepskwalificatie

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: De (VVE) beroepskracht (in opleiding) of de gastouder beschikt niet over een voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 1.56b, eerste lid (vgo), 2.6, eerste lid (psz)

Besluit kwaliteit 3, eerste lid (dag, bso), 13, eerste lid onder a en tweede lid (vgo), 18, eerste lid (psz)

Regeling kwaliteit 4, eerste lid (dag, bso), 17, eerste lid (psz) Besluit voorschool 4, eerste, tweede en derde lid (VVE)

Regeling Wko 10, eerste en tweede lid, 10a, eerste en tweede lid, 10b, eerste en tweede lid (vgo), 10c (VVE)

hoog

€ 3.000

2.3 Pedagogisch medewerker in opleiding

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: Bij de inzet van de beroepskracht in opleiding wordt geen rekening gehouden met de opleidingsfase waarin hij zich bevindt.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso)

Besluit kwaliteit 3, tweede lid (dag, bso)

hoog

€ 3.000

b: De inzet van de beroepskracht in opleiding vindt niet overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst kinderopvang plaats.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso)

Regeling kwaliteit 4, tweede lid (dag, bso)

hoog

€ 3.000

2.4 Vrijwilliger

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: De houder stelt geen (volledig) beleidsplan op waarin onder meer de taken van de vrijwilliger zijn opgenomen.

Wko 2.6, eerste lid (psz)

 

Besluit kwaliteit 18, tweede lid (psz)

Regeling kwaliteit 21, eerste lid (psz)

gemiddeld

€ 1.000

b: De houder draagt er geen zorg voor dat de vrijwilliger tegen wettelijke aansprakelijkheid is verzekerd.

Wko 2.6, eerste lid (psz)

Regeling kwaliteit 21, tweede lid (psz)

gemiddeld

€ 1.000

2.5 Eerste hulp bij ongevallen (EHBO)

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: De gastouder is niet in het bezit van een geldige EHBO kwalificatie.

Wko 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 13, eerste lid onder b en derde lid (vgo) Reg Wko 10d (vgo)

hoog

€ 300

b: Er is niet altijd ten minste één medewerker aanwezig die beschikt over een geldige EHBO kwalificatie.

Verordening 6 (psz)

hoog

n.v.t.

2.6 Voertaal

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: De Nederlandse taal wordt niet als voertaal gebruikt.  

Wko 1.55, eerste lid (dag, bso, vgo), 1.56b, zesde lid (vgo), 2.12, eerste lid (psz)

hoog

€ 2.500

 

  • 1.

    Beroepskracht-kindratio, opvang en groepsgrootte

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: De beroepskracht-kindratio wordt niet nageleefd.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 2.6, eerste lid (psz)

Besluit kwaliteit 4, tweede lid (dag, bso), 19, tweede lid (psz)

Regeling kwaliteit 5, zevende en achtste lid (dag), 6, derde lid (bso), 18, vierde en vijfde lid (psz)

Besluit voorschool 3, eerste lid (VVE)

hoog

€ 5.000 (dag, psz, VVE)

€ 2.500 (bso)

b: Opvang vindt niet plaats in stam-, basis- of peuterspeelzaalgroepen.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 2.6, eerste lid (psz)

Besluit kwaliteit 5, eerste lid (dag, bso), 20, eerste lid (psz)

Regeling kwaliteit 5, eerste lid (dag) 6, eerste lid (bso), 18, eerste lid (psz)

hoog

€ 4.000 (dag, psz) € 2.000 (bso)

c: De opvang vindt in beginsel niet plaats met vaste beroepskrachten.

Wko 1.50, eerste lid (dag), 2.6, eerste lid (psz)

Besluit kwaliteit 5, eerste lid (dag), 20, eerste lid (psz)

Regeling kwaliteit 5, derde lid (dag), 18, derde lid (psz)

hoog

€ 1.000 per kind

d: De opvang vindt in beginsel niet plaats in een vaste groepsruimte.

Wko 1.50, eerste lid (dag), 2.6, eerste lid (psz)

Besluit kwaliteit 5, eerste lid (dag), 20, eerste lid (psz)

Regeling kwaliteit 5, vierde lid (dag)

hoog

€ 2.000 per groep

e: De maximale groepsgrootte wordt niet afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen in de groep.

De houder draagt er geen zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang wordt beoordeeld of de samenstelling van de groep opvangkinderen verantwoord is.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 1.56, eerste lid (gob), 1.56b, eerste lid (vgo), 2.6, eerste lid (psz)

Besluit kwaliteit 4, eerste lid (dag, bso), 14, eerste lid (vgo), 19, eerste lid (psz)

Regeling kwaliteit 5, eerste lid (dag) 6, eerste lid (bso), 11b, eerste lid (gob), 13 (vgo), 18, eerste lid (psz)

Besluit voorschool 3, tweede lid (VVE)

hoog

€ 2.000

  

  • 1.

    Veiligheid en gezondheid

4.1 Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: De houder voert geen beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

De houder legt niet in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico's de opvang van kinderen of peuterspeelzaalwerk met zich brengt.

Wko 1.51 (dag, bso), 1.56, derde lid (gob), 2.9 (psz)

Besluit kwaliteit 7, eerste lid (gob)

hoog

€ 6.000

b: De houder inventariseert niet jaarlijks de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de desbetreffende locatie.

Er is geen plan van aanpak.

De inventarisatie is niet actueel.

  

Wko 1.51 (dag, bso), 1.56, derde lid (gob),  2.9 (psz)

Besluit kwaliteit 2, eerste lid onder b (dag, bso), 7, tweede en vijfde lid (gob), 17, eerste lid onder b (psz)

Regeling kwaliteit 2, vijfde lid (dag, bso), 15, vijfde lid (psz)

hoog

€ 3.000

c: De inventarisatie is niet compleet (risico’s, ruimtes).

Het plan van aanpak is niet compleet.

De inventarisatie of het plan van aanpak is niet samen met de gastouder opgesteld.

Wko 1.51 (dag, bso), 1.56, derde lid (gob), 1.56b, eerste lid (vgo) 2.9 (psz)

Besluit kwaliteit 2, eerste lid (dag, bso), 7, tweede en vijfde lid (gob, vgo), 17, eerste lid (psz)

Regeling kwaliteit 2, eerste en tweede lid (dag, bso), 11, eerste en derde lid onder a en b (vgo), 15, eerste en tweede lid (psz)

hoog

€ 1.500

d: De inventarisatie bevat geen lijst van ongevallen. De gastouder draagt er geen zorg voor dat de ongevallenlijst actueel is.

Wko 1.51 (dag, bso), 1.56, derde lid (gob), 1.56b, eerste lid (vgo) 2.9 (psz)

Regeling kwaliteit 2, derde lid (dag, bso), 11, derde lid onder c en vierde lid (vgo), 15, derde lid (psz)

hoog

€ 1.000

e: De houder draagt er geen zorg voor dat personeel kennis kan nemen van de vastgestelde inventarisatie.

Wko 1.51 (dag, bso), 2.9 (psz)

Regeling kwaliteit 2, vierde lid (dag, bso), 15, vierde lid (psz)

hoog

€ 1.000

f: De gastouder neemt de inventarisatie niet in acht. De gastouder draagt er geen zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak zijn of worden genomen.  

Wko 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 12, eerste lid (vgo)

Regeling kwaliteit 11, tweede lid (vgo)

hoog

€ 100

g. De originele ondertekende inventarisatie is niet op de opvanglocatie beschikbaar.

Wko 1.56, derde lid (gob), 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 12, eerste lid (gob, vgo)

Regeling kwaliteit 11, eerste lid (gob, vgo)

hoog

€ 1.000

4.2 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a. De houder stelt voor het personeel of de gastouder geen meldcode vast. In de meldcode wordt niet stapsgewijs aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan. De meldcode draagt redelijkerwijs niet bij aan dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

Wko 1.51a, eerste lid (dag, bso, gob), 2.9a, eerste lid (psz)

hoog

€ 2.500

b. De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode niet.

Wko 1.51a, vierde lid (dag, bso, gob), 2.9a, vierde lid (psz)

hoog

€ 2.000

c. De vastgestelde meldcode bevat niet alle elementen. Het stappenplan bevat niet alle stappen.

Wko 1.51a, vierde lid (dag, bso, gob), 2.9a, vierde lid (psz)

Besluit kwaliteit 2a (dag, bso), 8 (gob), 17a (psz)

hoog

€ 500 per onderdeel

d. De gastouder leeft de meldcode niet na.

Wko 1.56b, eerste lid (vgo)

Hoog

€ 250

4.3 Vierogenprincipe

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a. De houder organiseert de opvang niet op zodanige wijze, dat de beroepskracht (in opleiding) de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

Wko 1.50, eerste lid (dag), 2.6, eerste lid (psz)

Regeling kwaliteit 5a (dag), 18a (psz)

hoog

€ 2.000

4.4 Achterwacht

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a. De houder of de gastouder zorgt niet voor adequate vervanging bij calamiteiten of maakt deze niet bekend.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 1.56b, eerste lid (vgo), 2.6, eerste lid, (psz)

Besluit kwaliteit 12, tweede lid (vgo), 19, derde lid (psz)

Regeling kwaliteit 5, twaalfde lid (dag), 6, tiende lid (bso), 12 (vgo) 19 (psz)

hoog

€ 2.000

b. Er is ter ondersteuning van de beroepskracht niet ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso)

Regeling kwaliteit 5, elfde lid (dag), 6, negende lid (bso)

hoog

€ 2.000

c. De gastouder is niet goed telefonisch bereikbaar.

Wko 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 12, tweede lid (vgo)

hoog

€ 200

4.5 Misdrijf

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a. De houder treedt niet, nadat hem bekend is geworden dat een personeelslid, een gastouder of een meerderjarige zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige.

Wko 1.51b, eerste lid (dag, bso, gob), 2.9b, eerste lid (psz)

hoog

€ 3.000

b. De houder doet niet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling. De houder stelt de deskundige niet onverwijld in kennis van de aangifte.

Wko 1.51b, tweede lid (dag, bso, gob), 2.9b, tweede lid (psz)

hoog

€ 3.000

c. Het personeelslid stelt de houder niet onverwijld in kennis nadat hem bekend is geworden dat een personeelslid, een gastouder of een meerderjarige zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind.

Wko 1.51b, derde lid (dag, bso, gob), 2.9, derde lid (psz)

hoog

€ 300

d. Het personeelslid of de gastouder treedt niet, nadat hem bekend is geworden dat de houder (een natuurlijk persoon) zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige.

Wko 1.51c, eerste lid (dag, bso, gob), 2.9c, eerste lid (psz)

hoog

€ 300

e. Het personeelslid of de gastouder doet niet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een redelijk vermoeden dat de houder zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling.

Wko 1.51c, tweede lid (dag, bso, gob), 2.9c, tweede lid (psz)

hoog

€ 300

f. De houder bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze met betrekking tot misdrijven niet.

Wko 1.51b, vijfde lid en 1.51c, derde lid (dag, bso, gob), 2.9b vijfde lid en 2.9c, derde lid (psz)

hoog

€ 2.000

4.6 Verantwoorde opvang

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a. De houder of gastouder biedt geen verantwoorde opvang of peuterspeelzaalwerk die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

Wko 1.49, eerste en tweede lid (dag, bso, vgo), 1.50, eerste lid (dag, bso), 1.56b, eerste lid (vgo) 2.5, 2.6 (psz)

hoog

€ 5.000

 

  • 1.

    Accommodatie en inrichting

5.1 Binnenspeelruimte

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a. Niet elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

Wko 1.50, eerste lid (dag)

Besluit kwaliteit 6, eerste lid (dag)

Regeling kwaliteit 8, eerste lid (dag)

hoog

€ 2.000 per groep

b. Niet elke peuterspeelzaalgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

Verordening 4, eerste lid (psz)

hoog

n.v.t.

c. Per kind is niet ten minste 3,5 m² bruto oppervlakte binnenspeelruimte beschikbaar.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso)

Besluit kwaliteit 6, eerste lid (dag, bso)

Regeling kwaliteit 8, eerste lid (dag), tweede lid (bso)

hoog

€ 3.000

d. Per kind is niet ten minste 3 m² netto oppervlakte binnenspeelruimte beschikbaar.

Verordening 4, eerste lid (psz)

hoog

n.v.t.

e. Het opvangadres beschikt niet over voldoende binnenspeelruimte.

  

Wko 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 15, eerste lid (vgo)

Regeling kwaliteit 14, eerste lid onder a (vgo)

hoog[4]

€ 250

f.De binnen(speel)ruimte is niet veilig, toegankelijk of passend ingericht.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 6, eerste lid (dag, bso) 15, eerste lid (vgo)

hoog

€ 2.000

g. De groepsruimte is niet passend ingericht.

Verordening 4, tweede lid (psz)

hoog

n.v.t.

5.2 Buitenspeelruimte

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a. Per kind is niet ten minste 3 m² buitenspeelruimte beschikbaar.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso)

Besluit kwaliteit 6, eerste lid (dag, bso)

Regeling kwaliteit 10, eerste lid (dag) en tweede lid (bso)

hoog

€ 1.500

b. Per kind is niet ten minste 3 m² buitenspeelruimte beschikbaar.

Verordening 5, eerste lid (psz)

hoog

n.v.t.

c. Het opvangadres beschikt niet over voldoende buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Wko 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 15, eerste lid (vgo)

Regeling kwaliteit 14, eerste lid onder b (vgo)

hoog[5]

€ 250

d. De buitenspeelruimte is niet veilig.

 

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 6, eerste lid (dag, bso), 15, eerste lid (vgo)

Regeling kwaliteit 10, eerste lid (dag) en tweede lid (bso)

hoog

€ 2.500

e. De buitenspeelruimte is niet veilig.

Verordening 5, tweede lid (psz)

hoog

n.v.t.

f. De buitenspeelruimte is niet aangrenzend aan het kindercentrum.

Wko 1.50, eerste lid (dag)

Besluit kwaliteit 6, eerste lid (dag)

Regeling kwaliteit 10, eerste lid (dag)

hoog

€ 2.000

g. De buitenspeelruimte is niet:

-aangrenzend aan het

kindercentrum (dag)

-toegankelijk

-vast (bso)

-passend ingericht

-niet aangrenzend of in de directe nabijheid (bso)

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 6, eerste lid (dag, bso), 15, eerste lid (vgo)

Regeling kwaliteit 10, eerste lid (dag) en tweede lid (bso)

gemiddeld

€ 1.000

h. De buitenspeelruimte is niet:

-toegankelijk

-passend ingericht

Verordening 5, tweede lid (psz)

gemiddeld

n.v.t.

 

5.3 Slaapruimte

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: Er is geen afzonderlijke slaapruimte voor kinderen tot anderhalf jaar.

Wko 1.50, eerste lid (dag), 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 6, eerste lid (dag)

Regeling kwaliteit 9 (dag), 14, eerste lid onder a (vgo)

hoog

€ 2.500

5.4 Woning (opvangadres vgo)

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: Het opvangadres is niet:altijd rookvrijvoorzien van voldoende en goed functionerende rookmelders

Wko 1.56b, eerste lid (vgo)

Besluit kwaliteit 15, eerste lid (vgo)

Regeling kwaliteit 14, eerste lid onder c en d (vgo)

hoog

€ 250

 

  • 1.

    Beleid

6.1 Pedagogisch beleid

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: De kinderopvangvoorziening[6] of peuterspeelzaal beschikt niet over een pedagogisch beleidsplan.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 1.56, eerste lid (gob), 2.6, eerste lid (psz)

Besluit kwaliteit 5, tweede lid (dag, bso), 11, eerste lid (gob), 20, tweede lid (psz)

hoog

€ 3.000

b: Het pedagogisch beleidsplan is niet compleet.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 1.56, eerste lid (gob), 2.6, eerste lid (psz)

Besluit kwaliteit 5, tweede lid (dag, bso), 11, eerste lid (gob), 20, tweede lid (psz)

Regeling kwaliteit 6, zevende lid (bso), 7, eerste lid (dag, bso), 12a, eerste lid (gob), 20 en 21 (psz)

gemiddeld

€ 750 per ontbrekend onderwerp

c. De houder en personen werkzaam bij de kinderopvangvoorziening[7] of peuterspeelzaal en de gastouder handelen in de praktijk niet conform het pedagogisch beleidsplan.

Wko 1.50, eerste lid (dag, bso), 1.56b, eerste lid (vgo), 2.6, eerste lid (psz)

Besluit kwaliteit 5, derde lid (dag, bso), 16 (vgo), 20, derde lid (psz)

hoog

€ 3.000

6.2 Achterstandenbeleid

Overtreding

artikel

prioriteit

Boetebedrag

De houder van een kindercentrum voor dagopvang of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden stelt niet jaarlijks een opleidingsplan op.

Besluit voorschool 4, vierde lid

gemiddeld

€ 1.000

 

  • 1.

    Ouders

7.1 Oudercommissie[8]

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a. De houder stelt geen oudercommissie in.

Wko 1.58, eerste lid (dag, bso, gob), 2.15, eerste lid (psz)

laag

€ 500

b. De houder spant zich niet aantoonbaar voldoende in om de ouders te betrekken of biedt de ouders geen gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie.

Wko 1.58, derde lid (dag, bso, gob), 2.15, derde lid (psz)

gemiddeld

€ 1.000

c. De leden van de oudercommissie zijn niet gekozen uit of door de ouders.

Wko 1.58, vierde lid (dag, bso, gob), 2.15, vierde lid (psz)

laag

€ 500

d. Een personeelslid is lid van de oudercommissie.

Wko 1.58, vijfde lid (dag, bso, gob), 2.15, vijfde lid (psz)

laag

€ 500

e. De oudercommissie bepaalt niet haar eigen werkwijze.

Wko 1.58, zesde lid (dag, bso, gob), 2.15, zesde lid (psz)

laag

€ 500

f. De houder stelt voor de oudercommissie geen reglement vast.

Wko 1.59, eerste lid (dag, bso, gob), 2.16, eerste lid (psz)

gemiddeld

€ 1.000

g. Het reglement is niet compleet.

Wko 1.59, tweede lid (dag, bso, gob), 2.16, tweede lid (psz)

laag

€ 500

h. Het reglement bevat regels omtrent de werkwijze van de oudercommissie.

Wko 1.59, derde lid (dag, bso, gob), 2.16, derde lid (psz)

laag

€ 500

i. De houder wijzigt het reglement zonder instemming van de oudercommissie.

Wko 1.59, vijfde lid (dag, bso, gob), 2.16, vijfde lid (psz)

laag

€ 500

7.2 Informatie

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a: De houder informeert de ouders en een ieder die daarom verzoekt niet over het te voeren beleid als bedoeld in de paragrafen ‘Eisen’ van de Wko.

Wko 1.54, eerste lid (dag, bso), 1.54a, eerste lid (gob), 2.11, eerste lid (psz)

Besluit kwaliteit 7, derde lid (gob)

Regeling kwaliteit 5, tweede lid (dag), 12a, tweede lid (gob), 17, tweede lid en 18, tweede lid (psz)

gemiddeld

€ 1.000

b: De houder informeert de ouders, het personeel of de gastouder niet over een inspectierapport.

Wko 1.54, tweede lid (dag, bso), 1.54a, tweede lid (gob), 2.11, tweede lid (psz)

gemiddeld

€ 1.000

c: Het informeren vindt niet plaats doordat de houder het inspectierapport zo spoedig mogelijk na ontvangst: op zijn website plaatst, zodanig dat het rapport gemakkelijk vindbaar is; of (indien de houder geen eigen website heeft) ter inzage legt op een toegankelijke plaats

Wko 1.54, derde lid (dag, bso), 1.54a, derde lid (gob), 2.11, derde lid (psz)

gemiddeld

€ 1.000

7.3 Overeenkomst

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a. Kinderopvang vindt niet plaats op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.

Wko 1.52, eerste lid (dag, bso gob)

 

gemiddeld

€ 500 per ontbrekende overeenkomst

b. Peuterspeelzaalwerk vindt niet plaats op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.

Verordening 2 (psz)

gemiddeld

n.v.t.

c. Gastouderopvang geschiedt niet op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van het gastouderbureau en de ouder. Het registratienummer van de gastouder is niet opgenomen in de overeenkomst.

Wko 1.56, vierde lid (vgo) Regeling Wko 11e (vgo)

gemiddeld

€ 500 per overeenkomst

 

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

a. De houder treft ten behoeve van de ouders geen regeling voor de afhandeling van klachten over bepaalde onderwerpen.

Wko 1.57b, eerste lid (dag, bso, gob), 2.13a, eerste lid (psz)

gemiddeld

€ 1.500

b. De houder legt de regeling niet schriftelijk vast. De regeling is niet compleet.

Wko 1.57b, tweede lid (dag, bso, gob), 2.13a, tweede lid (psz)

laag

€ 500

c. De houder brengt de regeling of wijzigingen hiervan niet onder de aandacht van de ouders. De houder handelt niet overeenkomstig de regeling.

Wko 1.57b, derde lid (dag, bso, gob), 2.13a, derde lid (psz)

gemiddeld

€ 1.500

d. De houder stelt niet over elk kalenderjaar in het eerstvolgende kalenderjaar een verslag op. Het verslag is niet compleet.

Wko 1.57b, vierde lid (dag, bso, gob), 2.13a, vierde lid (psz)

laag

€ 500

e. Natuurlijke personen zijn herleidbaar in het verslag.

Wko 1.57b, vijfde lid (dag, bso, gob), 2.13a, vijfde lid (psz)

laag

€ 500

f. Het verslag bevat het woonadres van de gastouder of de houder.

Wko 1.57b, zesde lid (dag, bso, gob), 2.13a, zesde lid (psz)

laag

€ 500

g. De houder zendt het verslag niet vóór 1 juni (van het kalenderjaar volgende op het kalenderjaar waarop het verslag betrekking heeft) aan de toezichthouder. De houder brengt het verslag niet gelijktijdig onder de aandacht van de ouders.

Wko 1.57b, achtste lid (dag, bso, gob), 2.13a, achtste lid (psz)

laag

€ 500

h. De houder sluit zich niet aan bij een erkende geschillencommissie.

Wko 1.57c, eerste lid (dag, bso, gob), 2.13b, eerste lid (psz)

gemiddeld

€ 1.500

i. De houder brengt de mogelijkheid om geschillen aan de geschillencommissie voor te leggen niet onder de aandacht van de ouders.

Wko 1.57c, tweede lid (dag, bso, gob), 2.13b, tweede lid (psz)

gemiddeld

€ 1.500

 

  • 1.

    Administratie

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

De administratie is niet zodanig ingericht dat op verzoek tijdig gegevens kunnen worden verstrekt.

Regeling Wko 11, eerste lid (dag, bso, gob), 11g, eerste lid (psz)

hoog

€ 10.000

De administratie is niet compleet.

Besluit kwaliteit 7, vierde lid (gob)

Regeling Wko 11, tweede lid (dag, bso), 11, derde lid (gob), 11g, tweede lid (psz)

hoog

€ 1.000 per ontbrekend onderdeel

 

  • 1.

    Kwaliteit gastouderbureau

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

De houder brengt de gastouderopvang niet tot stand of begeleidt de gastouderopvang niet.

Wko 1.49, derde lid onder a (gob)

hoog

€ 1.000 per vgo

De houder geleidt de betaling van ouders aan gastouders niet door.

Wko 1.49, derde lid onder b (gob)

hoog

€ 1.000 per vgo

De houder draagt er geen zorg voor dat:intake-, koppelings- en voortgangsgesprekken plaatsvindende gesprekken plaatsvinden bij de voorziening voor gastouderopvangde gastouderopvang jaarlijks mondeling met de vraagouders wordt geëvalueerdde evaluatie schriftelijk wordt vastgelegdeen bemiddelingsmedewerker minimaal twee maal per jaar de opvangadressen bezoekt

Wko 1.56, eerste lid (gob)

Regeling kwaliteit 11a, eerste lid (gob)

hoog

€ 1.250 per ontbrekend gesprek

De gesprekken worden niet gevoerd door een bemiddelingsmedewerker.

Wko 1.56, eerste lid (gob)

Regeling kwaliteit 11a, tweede lid (gob)

hoog

€ 1.250 per gesprek

De houder draagt er geen zorg voor dat per gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

Wko 1.56, eerste lid (gob)

Regeling kwaliteit 11b, tweede lid (gob)

hoog

€ 3.000 per vgo

De houder draagt er geen zorg voor dat het gastouderbureau goed bereikbaar is voor de vraagouder en de gastouder en heeft hen hierover geen informatie verstrekt.

Wko 1.56, eerste lid (gob)

Regeling kwaliteit 11b, derde lid (gob)

gemiddeld

€ 1.000

De houder maakt geen gebruik van het Burgerservicenummer van de ouder.

Wko 1.56a (gob)

laag

€ 500 per ouder

De houder toetst niet jaarlijks tijdens een bezoek de naleving van de eisen aan de voorziening voor gastouderopvang.

Wko 1.56, eerste lid (gob)

Regeling kwaliteit 14, tweede lid( gob)

hoog

 

€ 1.000 per vgo

 

  • 1.

    Educatieprogramma

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

Voor de voorschoolse educatie wordt geen voorschools educatie-programma gebruikt.

Besluit voorschool 5

hoog

€ 3.000

 

  • 1.

    Register

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

De houder of gastouder exploiteert een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal zonder dat uit onderzoek is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen.

Wko 1.45, derde lid (dag, bso, gob, vgo), 2.2, tweede lid (psz)

hoog

€ 20.250

De houder deelt een wijziging[10] in de gegevens van een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal niet onverwijld mede aan burgemeester en wethouders.

Wko 1.47, eerste lid (dag, bso, gob), 2.4, eerste lid (psz)

Besluit registers 7, tweede lid (dag, bso, gob), 13, tweede lid (psz)

hoog

€ 2.000

 

  • 1.

    Overig

Overtreding

artikel

prioriteit

boetebedrag

De houder of gastouder komt een aanwijzing, bevel of een vordering tot medewerking van de toezichthouder niet na.

Wko 1.65, vijfde lid (dag, bso, gob, vgo), 2.23, vierde lid (psz)

Awb 5:20 (dag, bso, gob, vgo, psz)

hoog

€ 4.050

De houder of gastouder exploiteert een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal ondanks een verbod hiertoe.

 

Wko 1.66, eerste lid (dag, bso, gob, vgo), 2.24, eerste en tweede lid (psz)

hoog

€ 20.250

  

Toelichting

Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang inwerking getreden. Per 1 augustus 2010 is deze gewijzigd en is de citeertitel aangepast naar ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’. In de Wko en alle daaruit voortvloeiende regelgeving staan de minimale kwaliteitseisen waaraan kindercentra voor dag- en buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, voorzieningen voor gastouderopvang en peuterspeelzalen moeten voldoen. Daarnaast zijn nadere kwaliteitseisen voor Haagse peuterspeelzalen vastgelegd in de Verordening peuterspeelzalen 2013.

 

Burgemeester en wethouders hanteren onderhavige beleidsregels bij het uitvoeren van de handhavingstrajecten die worden ingezet indien de houder van een kinderopvangvoorziening of een peuterspeelzaal of een gastouder niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen. In de beleidsregels zijn de stappen van de handhavingstrajecten opgenomen die burgemeester en wethouders in beginsel doorlopen.

 

GGD Haaglanden houdt, door middel van het uitvoeren van inspecties, toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk in onder andere de gemeente Den Haag. De toezichthouder legt zijn bevindingen vast in een inspectierapport en brengt op basis hiervan een advies uit over niet of wel handhaven aan burgemeester en wethouders. Het handhavingstraject begint in beginsel na ontvangst van het inspectierapport door burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen het advies van de toezichthouder overnemen, maar is hiertoe niet verplicht. Indien hiertoe aanleiding bestaat, kunnen burgemeester en wethouders verzachtende of verzwarende omstandigheden mee laten wegen bij de uit te voeren handhavingstrajecten. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders een handhavingstraject starten na eigen bevindingen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

 

In de begripsomschrijvingen zijn de begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt omschreven. Indien bepaalde begrippen hetzelfde zijn als begrippen uit de wet- en regelgeving, zijn deze niet opgenomen.

 

Artikel 3

 

Omdat deze beleidsregels gericht zijn op handhaving, zijn niet de volledige kwaliteitseisen maar verkort de overtredingen weergegeven in het afwegingsmodel. Hierdoor is meteen duidelijk wat de gevolgen zijn van een bepaalde overtreding. In het afwegingsmodel is per overtreding opgenomen welke artikelen zijn overtreden. Ook is aangegeven welke artikelen welke opvangsoort betreffen:

  • 1.

    dag: kindercentrum voor dagopvang;

  • 2.

    bso: kindercentrum voor buitenschoolse opvang;

  • 3.

    gob: gastouderbureau;

  • 4.

    vgo: voorziening voor gastouderopvang;

  • 5.

    psz: peuterspeelzaal.

 

Het kan voorkomen dat deze beleidsregels niet voorzien in een overtreding, bijvoorbeeld door een wetswijziging. Burgemeester en wethouders zijn in een dergelijke situatie bevoegd handhavend op te treden. Immers, de bevoegdheid om handhavend op te treden volgt niet uit de beleidsregels, maar uit de wet- en regelgeving.

 

Burgemeester en wethouders zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de kwaliteitseisen en beschikken in het kader hiervan over de volgende bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen ten aanzien van kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen:

  • 1.

    het geven van een aanwijzing aan de houder of gastouder (artikel 1.65, eerste lid en 2.23, eerste lid, Wko);

  • 2.

    het opleggen van een last onder bestuursdwang aan de houder of gastouder (artikel 125, eerste en tweede lid, Gemeentewet);

  • 3.

    het opleggen van een last onder dwangsom aan de houder of gastouder (artikel 125, eerste en tweede lid, Gemeentewet juncto artikel 5:32, eerste lid, Awb);

  • 4.

    het verbieden van het voortzetten van de exploitatie van de kinderopvangvoorziening of de peuterspeelzaal (artikel 1.66, eerste lid en 2.24, eerste lid, Wko);

  • 5.

    het verbieden van het in exploitatie nemen of houden van de kinderopvangvoorziening of de peuterspeelzaal (artikel 1.66, tweede lid en 2.24, tweede lid, Wko);

  • 6.

    het verwijderen van de kinderopvangvoorziening of de peuterspeelzaal uit het lrkp (artikel 1.47a, tweede lid onder c en 2.4a, tweede lid, Wko juncto artikel 8 en 14 Besluit registers) en;

  • 7.

    het opleggen van een bestuurlijke boete aan de houder of de gastouder (artikel 1.72, eerste lid en 2.28[11], eerste lid, Wko).  

    Daarnaast kan de directeur publieke gezondheid van de gemeentelijke gezondheidsdienst Haaglanden als toezichthouder in de zin van de Wko een bevel geven indien de kwaliteit van de kinderopvang of het peuterspeelzaalwerk bij een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden (artikel 1.65, derde lid en artikel 2.23, derde lid Wko). Een bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, welke door burgemeester en wethouders kan worden verlengd.

     

    Ook bestaat de mogelijkheid dat de toezichthouder door middel van het instrument ‘overleg & overreding’ probeert om een houder of gastouder ertoe te bewegen dat hij de overtreding in de concept-fase van het inspectierapport beëindigt. Bij de overtreding van een kwaliteitseis met een lage of gemiddelde prioriteit, wordt de geconstateerde overtreding niet opgenomen in het inspectierapport, tenzij sprake is van recidive. Indien sprake is van overtreding van een kwaliteitseis met een hoge prioriteit, zal de overtreding wel worden opgenomen in het inspectierapport. De toezichthouder beschrijft altijd in het inspectierapport als overleg & overreding heeft plaatsgevonden. Wanneer door overleg & overreding een overtreding met een lage of gemiddelde prioriteit is beëindigd, zullen burgemeester en wethouders niet het herstellend handhavingstraject uitvoeren. Overleg & overreding heeft geen invloed op het bestraffend handhavingstraject (het opleggen van een bestuurlijke boete).

     

    Alle hiervoor genoemde bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen zijn beschikkingen in de zin van de Awb.

 

Het herstellend traject en het bestraffend traject kunnen naast elkaar worden uitgevoerd. De grondslag hiervoor is beschreven in hoofdstuk 4 en 5 van de Awb. Er is geen belemmering voor het gelijktijdig geven van een aanwijzing of het opleggen van een herstellende sanctie én het opleggen van een bestraffende sanctie (de bestuurlijke boete). Het doel van de twee trajecten is verschillend. De aanwijzing of de herstellende sanctie is gericht op het beëindigen van de overtreding. De bestuurlijke boete is gericht op de normovertreder en heeft als doel leedtoevoeging of bestraffing.

 

Artikel 4

 

De toezichthouder stelt per kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal een inspectierapport vast. In beginsel handhaven burgemeester en wethouders per locatie. Echter, het kan voorkomen dat de houder of de gastouder een overtreding begaat die in meerdere van zijn kinderopvangvoorzieningen of peuterspeelzalen plaatsvindt. Bijvoorbeeld een organisatiebreed pedagogisch beleidsplan dat niet voldoet aan de eisen. Burgemeester en wethouders kunnen in een dergelijke situatie er voor kiezen te volstaan met één aanwijzing of sanctie die betrekking heeft op alle betreffende kinderopvangvoorzieningen of peuterspeelzalen van de houder of de gastouder.

 

Ook bestaat de mogelijkheid om een aanwijzing te geven of een sanctie op te leggen aan een persoon werkzaam voor een houder, de feitelijk leidinggevende. Deze mogelijkheid bestaat pas wanneer die persoon kennis heeft of had moeten hebben van de overtreding én hij het in zijn macht heeft om de kans dat de overtreding plaatsvindt tot nul te reduceren. De reden van het gebruik maken van deze mogelijkheid is dat doeltreffender kan worden gehandhaafd. Hierdoor wordt de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk vergroot. Ook kunnen leidinggevenden zich niet meer verschuilen achter rechtspersonen. In deze beleidsregels is bewust een ‘kan-bepaling’ ten aanzien van het geven van een aanwijzing aan- of het sanctioneren van feitelijk leidinggevenden opgenomen. Burgemeester en wethouders zullen terughoudend met deze bevoegdheid omgaan.

 

Artikel 5

 

Aanwijzing

Indien de toezichthouder een overtreding van de kwaliteitseisen heeft geconstateerd, geven burgemeester en wethouders de houder in beginsel een schriftelijke aanwijzing. Het opleggen van een aanwijzing is de eerste (juridische) stap in het kader van het herstellend handhavingstraject. In deze aanwijzing geven burgemeester en wethouders met redenen aan op welke punten het voorschrift niet wordt nageleefd en welke maatregel binnen welke termijn door de houder of de gastouder genomen dient te worden om de overtreding te beëindigen.

 

Last onder dwangsomEen last onder dwangsom houdt enerzijds een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding in en anderzijds de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet (tijdig) wordt uitgevoerd. Direct na het begaan van de overtreding kunnen burgemeester en wethouders aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. In beginsel zal echter eerst worden overgegaan tot het geven van een aanwijzing en zal een last onder dwangsom worden opgelegd indien de aanwijzing niet is opgevolgd of in geval van recidive.

Last onder bestuursdwang

Burgemeester en wethouders kunnen de overtreder na het begaan van de overtreding een last onder bestuursdwang opleggen. In onderhavige beleidsregels is ervoor gekozen om een last onder bestuursdwang op te leggen indien een aanwijzing niet is opgevolgd. De last beschrijft de te nemen herstelmaatregel en de termijn waarbinnen deze moet worden uitgevoerd. Indien deze last niet (tijdig) wordt uitgevoerd, kunnen burgemeester en wethouders de last door feitelijk handelen zelf uitvoeren op kosten van de overtreder.

 

Verbieden van het voortzetten van de exploitatie

Burgemeester en wethouders kunnen de houder of de gastouder verbieden de exploitatie van een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal voort te zetten, zolang een bevel (gegeven door de toezichthouder) of een aanwijzing niet wordt opgevolgd en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is. Bij een zeer ernstige overtreding of veel overtredingen kunnen burgemeester en wethouders ook besluiten direct een exploitatieverbod op te leggen. Een exploitatieverbod is een tijdelijke maatregel. Het is aan de houder of de gastouder om de geconstateerde overtreding zo snel mogelijk te beëindigen. Nadat de toezichthouder heeft geconstateerd dat alles weer op orde is, krijgt de houder of de gastouder van burgemeester en wethouders te horen dat de hij de exploitatie weer mag voortzetten.

 

Verwijdering uit het lrkp

Burgemeester en wethouders kunnen een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal verwijderen uit het lrkp, indien bij een inspectie blijkt dat de houder of de gastouder naar verwachting niet (langer) voldoet aan de kwaliteitseisen. In deze beleidsregels hebben burgemeester en wethouders de stap: ‘verwijdering uit het lrkp’ opgenomen.

Daarnaast is verwijdering mogelijk indien is gebleken dat de houder of de gastouder niet langer de kinderopvangvoorziening of de peuterspeelzaal exploiteert of indien drie maanden na de registratie in het lrkp de exploitatie van de kinderopvangvoorziening of de peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is gestart. Ook is verwijdering mogelijk indien is gebleken dat de kinderopvangvoorziening of de peuterspeelzaal staat ingeschreven in het lrkp, maar feitelijk geen sprake is van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wko. Hier is dan geen sprake van handhaving maar het actueel houden van het lrkp.

 

Illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk

Degene die voornemens is een kinderopvangvoorziening of een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen, is op grond van artikel 1.45, eerste lid en artikel 2.2, eerste lid, Wko verplicht daarvoor een aanvraag te doen bij burgemeester en wethouders. Indien dit is nagelaten, is sprake van illegale kinderopvang of illegaal peuterspeelzaalwerk.

 

Vanaf het moment dat een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal is verwijderd uit het lrkp, is geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wko. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of illegaal peuterspeelzaalwerk en tot vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet op de economische delicten of een bestuurlijke boete.

Alle bovengenoemde handhavingsmiddelen zijn gericht op herstel van de overtreding. Dit brengt met zich dat indien een gegeven aanwijzing of opgelegde herstellende sanctie niet wordt opgevolgd een zwaardere herstelsanctie kan worden opgelegd, totdat de overtreding is beëindigd. In beginsel gelden de stappen zoals vastgelegd in deze beleidsregels. Het is echter ook mogelijk dat tweemaal hetzelfde handhavingsmiddel wordt gegeven of opgelegd. Indien bijvoorbeeld een last onder dwangsom niet is opgevolgd, kan door middel van een nieuw besluit een last onder dwangsom met een hogere dwangsom worden opgelegd.

Aan iedere kwaliteitseis is een prioriteit toegekend (laag, gemiddeld of hoog), die onder andere tot uiting komt in de hersteltermijn. Bij het geven van een aanwijzing geldt deze hersteltermijn als uitgangspunt, burgemeester en wethouders kunnen hier echter gemotiveerd van afwijken. De houder of de gastouder dient de maatregel binnen de in de aanwijzing gestelde termijn te nemen. De overtreding van een kwaliteitseis met een hoge prioriteit heeft een hersteltermijn van maximaal twee weken. Wanneer een overtreding zich daarvoor leent, kunnen burgemeester en wethouders de houder opdragen de overtreding direct te beëindigen of niet meer te herhalen. Bijvoorbeeld bij een overtreding van de beroepskracht-kindratio of de groepsgrootte.

 

Om te controleren of de overtreding daadwerkelijk is beëindigd, kunnen burgemeester en wethouders bewijsstukken opvragen of de toezichthouder vragen een nader onderzoek te verrichten. Ook kan worden besloten dat de toezichthouder bij de eerstvolgende inspectie nagaat of de maatregel (tijdig) is genomen en de overtreding is beëindigd. Indien de overtreding niet is beëindigd, volgt de volgende stap uit het herstellende handhavingstraject.

 

Artikel 6

 

De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete is aan burgemeester en wethouders toegekend in artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, Wko. Burgemeester en wethouders kunnen een bestuurlijke boete opleggen indien sprake is van één van de volgende situaties:

  • 1.

    de houder of gastouder komt een aanwijzing als bedoeld in artikel 1.65, eerste lid of 2.23, eerste lid, Wko niet na;

  • 2.

    de houder of gastouder komt een bevel als bedoeld in artikel 1.65, derde lid of 2.23, derde lid, Wko niet na;

  • 3.

    de houder of gastouder komt artikel 5:20 Awb niet na;

  • 4.

    de houder of gastouder handelt in strijd met een verbod, opgelegd krachtens artikel 1.66 of 2.24 Wko;

  • 5.

    de houder of gastouder komt een verplichting als bedoeld bij of krachtens de artikel 1.45 tot en met 1.59 Wko of de artikel 2.5 tot en met 2.16 Wko niet na. 

    Burgemeester en wethouders kunnen een bovengenoemde overtreding niet afdoen met het opleggen van een bestuurlijke boete, indien de overtreding opzettelijk of roekeloos geschiedt en een direct gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van personen tot gevolg heeft (zie artikel 1.72, tweede lid en 2.28, tweede lid, Wko). Daarnaast zien burgemeester en wethouders af van het opleggen van een bestuurlijke boete indien:

  • 6.

    tegen de overtreder voor dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen of een strafbeschikking is uitgevaardigd;

  • 7.

    aan de overtreder wegens dezelfde overtreding al eerder een bestuurlijke boete is opgelegd;

  • 8.

    de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten;

  • 9.

    de overtreder is overleden.  

    In het afwegingsmodel is de prioritering van de kwaliteitseis vastgesteld. Indien sprake is van een overtreding van een kwaliteitseis met een lage of een gemiddelde prioriteit kunnen burgemeester en wethouders een bestuurlijke boete opleggen, bijvoorbeeld indien sprake is van recidive. Een overtreding van de Verordening of begaan op een gesubsidieerde peuterspeelzaal kan niet worden bestraft met een bestuurlijke boete. Dit is wettelijk uitgesloten. Als op een gesubsidieerde peuterspeelzaal een boetewaardige overtreding is geconstateerd, wordt in beginsel de subsidie voor het uitvoeren van VVE op de peuterspeelzaal lager vastgesteld. Indien op een kindercentrum voor dagopvang die voorschoolse educatie aanbiedt een boetewaardige overtreding is geconstateerd, wordt in beginsel een bestuurlijke boete opgelegd.

     

    Een bestuurlijke boete mag op grond van artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, Wko per overtreding maximaal € 45.000,00 bedragen. Een voorziening voor gastouderopvang valt volledig onder het regime van toezicht en handhaving en daarbij is ook de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen van toepassing. Echter, een gastouder is een natuurlijk persoon die een kleinschalige opvangvoorziening exploiteert. Daarom is ervoor gekozen de boetenormbedragen voor gastouders te verlagen tot één tiende van de boetenormbedragen voor de andere kinderopvangvoorzieningen of peuterspeelzalen. Eenzelfde redenatie geldt voor de feitelijk leidinggevende.

     

    Artikel 7

     

    Bij het opleggen van de bestuurlijke boete wordt de hoogte van de boete altijd afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij wordt rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Van de overtreder wordt, om tot matiging over te gaan, een actieve houding verwacht. Hierbij is het van belang dat niet alleen gesteld wordt dat bepaalde omstandigheden zich hebben voorgedaan, maar dit zal ook moeten worden aangetoond. Echter, indien sprake is van een houder die één klein, onlangs met de exploitatie gestarte kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert, gaan burgemeester en wethouders ervan uit dat de liquiditeit van de houder (als startende ondernemer) dusdanig is, dat het opleggen van het volledige boetenormbedrag de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt. Echter, dit is niet van toepassing op gastouders, omdat die bestuurlijke boetes al tot één tiende van het boetenormbedrag zijn gereduceerd.

    

[1] Niet zijnde een onderzoek na registratie als bedoeld in artikel 3 van de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang en peuterspeelzalen 2013.

[2] Voor een overtreding waarbij bij de prioriteit ‘n.v.t.’ is opgenomen in het afwegingsmodel, geldt dat direct tot verwijdering uit het lrkp wordt overgegaan.

[3] Indien opvang plaatsvindt bij de gastouder.

[4] In uitzondering van de hersteltermijn van twee weken behorende bij deze prioriteit, wordt voor het beëindigen van deze overtreding in beginsel een hersteltermijn van vier weken gegeven.

[5] Zie voetnoot 4.

[6] Uitgezonderd de voorziening voor gastouderopvang.

[7] Uitgezonderd het gastouderbureau.

[8] De kwaliteitseisen met betrekking tot de oudercommissie zijn niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen.

[9] De kwaliteitseisen met betrekking tot klachten zijn niet van toepassing voor gesubsidieerde peuterspeelzalen.

[10] Het betreft hier wijzigingen die direct te maken hebben met de opvang van kinderen, toezicht of handhaving.

[11] Deze bevoegdheid is niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen.

 

 

Bijlage 2: Wijzigingen Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2016

(Was-wordt-lijst)

 

Was

Wordt

-

volledig vernieuwde layout

(uitzonderingen op de) kwaliteitseisen opgenomen

(enkel) overtredingen opgenomen

-

de termen onverwijld, recidive, zeer klein/onlangs gestart zijn gedefinieerd

-

handhaven op feitelijk leidinggevende

-

op overtredingen die niet zijn opgenomen in het afwegingsmodel kan wel worden gehandhaafd

-

matiging boete tot 1/3 bij meerdaadse samenloop

-

domein administratie

-

domein misdrijf

-

geen opvang bieden

-

niet uitvoeren plan van aanpak bij risico-inventarisatie

-

overtredingen met betrekking tot de kwaliteit van gastouderbureaus opgenomen

-

handhaven op geen verantwoorde kinderopvang

-

nieuwe wetgeving met betrekking tot klachten

-

nieuwe wetgeving met betrekking tot de oudercommissie

geen risico-inventarisatie boete € 8.000 per inventarisatie

geen risico-inventarisatie boete € 6.000 in totaal

boete voor niet jaarlijks uitgevoerde risico-inventarisatie/geen actuele risico-inventarisatie / geen plan van aanpak € 4.000

boete voor niet jaarlijks uitgevoerde risico-inventarisatie/geen actuele risico-inventarisatie / geen plan van aanpak € 3.000

boete overtreding beroepskracht-kindratio in de buitenschoolse opvang € 5.000

boete overtreding beroepskracht-kindratio in de buitenschoolse opvang € 2.500 (vanwege differentiatie)

overtreding met betrekking tot de opvang in basisgroepen € 4.000

overtreding met betrekking tot de opvang in basisgroepen € 2.000 (vanwege differentiatie)

beperkt aantal boetes voor gastouders

alle overtredingen die een gastouder kan begaan, kunnen beboet worden

boete voor onveilige buitenspeelruimte

€ 5.000

boete voor onveilige buitenspeelruimte

€ 2.500

boete voor het overtreden van het vierogenprincipe € 4.000

boete voor het overtreden van het vierogenprincipe

€ 2.000

handelen conform pedagogisch beleidsplan: prioriteit gemiddeld, boete € 1.000

handelen conform pedagogisch beleidsplan: prioriteit hoog, boete € 3.000

boete dat de buitenspeelruimte niet aangrenzend is aan het kindercentrum: prioriteit gemiddeld, boete € 1.000

boete dat de buitenspeelruimte niet aangrenzend is aan het kindercentrum: prioriteit hoog, boete € 2.000

-

boetes opgenomen voor overtredingen van kwaliteitseisen met betrekking tot de vroeg en voorschoolse educatie in kindercentra voor dagopvang

boete illegale kinderopvang/peuterspeelzaalwerk € 19.500

boete illegale kinderopvang/peuterspeelzaalwerk

€ 20.250

boete niet nakomen aanwijzing/bevel € 4.000

boete niet nakomen aanwijzing/bevel € 4.050

boete tegenwerken inspecteur € 3.900

boete tegenwerken inspecteur € 4.050