Organisatie | Appingedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 gemeente Appingedam |
Citeertitel | Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Toelichting op Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 |
Geen
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Appingedam 2015
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-01-2016 | 01-01-2016 | 01-01-2017 | Nieuwe regeling | 15-12-2015 | Onbekend |
Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning
Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de Wmo op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen waarin hij de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen.
Het college onderzoekt, conform hetgeen is gesteld in artikel 2.3.2. van de Wmo, in een gesprek met de cliënt of diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wmo, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
Artikel 8 Advisering, informatieplicht en medewerking aan de beoordeling
De persoon met beperking die een melding heeft gedaan of voor wie dat is gedaan dan wel een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de Wmo en de verordening en deze nadere regels. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
De persoon met beperking die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.
Nadere verplichtingen budgethouder
Artikel 11 Nadere verplichtingen budgethouder
Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een persoonsgebonden budget is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan de gemeente te vergoeden. Voor de berekening van de afschrijving wordt waar mogelijk aansluiting gezocht bij de afschrijvingssystematiek als gehanteerd in de Aanbesteding hulpmiddelen 2014.
Bij de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn. Mocht na die tijd blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd.
Het tarief voor een pgb dat besteed wordt bij iemand uit het sociale netwerk wordt, indien gereisd moet worden om de ondersteuning te kunnen verlenen, vermeerderd met een vergoeding van de reiskosten. De vergoeding bedraagt € 0,157 per kilometer tot een maximale afstand voor de enkele reis van 25,5 kilometer.
Nadere regels eigen bijdrage per maatwerkvoorziening
Artikel 16 Huishoudelijke Ondersteuning (plus)
De kostprijs van huishoudelijke ondersteuning en huishoudelijke ondersteuning plus in Zorg In Natura (ZIN) is het tarief per periode dat de gemeente aan de zorgaanbieders betaalt voor deze vormen van huishoudelijke ondersteuning.
a.Het tarief ZIN voor huishoudelijke ondersteuning is € 180,00 per 4 weken. Het tarief ZIN voor huishoudelijke ondersteuning plus is € 222,-- per 4 weken.
Huishoudelijke ondersteuning (plus)
Artikel 21 Huishoudelijke ondersteuning
Een persoon met beperkingen heeft recht op huishoudelijke ondersteuning als hij door zijn belemmeringen, rekening houdend met de beschikbaarheid van de verplichte gebruikelijke hulp en onverplichte mantelzorg, niet of onvoldoende in staat is tot het verzorgen van het huishouden van zichzelf of van de leefeenheid waartoe hij behoort.
Begeleiding Individueel, Begeleiding Groep en Kortdurende Opvang
Artikel 25 Algemene voorziening dagbesteding met beperkte ondersteuning
Het college draagt zorg voor de aanwezigheid van algemene voorzieningen met het oog op het bieden van structuur, sociale contacten alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers.
Artikel 26 Maatwerkvoorziening begeleiding groep basis en speciaal
Artikel 27 Maatwerkvoorziening opvang en beschermd wonen
Het college verstrekt de maatwerkvoorziening beschermd wonen overeenkomstig het daartoe vastgesteld beleid van de gemeente Groningen, de vigerende verordening maatschappelijke ondersteuning, het vigerende besluit maatschappelijke ondersteuning, de regels omtrent het persoonsgebonden budget in relatie tot beschermd wonen, de regels voor bijdrage in de kosten van beschermd wonen en de nadere regels van de centrumgemeente. Dit artikel is van toepassing op alle instellingen voor maatschappelijke opvang en voor opvang van personen die de huiselijke situatie hebben verlaten in verband met risico´s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld en waar voltijdopvang noodzakelijk is.
Artikel 28 Vervoersvoorziening
De maatwerkvoorziening voor een vervoersvoorziening beperkt zich tot de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Voor zover de belanghebbende vanwege beperkingen geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer of van het collectief vervoer voor sociaal en/of recreatief vervoer en daardoor aangewezen is op eigen vervoer kan belanghebbende in aanmerking komen voor een pgb. De hoogte van het pgb wordt vastgesteld op een bedrag van € 0,157 per kilometer, tot maximaal 2500 kilometer op jaarbasis.
Een persoon met beperking kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de belemmeringen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woonruimte. Bij de aanvraag om een woonvoorziening dient de mogelijkheid tot verhuizing als oplossing te worden beoordeeld (primaat van verhuizen).
Artikel 36 Bouwkundige of woontechnische woningaanpassing en roerende woonvoorzieningen
Het pgb voor een woonvoorziening wordt vastgesteld als de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, dan wel bij roerende woonvoorzieningen op basis van de geldende prijsafspraken op basis van de aanbesteding hulpmiddelen. De uitkering wordt, indien noodzakelijk, verhoogd met de kosten voor onderhoud, keuring en reparatie voor zover de voorziening geen vast onderdeel vormt van de woning.
Artikel 37 Tijdelijke huisvesting
Als richtlijn geldt dat de vergoeding voor tijdelijke huisvesting, die door de persoon met een beperking moet worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn eigen woonruimte of door de persoon met een beperking nog te betrekken woonruimte maximaal € 500,00 per maand voor de periode van maximaal 6 maanden.
De tegemoetkoming voor huurderving voor woningeigenaren bedraagt de kale huur van de woonruimte per maand gedurende maximaal 7 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een vergoeding in aanmerking komt.
Artikel 39 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar die een woningaanpassing heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen de periode waarop het pgb van toepassing is verklaard, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. Het restbedrag van de kostprijs van de voorziening dient te worden terugbetaald.
Artikel 43 Waardering mantelzorgers
De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit een cadeaubon ter waarde van € 50,-- op voorwaarde dat de mantelzorger geregistreerd staat als mantelzorger (langer dan drie maanden en acht uur of meer per week) bij SW&D. De peildatum is 1 juli van het kalenderjaar waarover de uitkering plaatsvindt.
Artikel 44 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
Het college heeft aan artikel 14 van de Verordening Wmo 2015 invulling gegeven middels separate regeling in het minimabeleid.
Artikel 45 Meldcode (huiselijk) geweld en kindermishandeling
De aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, stelt een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.
Artikel 47 Verklaring omtrent gedrag van medewerkers
Het college kan van een aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, eisen dat deze in het bezit is van een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen, welke niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 15 december 2015.
Het college van burgemeester en
wethouders van de gemeente
Appingedam,
, burgemeester. , secretaris.
(H.K. Pot) (H.B.J. Mulder)
Iedereen moet gebruik kunnen maken van een schoon en leefbaar huis. Een leefbaar huis staat voor opgeruimd en functioneel. Een schoon huis betekent dat ruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn worden schoongemaakt. Het gaat om de woonkamer, de keuken, sanitaire ruimtes, de als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes en de gang/trap. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden.
Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaardbaar niveau van schoon te realiseren. Daarbij is het aan de betrokkene om keuzes te maken en per keer prioriteiten te stellen. Daarnaast dient indien nodig de was te worden verzorgd.
Algemeen aanvaardbaar schoon is een begrip dat gedurende de jaren ook is veranderd. Mede als gevolg van nieuwe technologieën (droger, afwasmachine etc.) maar ook door andere tijdsbesteding gaan mensen tegenwoordig anders qua tijd en beleving om met het huishouden dan bijvoorbeeld dertig jaar geleden. Daarom moet de persoon zich er soms bij neer leggen dat zijn verwachtingen ten aanzien van de ondersteuning bij het huishouden afwijkt van zijn persoonlijke normen.
Als iemand regie kan voeren over het eigen leven, mag van hem of haar worden verwacht dat werkzaamheden worden geprioriteerd en dat keuzes worden gemaakt.
Huishoudelijke ondersteuning die kan worden ingezet om het resultaat een schoon en leefbaar huis te bereiken kan bestaan uit één of meer van onderstaande activiteiten:
Ad 1 Lichte en zware schoonmaakwerkzaamheden
Bij lichte schoonmaakwerkzaamheden gaat het concreet om activiteiten als afwassen, stof afnemen, bedden opmaken. Bij zware schoonmaakwerkzaamheden gaat het bijvoorbeeld om stofzuigen, schoonmaken van badkamer, keuken en toilet, bedden verschonen en het schoonmaken van vloeren.
Ad 2 Verzorging kleding en linnengoed
De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat worden schoongemaakt. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van bovenkleding . Het gaat hierbij uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding moet hiermee rekening worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te kunnen maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke – moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droogruimte of een droger. Onder dit resultaatgebied valt niet het doen van kledinginkopen.
Ad 3 Boodschappen doen voor dagelijks leven
In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. De ondersteuning is beperkt tot die levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, die dagelijks en/of wekelijks in elk huishouden worden gebruikt. Het is algemeen aanvaard dat mensen deze boodschappen geclusterd doen door één maal per week de voorraad in huis te halen. Daarbij wordt aangesloten door uit te gaan van één maal per week boodschappen doen. In de meeste gevallen kan gebruik worden gemaakt van een algemene voorziening (zoals de plaatselijke boodschappendienst).
Ook het bereiden van maaltijden valt onder dit resultaat. In de meeste situaties kan van een algemene voorziening, zoals maaltijdservice voor de warme maaltijd, gebruik worden gemaakt. Ook zijn er kant- en klaar maaltijden te koop die een oplossing kunnen bieden.
Ad 5 Opvang en/of verzorging van kinderen
De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is primair een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er voor zorg dragen dat er op tijden dat zij beiden werken, opvang voor de kinderen is. Dat kan worden ingevuld op de manier waarop zij dat willen (oppas, grootouders, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken. Kan/kunnen de ouder(s) deze rol tijdelijk niet vervullen dan kan bij voltijds werkzaamheden maximaal 40 uur per week, aanvullend op de eigen mogelijkheden, worden geïndiceerd voor de duur van maximaal 3 maanden. De Wet heeft in deze vooral een taak om tijdelijk in te springen, zodat ruimte ontstaat om een goede oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost, zodat gezocht kan worden naar een permanente oplossing.
Het organiseren van de huishoudelijke taken en het beheren van de middelen met betrekking tot de huishoudelijke taken.
Ad 7 Instructie, advies en voorlichting gericht op het huishouden
Instructies geven en adviseren op de volgende gebieden:
Ad 8 Sturing of stimulering bij het deels uitvoeren van activiteiten
De betrokkene stimuleren om huishoudelijke taken weer te gaan doen door het gezamenlijk oppakken van huishoudelijke taken. En waar nodig de betrokkene sturing geven in het oppakken van huishoudelijke taken.
Ad 9 Advisering van informele verzorging
De informele verzorging (sociaal netwerk) adviseren over de taken die zij (samen met betrokkene) zouden kunnen uitvoeren.
Sociale netwerken zijn het geheel aan sociale relaties dat een persoon omringt (Harting & Assema, 2007). Het gaat om naaste contacten, zoals familie en vrienden, maar ook minder hechte relaties met bijvoorbeeld kennissen, buren en collega’s.
Het is een verzamelnaam voor een netwerk van betekenisvolle figuren (familie, vrienden en kennissen) dat functioneert als ondersteuningsbron voor het eigen welzijn en welbehagen en dat van de personen in het netwerk.