Paragraaf 2.1 Concessies
Artikel 2.1.1 Doel
Deze titel heeft als doel uitvoering te geven aan het PVVP voor het onderdeel openbaar vervoer.
Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteiten
- 1
Gedeputeerde staten kunnen aan vervoerders aan wie zij een concessie hebben verleend subsidie verstrekken:
- a.
voor het verrichten van het in de concessie omschreven openbaar vervoer;
- b.
voor het tijdens de concessieperiode verrichten van al dan niet tijdelijk aanvullend openbaar vervoer;
- c.
ten behoeve van de gebruiksvergoeding, als bedoeld in artikel 62 van de Spoorwegwet, die de concessiehouder aan de spoorwegbeheerder verschuldigd is;
- d.
andere onderdelen van het openbaar vervoer op basis van de inhoud van de concessie.
- 2
In aanvulling op het gestelde in het eerste lid kunnen gedeputeerde staten subsidie verlenen aan:
- a.
vervoerders die niet beschikken over een concessie die is afgegeven door gedeputeerde staten, met wie gedeputeerde staten een overeenkomst zijn aangegaan voor het verrichten van openbaar vervoer met een vertrekpunt of een bestemming in de provincie Fryslân;
- b.
gemeenten of samenwerkingsverbanden van gemeenten die op basis van een overeenkomst met gedeputeerde staten het beheer voeren van hetzij een concessie voor lokaal openbaar vervoer, hetzij een contract voor collectief vraagafhankelijk vervoer;
- c.
een aanvrager voor een project ten dienste van openbaar vervoer dat is omschreven in een door of namens gedeputeerde staten afgegeven concessie dat naar het oordeel van gedeputeerde staten een voldoende innovatief karakter heeft.
Artikel 2.1.3 Aanvraag, verdeelsystematiek, beslissing
- 1
Subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 2.1.2, eerste lid, onderdeel a, geschiedt overeenkomstig de bepalingen die hierover zijn opgenomen in de concessie of in bijlagen bij de concessie.
- 2
Subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 2.1.2, eerste lid, onderdeel b, vindt jaarlijks plaats naar aanleiding van het in het dienstregelingvoorstel opgenomen extra openbaar vervoer.
- 3
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in 2.1.2, eerste lid, onderdeel c en d en artikel 2.1.2, tweede lid, onderdeel c kan het gehele jaar worden ingediend door een aanvrager.
- 4
Subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 2.1.2, tweede lid, onderdeel a en b vindt plaats, overeenkomstig de bepalingen die hierover zijn opgenomen in de betreffende overeenkomsten.
Artikel 2.1.4 Toetsingscriteria
- 1
Voor aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1.2, tweede lid, onderdeel c gelden de volgende toetsingscriteria:
- a.
het project dient ten goede te komen aan de reiziger;
- b.
het project mag nog niet eerder in Fryslân zijn uitgevoerd;
- c.
de vervoerder dient bij het uitvoeren van het project een actieve rol te spelen.
- 2
Om voor subsidies als bedoeld in artikel 2.1.2, eerste lid en artikel 2.1.2, tweede lid, onderdeel a en b, in aanmerking te komen, dient de aanvrager te beschikken over een concessie voor openbaar vervoer die is afgegeven door gedeputeerde staten of deelnemer te zijn aan een overeenkomst met de provincie Fryslân op het gebied van openbaar vervoer.
- 3
Om voor subsidies als bedoeld in artikel 2.1.2, tweede lid, onderdeel c, in aanmerking te komen, dient de aanvrager samen te werken met de houder van een concessie voor openbaar vervoer die is afgegeven door gedeputeerde staten.
Artikel 2.1.5 Hoogte van de subsidie
- 1
Subsidie voor exploitatie van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 2.1.2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt maximaal het bedrag dat hiervoor is opgenomen in de concessie of in bijlagen bij de concessie.
- 2
De subsidie als bedoeld in artikel 2.1.2, eerste lid, onderdeel a en b wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de index die hiervoor is opgenomen in de concessie of in bijlagen bij de concessie.
- 3
Subsidie voor het verrichten van aanvullend openbaar vervoer als bedoeld in artikel 2.1.2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt het tarief per dienstregelinguur, zoals dat is opgenomen in de concessie of in bijlagen bij de concessie, maal het aantal dienstregelinguren.
- 4
Voor zover de concessie hiertoe de mogelijkheid biedt, kunnen gedeputeerde staten de hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 2.1.2, eerste lid, onderdeel a en b, gedurende de looptijd van de concessie verlagen onder gelijktijdige verlaging van het aantal dienstregelinguren.
- 5
De hoogte van de subsidie kan worden aangepast op grond van een bonus/malussysteem dat is opgenomen in de concessie of in bijlagen bij de concessie.
Artikel 2.1.6 Verplichtingen
Aan de subsidieverlening is in elk geval de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger zich houdt aan de voorschriften in de concessie of de overeenkomst.
Artikel 2.1.7 Vaststelling
- 1
Tenzij bij beschikking anders is bepaald dient de subsidieontvanger de aanvraag tot het vaststellen van een subsidie in te dienen vóór 1 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.
- 2
Bij de aanvraag tot vaststellen van een subsidie wordt voor zover dit in de concessie is opgenomen de volgende informatie overgelegd:
- a.
een financiële verantwoording waaruit blijkt dat de verleende subsidie is besteed aan de betreffende concessie, voorzien van een accountantsverklaring volgens een model dat is verstrekt door gedeputeerde staten;
- b.
een verantwoording van de aanvrager betreffende gegevens die nodig zijn om te bepalen of de aanvrager in aanmerking komt voor een bonus of malus en voor het bepalen van de rituitval.
Paragraaf 2.2 Buurtbussen
Artikel 2.2.1
Deze titel heeft als doel uitvoering te geven aan het PVVP voor het onderdeel Buurtbusprojecten.
Artikel 2.2.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor het verzorgen van openbaar vervoer door middel van de inzet van een buurtbus.
Artikel 2.2.3 Subsidiabele kosten
- 1
Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:
- a.
onkosten van het bestuur van de buurtbusorganisatie;
- b.
beloning van het bestuur van de buurtbusorganisatie;
- c.
reiskosten van de buurtbuschauffeur, verbonden aan het heen en weer reizen van zijn woning naar op- en afstapplaatsen van de buurtbus;
- d.
beloning van de buurtbuschauffeur.
- 2
Gedeputeerde staten kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de onderdelen a tot en met d.
Artikel 2.2.4 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing
- 1
Gedeputeerde staten kunnen jaarlijks op aanvraag subsidie verlenen aan:
- a.
de buurtbusorganisaties Stichting Buurtbus Stavoren-Hemelum, Stichting Buurtbus Makkum-Hindeloopen, Buurtbusvereniging De Westhoek en Buurtbusvereniging Ooststellingwerf;
- b.
de gemeente Grootegast die in samenwerking met de gemeente Achtkarspelen een buurtbusproject uitvoert;
- c.
- 2
Indien één of meerdere van de in het eerste lid onder b en c genoemde gemeenten door een herindeling opgaan in een andere gemeente kunnen gedeputeerde staten subsidie verlenen aan deze andere gemeente.
- 3
De in het eerste lid, onder a genoemde buurtbusorganisatie of de in het eerste lid, onder b en c genoemde gemeenten dient voor 31 december bij gedeputeerde staten een aanvraag in om subsidie voor het daaropvolgende jaar.
- 4
Gedeputeerde staten verlenen de subsidie zoals bedoeld in het eerste lid binnen 22 weken na aanvraag maar uiterlijk 1 juni van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.
Artikel 2.2.5 Toetsingscriteria
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, moet het buurtbusproject voldoen aan de volgende criteria:
- a.
het gebied waarin de buurtbus rijdt heeft een landelijk karakter;
- b.
het gebied waarin de buurtbus rijdt heeft ten minste 800 inwoners die minimaal 1.250 meter, langs de openbare weg gemeten, van een openbaar vervoersvoorziening verwijderd wonen. Daarbij wordt geen rekening gehouden met ritten van een bepaalde lijn in een frequentie van minder dan 3 ritten per dag die in de dienstregeling zijn opgenomen, gericht op het bieden van een vervoersvoorziening van en naar een bepaald evenement of een bepaalde bestemming;
- c.
de buurtbus mag geen afbreuk doen aan andere openbaar vervoersdiensten;
- d.
de buurtbus moet een aan- en afvoerfunctie vervullen voor het omringende openbaar vervoer;
- e.
aantoonbaar voldoende buurtbuschauffeurs inzetten om op een adequate wijze aan de vervoersbehoefte van de inwoners van het gebied te voldoen;
- f.
het gebied waarin de buurtbus rijdt is zodanig van aard en omvang dat bij de inzet van één buurtbus op adequate wijze aan de vervoersbehoefte van de inwoners van het gebied kan worden voldaan;
- g.
het aantal personen dat van de buurtbus gebruik maakt is niet minder dan gemiddeld 400 per maand;
- h.
niet te vervangen is door een ander openbaar vervoersvoorziening.
Artikel 2.2.6 Hoogte van de subsidie
- 1
De subsidie voor een buurtbusproject bedraagt voor een kalenderjaar maximaal € 4.300,- op prijspeil per 1 januari 2015.
- 2
Gedeputeerde staten kunnen in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van het eerste lid.
- 3
De subsidie als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt met ingang van 1 januari 2016 jaarlijks geïndexeerd op basis van de OV-index.
Artikel 2.2.7 Verplichtingen subsidieontvanger
- 1
De buurtbuschauffeur is in het bezit van een geldig rijbewijs B(E) en is medisch goedgekeurd als bedoeld in het Besluit personenvervoer.
- 2
De subsidieontvanger stelt gedeputeerde staten gemotiveerd onverwijld schriftelijk in kennis, indien niet meer voldaan wordt aan één of meerdere van de in artikel 2.2.5 genoemde toetsingscriteria of de in het eerste lid genoemde verplichting.
- 3
De subsidieontvanger overlegt vóór 15 juli van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking een overzicht van het aantal personen dat gebruik heeft gemaakt van de buurtbus en de reizigersopbrengsten die dat heeft opgeleverd.
Artikel 2.2.8 Vaststelling
De vaststelling van de subsidie voor buurtbusprojecten geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de Algemene Subsidieverordening provincie Fryslân 2013.
Artikel 2.2.9 Kennisgeving
- 1
Indien de buurtbusorganisatie een kennisgeving doet zoals bedoeld in artikel 2.2.7, tweede lid, winnen gedeputeerde staten advies in van het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente(n).
- 2
Indien de gemeente van een buurtbusproject dat mede opereert op het grondgebied
- 3
Nadat de subsidieontvanger een kennisgeving heeft gedaan zoals bedoeld in artikel 2.2.7, tweede lid, kunnen gedeputeerde staten aan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag tot het vaststellen van de subsidie moet worden ingediend.
- 4
Indien uit de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 2.2.7, tweede lid, blijkt dat de subsidieontvanger niet meer voldoet aan het in artikel 2.2.5, onderdeel g, genoemd criterium, stellen gedeputeerde staten, alvorens het derde lid toe te kunnen passen, de subsidieontvanger in de gelegenheid maatregelen te treffen om het aantal reizigers te vergroten.
- 5
Indien de in het vierde lid genoemde maatregelen niet worden genomen of geen effect sorteren binnen een half jaar nadat ze getroffen zijn wordt de subsidie voor het buurtbusproject stopgezet.