Organisatie | Noordenveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening wet inburgering |
Citeertitel | Verordening Wet inburgering gemeente Noordenveld |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet Inburgering artt. 8, 19 lid 5, 23 lid 3 en 35
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-10-2010 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 22-09-2010 De Krant, 12-10-2010 | Onbekend |
De Raad van de gemeente Leek/Marum/Noordenveld.
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 augustus, inzake de gewijzigde Verordening 'Wet Inburgering';
gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid en 35 van de Wet inburgering;
overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Artikel 2. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars.
Het bestuur verstrekt inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars informatie terzake van hun belangrijkste rechten en plichten uit hoofde van de wet wanneer zij, na daartoe te zijn opgeroepen, verschijnen, doch uiterlijk op de dag waarop zij een handhavingsbeschikking of beschikking ter vaststelling van een inburgeringsvoorziening ontvangen.
Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening
Artikel 4. Aanbieden inburgeringsvoorziening
Het bestuur biedt in iedere geval de inburgeringsvoorziening aan, aan de asielgerechtigde inburgeringsplichtige en een geestelijke bedienaar.
Artikel 5. De samenstelling van de voorziening.
Indien de inburgeraar een re-integratie of participatietraject wordt aangeboden draagt het bestuur er zorg voor dat het traject, afhankelijk van capaciteiten en ambitie, zich richt op deelname aan de samenleving. Dit kan variëren van het volgen van een vervolg- of vakopleiding, het toeleiden naar de arbeidsmarkt of het deelnemen aan maatschappelijke activiteiten.
Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete
Artikel 11. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 20 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub a van de wet.
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige of oudkomer geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid of de krachtens artikel 23 derde lid gestelde regels van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub b van de wet.
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige of oudkomer geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn) indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het bestuur op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub c van de wet.
Het bestuur legt géén bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18 tweede lid, van de Wet werk en bijstand, dan wel voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van de bij de AMVB aangewezen sociale zekerheidswetten.
Artikel 12. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Het percentage van de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid of tweede lid wordt verhoogd, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub a en sub b van de wet.
Het percentage van de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, derde lid wordt verhoogd indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het bestuur op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, niet binnen de door het bestuur op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 sub d van de wet.
De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald. (een resultaatsverplichting)
Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen voor de inburgeringsplichtigen.
De gemeenten hebben de opdracht gekregen om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.
In de verordening wordt gesproken over `voorziening`. Hieronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorzieningn begrepen.
Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het bestuur moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.
In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
Het aanbodstelsel ten behoeve van inburgeringsplichtigen
In deze verordening is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 19a van de WI biedt om het bestuur de bevoegdheid te geven de voorzieningen vast te stelen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan. Het aanbodstelsel wordt gehandhaafd. Dit stelsel houdt in dat het bestuur de inburgeringsplichtige een aanbod doet en de voorziening vaststelt overeenkomstig het aanbod als de inburgeringsplichtige het aanbod heeft aanvaard.
Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatie-verstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de wet WI en informatie over het aanbod van inburgerings-voorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Het aanbieden van voorzieningen aan inburgeringsplichtigen
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.
Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringsvoorziening kan ook een duale inburgeringsvoorziening zijn. Dit is een inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).
De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening.
Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).
De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:
Het vaststellen van de bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars
De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.
Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.
De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).
Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI).
De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI). In deze verordening is er voor gekozen voor de vrijwillige inburgeraar geen eigen bijdrage te laten vaststellen. Dit om deelname aan een voorziening te bevorderen.
Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.
Het persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.
Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.
De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.
Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. In de wet is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, evenals het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. De raad stelt in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het bestuur is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover verantwoording af aan de raad.
In het tweede lid geeft de raad het bestuur de opdracht om in ieder geval een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven. Deze middelen worden met name genoemd.
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die gehanteerd worden bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars (art. 19 WI en artikel 24aWI)
Verder is het bestuur verplicht twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat daarbij om alle asielgerechtige inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijk bedienaar. (art. 19, tweede lid WI).
In dit artikel krijgt het bestuur de opdracht de groepen inburgeringsplichtigen en inburgeraars vast te stellen waaraan bij voorrang een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden. Er is voor gekozen de kaders niet te eng te definiëren. Om die reden staat in artikel 3 lid 1 `kan aanbieden.`
Ook is gekozen voor de kanbepaling om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het bestuur heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod.
In het tweede lid wordt nadrukkelijk aangegeven welke groepen op grond van de wet geen aanbod gedaan hoeft te worden.
Artikel 4 Aanbieden inburgeringsvoorziening
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
Artikel 5 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening
In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het bestuur de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het bestuur een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen.
Het eerste lid regelt de bijkomende faciliteiten die het bestuur als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen.
Tevens regelt het eerste lid dat voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel van de inburgeringsvoorziening is indien het bestuur dit noodzakelijk acht
In het tweede wordt aangegeven dat het bestuur de voorziening afstemt op het startniveau, de vaardigheden, persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar. Voor het bepalen van het startniveau en vaardigheden kan gedacht worden aan kennis van de Nederlandse samenleving en leercapaciteit. Bij persoonlijke omstandigheden aan bijvoorbeeld eventuele zorgtaken en bij de maatschappelijke positie het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriele regeling. Gemeenten hebben niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.
Het derde lid van artikel 5 van de verordening draagt het bestuur op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het bestuur (kunnen) worden verstrekt, zal het bestuur afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigen risicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).
Het vierde lid biedt de basis voor het aanbieden van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.
Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage
De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand, WIJ, IOAW of IOAZ ontvangen mogelijk dat het bestuur de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het bestuur wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.
Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het bestuur het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.
In tegenstelling tot de verplichte inburgeraar is de vrijwillige inburgeraar geen eigen bijdrage verschuldigd. Hoewel de raad hiertoe wel de bevoegdheid heeft is besloten af te zien van het opleggen van een eigen bijdrage. Een eigen bijdrage zou een belemmering kunnen vormen voor deelname.
Artikel 7 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het bestuur om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het bestuur legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.
Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod
In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het bestuur het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het bestuur een aanbod heeft gedaan. Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening.
In het derde lid wordt geregeld dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt. In het vierde lid wordt geregeld dat de beschikking dezelfde inhoud moet hebben als het aanbod. Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.
Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. (3,5 jaar na aanvang van deze termijn)
In dit artikel is eveneens opgenomen op welke wijze aan de vrijwillige inburgeraars een aanbod wordt gedaan.
Artikel 9 De inhoud van de beschikking
In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking zal de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening. Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene bekend zijn gemaakt.
De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7 WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 6 van de verordening.
Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het bestuur een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het bestuur in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Binnen 3,5 jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald.
Het bestuur kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Er zijn twee mogelijkheden:
1. Termijn van de handhaving direct in te laten gaan.
Het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen richt zich op de verantwoordelijkheid van de betreffende persoon als oudkomer. Hij is inburgeringsplichtig en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.
2.Termijn van de handhaving koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat.
De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend.
Het ligt voor de hand om voor 1 te kiezen en de termijn van handhaving direct in te laten gaan. Wanneer de termijn van handhaving wordt gekoppeld aan de datum waarop de inbugeringsvoorziening van start gaat. De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.
Artikel 10 afstemming en dringende redenen
Deze verordening bevat de standaardhoogte van de boete. (art. 11). De gemeente zal echter bij elke op te leggen boete moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige afwijking van de hoogte van de voorgeschreven standaardboete geboden is. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verzwaring als een matiging inhouden.
Bij het beoordelen of een boete moet worden opgelegd, en zo ja, hoe hoog die boete moet zijn zal de gemeente dus de volgende vier stappen moeten doorlopen:
Stap 1: vaststellen van de ernst van het niet-nakomen van een verplichting door de inburgeringsplichtige
Stap 2: vaststellen van de omstandigheden van de inburgeringsplichtige
Stap 3 vaststellen van de mate van verwijtbaarheid
Stap 4: vaststellen of er dringende redenen zijn om af te zien van het opleggen van de boete
In het derde lid is bepaald dat de hierboven genoemde uitgangspunten onverkort van kracht blijven bij toepassing van deze verordening. Het maakt het mogelijk maatwerk te leveren en af te wijken van de standaardboete als de bijzondere omstandigheden van het geval daar aanleiding toe geven. In het vierde lid is, om ieder mogelijk misverstand daarover uit te sluiten aangegeven dat geen boete wordt opgelegd als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Artikel 11 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.
Het bestuur zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het bestuur moet bij elke op te leggen bestuurlijke boete nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.
In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het bestuur in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
Bij de overige gevallen waarin geen sprake is van samenloop heeft het bestuur gekozen voor het zoveel mogelijk afstemmen van de hoogte van de boete op de maatregelenverordening WWB.
Artikel 12 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel biedt het bestuur de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 11 mogelijk is. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.
De artikelen 11 en 12 bieden voor het bestuur het kader bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen.