Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlem

Uitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2016
CiteertitelUitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpGewijzigd beleid uitvoering maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning en begeleiding.

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201823-05-2020Wijziging artt. 1.5, 1.6, 2.4, 2.7

21-11-2017

gmb-2017-223369

BBV nr: 2017/482939
01-01-201601-01-2018Nieuwe regeling

15-12-2015

gmb-2016-4840

2016

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2016

Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem besluiten,

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de daarbij behorende nadere regelgeving, alsmede de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem,

besluiten:

Algemene bepalingen

Voor de begripsbepalingen wordt verwezen naar de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (de wet), de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem (de verordening) en de Uitvoeringsregels maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2016 (de uitvoeringsregels).

Hoofdstuk 0. Algemene voorwaarden persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 0.1 Voorwaarden om een pgb toegekend te kunnen krijgen

Het college verstrekt een pgb indien in de onderzoeksfase blijkt dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • 1.

    De cliënt geeft gemotiveerd aan waarom hij de nodige ondersteuning met een pgb wil inkopen;

  • 2.

    De cliënt (of diens vertegenwoordiger) geeft blijk voldoende in staat te zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen om op verantwoorde wijze de verplichtingen die voortvloeien uit het pgb uit te voeren;

  • 3.

    De beoogde ondersteuning die met een pgb wordt ingezet is van goede kwaliteit en bevordert het beoogde resultaat maximaal;

  • 4.

    De cliënt geeft concreet inzicht in de wijze waarop de gestelde doelen gerealiseerd worden;

  • 5.

    De cliënt besteedt het pgb niet bij een zorgverlener die tevens optreedt als de vertegenwoordiger van deze aanvrager, tenzij uit het persoonlijk plan voor een pgb blijkt dat de belangen van de cliënt hiermee voldoende gewaarborgd zijn;

  • 6.

    Ten behoeve van de punten 1 tot en met 4 stelt de cliënt in samenwerking met de zorgverlener een persoonlijk pgb plan op. Het persoonlijk pgb plan wordt opgesteld aan de hand van het door het college hiervoor beschikbaar gestelde format.

Artikel 0.2 Het persoonlijk plan voor een pgb

Voor iedere maatwerkvoorziening kan een persoonlijk pgb plan opgesteld worden. Een persoonlijk pgb plan kan uit de volgende onderdelen bestaan:

  • a.

    De wijze waarop de met een pgb in te kopen ondersteuning bijdraagt aan participatie en zelfredzaamheid (gestelde doelen);

  • b.

    De wijze waarop het sociaal netwerk, algemene voorzieningen en/of andere voorliggende voorzieningen worden betrokken bij de ondersteuning;

  • c.

    De wijze waarop en waar de budgethouder zijn ondersteuning zal inkopen;

  • d.

    De wijze waarop de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

  • e.

    De concrete aard, omvang en duur van de ondersteuning;

  • f.

    Een begroting van de concrete ondersteuning.

  • g.

    Ten behoeve van een pgb voor een zaak, zoals onder meer hulpmiddelen en woonvoorzieningen, is de aanlevering van een offerte in de onderzoeksfase en een factuur binnen 6 weken na de beschikking voldoende. De offerte en de factuur dienen te voldoen aan het programma van eisen dat hiervoor is vastgesteld in het onderzoeksverslag respectievelijk de beschikking.

Artikel 0.3 Controle van het verstrekte pgb

  • 1.

    De besteding van het pgb wordt door het college eenmalig (bij een zaak) of periodiek (bij diensten en andere periodieke betalingen) onderzocht;

  • 2.

    Een pgb dat niet is besteed aan de in het persoonlijk pgb plan omschreven ondersteuning c.q. niet voldoet aan het programma van eisen (bij een zaak) kan worden teruggevorderd;

  • 3.

    Een pgb dat gestelde doelen onvoldoende bevordert kan aangepast of herzien worden.

Hoofdstuk 1. Hoogte persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.1
    • a.

      De hoogte van een pgb ten behoeve van een roerende zaak is ten hoogste gelijk aan de aan de gemeentelijke leverancier verschuldigde huurprijs, inclusief onderhoud en reparatie, over een periode van vijf jaar van de goedkoopst adequate voorziening, voor zover het een voorziening uit het overeengekomen kernassortiment van de gemeentelijke leverancier betreft.

    • b.

      In het geval het een roerende zaak buiten het kernassortiment van de gemeentelijke leverancier betreft, bestaat het pgb uit twee componenten:

      • -

        een bedrag, bestemd voor de aanschafkosten van de goedkoopst adequate voorziening;

      • -

        een bedrag, bestemd voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van de voorziening, dat maximaal 25% van de kosten van aanschaf van de goedkoopst adequate voorziening kan bedragen.

    Tevens geldt dat het college aan de hand van de criteria noodzakelijk en goedkoopst adequaat de omvang van voornoemde bedragen vaststelt aan de hand van de uitkomst van tenminste twee offertes, uitgebracht door een leverancier naar keuze, waarvan:

    • -

      één opgevraagd door de gemeente. Bij twijfel over het goedkoopst adequate karakter van de offerte van de (gemeentelijke) leverancier, kan de gemeente nog een offerte opvragen bij een andere leverancier;

    • -

      één opgevraagd door belanghebbende.

  • 1.2

    De hoogte van een pgb ten behoeve van een woningaanpassing wordt vastgesteld aan de hand van het programma van eisen en de tarievenlijst overeengekomen met de woningcorporaties dan wel op basis van het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte van een erkende aannemer.

    Tevens geldt dat het college aan de hand van de criteria noodzakelijk en goedkoopst adequaat de omvang van voornoemde bedragen vaststelt aan de hand van de uitkomst van tenminste twee offertes, uitgebracht door een aannemer naar keuze, waarvan:

    • -

      één opgevraagd door de gemeente;

    • -

      één opgevraagd door belanghebbende.

  • 1.3

    De hoogte van een pgb ten behoeve van de tegemoetkoming in de meerkosten voor de verhuizing en de herinrichtingskosten kan uit twee componenten bestaan welke respectievelijk als volgt worden vastgesteld:

    • a.

      De hoogte van het pgb voor de verhuizing wordt bepaald op basis van:

      • 1.

        de omvang van de verhuizing; en

      • 2.

        de kosten van het transport van de inboedel naar de nieuwe woning.

      De omvang van het bedrag wordt vastgesteld aan de hand van de uitkomst van tenminste twee offertes uitgebracht door een verhuizer naar keuze, waarbij uit wordt gegaan van de goedkoopst adequate offerte, waarvan:

      • -

        één opgevraagd door de gemeente;

      • -

        één opgevraagd door belanghebbende.

    • b.

      De hoogte van het pgb voor de herinrichting wordt bepaald op basis van de afschrijving van de inrichting van de woning die verlaten wordt. Indien de inrichting van de te verlaten woning niet volledig is afgeschreven, worden voor de herinrichting van de nieuwe woning naar rato de Nibudnormen gehanteerd.

    • c.

      Voor het op verzoek van de gemeente vrijmaken van een (rolstoelgeschikte) woning kan een verhuiskostenvergoeding van maximaal € 5.000,– worden toegekend aan de leefeenheid van de woning waarvan de persoon – voor wie de woning is aangepast of waarheen deze persoon destijds met een indicatie van de gemeente naar toe verhuisd is – geen deel meer uitmaakt van deze leefeenheid.

  • 1.4

    De hoogte van een pgb voor lokaal vervoer bedraagt € 25 per maand voor alleenstaanden en € 37,50 per maand voor echtparen.

  • 1.5

    De hoogte van het pgb voor huishoudelijke ondersteuning bedraagt maximaal per uur:

    • a.

      € 19,55 voor huishoudelijke ondersteuning (reguliere werkzaamheden ten behoeve van een schoon en leefbaar huis);

    • b.

      € 22,80 voor huishoudelijke ondersteuning met begeleiding (als a én er is noodzaak voor overname regie en/of er is sprake van de verzorging van jonge kinderen);

    • c.

      € 24,95 voor huishoudelijke ondersteuning met begeleiding intensief (als a én b, met intensieve begeleiding vanwege zware en complexe problematiek);

  • dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener.

    • d.

      Op het uurtarief van het pgb ten behoeve van huishoudelijke ondersteuning is geen indexering van toepassing, tenzij het college daartoe anders beslist door middel van een daartoe strekkend besluit.

  • 1.6

    De hoogte van een pgb ten behoeve van begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf:

    • 1.

      De tarieven voor ambulante begeleiding regulier worden vastgesteld op maximaal:

      • a.

        € 40,90 per uur voor lichte ambulante begeleiding;

      • b.

        € 44,20 per uur voor middelzware ambulante begeleiding; en

      • c.

        € 54,00 per uur voor zware ambulante begeleiding;

    • dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener.

    • 2.

      Het tarief voor gezinsbegeleiding voor jongvolwassenen 18-23 jaar wordt vastgesteld op maximaal € 55,60 per uur, dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener.

    • 3.

      De uurtarieven voor ambulante begeleiding voor jongvolwassenen worden vastgesteld op maximaal:

      • a.

        € 39,30 per uur voor lichte ambulante begeleiding (a):

      • b.

        € 56,10 per uur voor middelzware ambulante begeleiding (b);

      • c.

        € 63,75 per uur voor zware ambulante begeleiding (c);

    • dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener.

    • 4.

      De tarieven voor dagbesteding (exclusief vervoer) worden vastgesteld op maximaal:

      • a.

        € 38,80 per dagdeel bij lichte problematiek;

      • b.

        € 47,60 bij middelzware problematiek;

      • c.

        € 56,40 bij zware problematiek;

    • dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener.

    • 5.

      De tarieven voor dagbesteding voor jongvolwassenen worden vastgesteld op:

      • a.

        € 49,85 per dagdeel voor dagbesteding a;

      • b.

        € 66,80 per dagdeel voor dagbesteding b, als a bij complexe problematiek;

    • dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener.

    • 6.

      De tarieven voor noodzakelijke vervoerskosten naar dagbesteding worden vastgesteld op maximaal:

      • a.

        € 10,00 per dag bij regulier vervoer (regulier personenbusje);

      • b.

        € 21,00 per dag bij bijzonder vervoer (bijvoorbeeld bij rolstoelgebondenheid of intensieve begeleiding).

    • 7.

      De tarieven voor kortdurend verblijf worden vastgesteld op maximaal:

      • a.

        € 145,20 per etmaal voor basis verblijf;

      • b.

        € 195,20 per etmaal voor verblijf plus;

    • dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener.

    • 8.

      Het tarief voor kortdurend verblijf voor jongvolwassenen wordt vastgesteld op een all-in tarief van maximaal €207,20 per etmaal.

    • 9.

      Het tarief voor het fasehuis / kamertrainingscentrum voor jongvolwassenen wordt vastgesteld op een all-in tarief per etmaal van maximaal €188,80.

    • 10.

      Pas als burgers op eigen kracht geen alternatief kunnen organiseren, dan is het mogelijk om voor het noodzakelijke vervoer een apart pgb te indiceren met de bovengenoemde bedragen. Hiermee kan de burger bij de aanbieder van keuze of op een andere wijze vervoer inkopen.

  • 1.7

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1.6 onder 1 en 2 wordt het uurtarief in het geval de zorg wordt verleend door een informele zorgverlener vastgesteld op € 20 per uur, dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de informele zorgverlener.

  • 1.8
    • a.

      De hoogte van een pgb ten behoeve van beschermd wonen wordt vastgesteld op de tarieven zorgzwaartepakket pgb GGZ-C 2014 van het College voor Zorgverzekeraars minus een korting van 5 %. De tarieven staan in de toelichting op dit artikel.

    • b.

      Het vrij besteedbare bedrag van het pgb beschermd wonen is anderhalf procent van het pgb, met een minimum van € 250,– en een maximum van € 1.250,–.

    • c.

      Om in aanmerking te kunnen komen voor de jaarlijkse woontoeslag geldt dat er sprake moet zijn van een wooninitiatief waar minimaal 3 en maximaal 26 bewoners op 1 adres – of binnen een straal van 100 meter – wonen.  De toeslag wordt besteed aan ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte die onderdeel uit maakt van de woonvorm. Deze ruimte is geschikt voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten.

    • d.

      Op verzoek van het college wordt een pgb beschermd wonen door de cliënt verantwoord, waarbij voor de woontoeslag geldt dat deze is besteed aan een gemeenschappelijke leefruimte.

  • 1.9

    Tussen de budgethouder en de zorgverlener van de maatwerkvoorziening dient een overeenkomst te worden gesloten, indien het gaat om een pgb ten behoeve van dienstverlening. De SVB toetst of de overeenkomst voldoet aan het arbeidsrecht, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen zorg door een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een zorgorganisatie. Daarnaast toetst de gemeente de overeenkomst op inhoud.

    Om inhoudelijk te kunnen toetsen of het resultaat genoemd in de beschikking wordt behaald, moet in ieder geval het volgende in de overeenkomst zijn opgenomen:

    • -

      de aard en de omvang per periode van de te verrichten diensten en welke werkafspraken daarover gemaakt zijn;

    • -

      de afgesproken vergoeding per uur;

    • -

      of sprake is van een week- of maandvergoeding;

  • 1.10

    Uitbetaling van het pgb vindt plaats op declaratiebasis door de Sociale Verzekeringsbank (trekkingsrecht).

Hoofdstuk 2. Eigen bijdrage

Algemene voorzieningen

  • 2.1

    Instellingen die binnen de basisinfrastructuur algemene voorzieningen aanbieden kunnen een bijdrage vragen voor de normale gebruikskosten, zoals de kosten van consumpties en materiaalkosten. Deze kosten liggen over het algemeen lager dan commerciële prijzen.

Maatwerkvoorzieningen

  • 2.2

    De gemeente sluit voor de berekening van de hoogte van de eigen bijdrage aan bij de maximale bedragen en de inkomensgrenzen, die vermeld staan in het geldende Landelijke uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De eigen bijdrage, m.u.v. de eigen bijdrage voor Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang, wordt vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

  • 2.3

    Belanghebbende is voor alle wettelijke toegestane voorzieningen, te weten op het terrein van de woonvoorzieningen, de vervoersvoorzieningen, sportvoorzieningen, huishoudelijke ondersteuning, individuele begeleiding, begeleiding in groepsverband en kortdurend verblijf, – ongeacht of sprake is van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget (verder pgb), een eigen bijdrage verschuldigd als bedoeld in artikel 5.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2015 en nader geregeld in het Landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    De eigen bijdrage is nooit hoger dan de kostprijs van de voorziening.

  • 2.4

    Hoogte en duur eigen bijdrage:

    • a.

      Algemeen: de eigen bijdrage wordt geheven, zolang de maatwerkvoorziening wordt gebruikt of tot de kostprijs van de maatwerkvoorziening is voldaan. Voor de voorzieningen die door het college worden gehuurd en aan belanghebbende in bruikleen wordt verstrekt, is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de voorziening per periode van 4 weken een maximale eigen bijdrage verschuldigd die is berekend op basis van de huurprijs die de gemeente betaalt voor de voorziening aan haar gecontracteerde leverancier.

    • b.

      Voor de voorzieningen die door het college worden gekocht en aan belanghebbende in bruikleen wordt verstrekt 2 is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de voorziening per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd, berekend op basis van de kostprijs van de voorziening.

    • c.

      Voor voorzieningen die door het college worden gekocht en in eigendom worden verstrekt, is belanghebbende per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd, die is berekend op basis van de kostprijs van de voorziening.

    • d.

      Voor voorzieningen die door het college in de vorm van een pgb worden verstrekt voor een zaak, is belanghebbende gedurende de looptijd van het pgb, per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd, die is berekend op basis van de kostprijs van de zaak die belanghebbende op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

    • e.

      Voor een voorziening, in natura of pgb, zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 4 van de Verordening is belanghebbende per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd, die is berekend op basis van de kostprijs van de woningaanpassing.

    • f.

      Voor een voorziening in natura voor diensten, waaronder huishoudelijke ondersteuning, individuele begeleiding, persoonlijke verzorging, begeleiding in groepsverband en kortdurend verblijf is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de hulp per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd die is berekend op basis van het minimum-uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning.3

    • g.

      Voor een voorziening in de vorm van een pgb voor diensten, waaronder huishoudelijke ondersteuning, individuele begeleiding, persoonlijke verzorging, begeleiding in groepsverband en kortdurend verblijf is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de hulp per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd die is berekend op basis van het minimum tarief voor huishoudelijke ondersteuning4

    • h.

      In geval van een maatwerkvoorziening of een pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een persoon jonger dan 18 jaar, is een eigen bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

    • i.

      Voor de maatwerkvoorziening tegemoetkoming in de meerkosten voor de verhuizing en de inrichtingskosten is belanghebbende voor de duur van 1 jaar (13 periodes) een eigen bijdrage verschuldigd.

    • j.

      In situaties waarin dit besluit niet voorziet, wordt voor de vaststelling van de hoogte en duur van de eigen bijdrage aangesloten bij het bepaalde in dit artikel.

  • 2.5

    Eigen bijdrage voor maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang en vrouwenopvang

    • 1.

      De verschuldigde eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten en maximaal het verschil tussen het netto inkomen inclusief vakantiegeld en de norm voor zak- en kleedgeld conform artikel 23 Participatiewet, welke norm wordt vermeerderd met de standaardpremie bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag en gecorrigeerd met de zorgtoeslag en omgerekend naar vier weken.

    • 2.

      De eigen bijdragen worden door de instellingen geïnd.

    • 3.

      Bij de toepassing van het eerste lid, wordt per kalenderjaar uitgegaan van twaalf maanden.

    • 4.

      De eigen bijdrage is verschuldigd voor iedere dag of gedeelte van een dag, waarop de cliënt gebruik maakt van de voorziening.

    • 5.

      Indien een cliënt gehuwd is en zijn partner geen gebruik maakt van de opvang geldt de bijstandsnorm voor een alleenstaande bij opname in een inrichting zoals bedoeld in artikel 23 van de Participatiewet.

    • 6.

      Indien de instelling aan de cliënt geen voeding verstrekt, wordt de verschuldigde eigen bijdrage verminderd met een bedrag voor voeding zoals jaarlijks geïndexeerd vastgesteld door het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD). Voor VO wordt voor elke cliënt uitgegaan van 1 tarief te weten het normbedrag mannen (ijkjaar 2015 betekent dit € 160,–).

    • 7.

      Indien een cliënt ouder/verzorger is van minderjarige kinderen en met hen in de opvang woont, wordt de norm persoonlijke uitgaven met 10 procent per kind opgehoogd. Voor VO wordt deze verhoging gemaximeerd op 3 kinderen.

    • 8.

      Voor alle nachtopvangvoorzieningen geldt voor volwassenen hetzelfde tarief, berekend per nacht.

    • 9.

      Voor alle nachtopvangvoorzieningen voor zwerfjongeren geldt een lager tarief dan voor volwassenen, berekend per nacht.

    • 10.

      Indien de gecontroleerde aanschaf van alcohol deel uitmaakt van een behandeling, wordt de norm persoonlijke uitgaven opgehoogd met een bedrag van € 100,– per vier weken.

    • 11.

      Voor de kosten van begeleiding is geen eigen bijdrage verschuldigd.

    • 12.

      In het geval het inkomen, verminderd met eigen bijdrage, minder bedraagt dan de norm voor persoonlijke uitgaven, wordt de eigen bijdrage zodanig verminderd, dat de norm voor persoonlijke uitgaven beschikbaar blijft. Indien de instelling geen voeding verstrekt, wordt de eigen bijdrage zodanig verminderd dat naast de norm voor persoonlijke uitgaven, ook de norm voor voeding beschikbaar blijft.

    • 13.

      Het vorige lid geldt niet indien de cliënt verzuimt om voldoende inkomen te verwerven.

  • 2.6

    Eigen bijdrage voor beschermd wonen

    Voor een cliënt die verblijft in een instelling voor beschermd wonen wordt de verschuldigde eigen bijdrage berekend op grond van het bepaalde in paragraaf 3 (Beschermd wonen) van het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2.7

    Uitzonderingen eigen bijdrage:

    Een eigen bijdrage wordt niet opgelegd bij de verstrekking van:

    • a.

      een rolstoel of een pgb voor aanschaf van een rolstoel, incl. de aanpassingen hieraan;

    • b.

      een collectieve vervoersvoorziening 5 ;

    • c.

      een vervoersvoorziening in de vorm van een pgb lokale verplaatsingen;

    • d.

      een maatwerkvoorziening in een algemene of gemeenschappelijke ruimte;

    • e.

      een verhuiskostenvergoeding voor het op verzoek van de gemeente vrijmaken van een woning;

    • f.

      algemene voorzieningen die niet op individuele aanvraag zijn verstrekt;

    • g.

      voorzieningen aan personen die jonger zijn dan 18 jaar, behoudens de voorziening bedoeld in artikel 5.1 lid 4 van de Verordening woningaanpassingen;

    • h.

      begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en fasehuis-/kamertrainingscentrum voor jongvolwassenen van 18-23 jaar met opvoed- en opgroeiproblematiek.

  • De gemeente heeft het regresrecht afgekocht. Dit betekent dat er geen eigen bijdrage geldt voor een cliënt met Wmo-maatwerkvoorzieningen die worden verstrekt na letsel dat door een derde is veroorzaakt. Er is hierbij sprake van een causaal verband tussen het letsel en de beperkingen waarvoor een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

Hoofdstuk 3. Overgangsbepalingen

  • 3.1

    De in dit Uitvoeringsbesluit vastgestelde tarieven zijn:

    • a.

      op nieuwe besluiten van toepassing direct na inwerkingtreding van dit Uitvoeringsbesluit;

    • b.

      op lopende pgb’s beschermd wonen en begeleiding individueel van toepassing per 1 mei 2016.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

  • 4.1

    Het college kan, indien sprake is van zwaarwegende omstandigheden, afwijken van de bepalingen in dit besluit.

  • 4.2

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 4.3

    Dit besluit wordt aangehaald als Uitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2016.

Toelichting

Uitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2016

Hoofdstuk 0:

In dit hoofdstuk wordt invulling gegeven aan artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.

Hoofdstuk 1: Persoonsgebonden budget

1.1. a. Dit artikel regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een roerende zaak wordt vastgesteld. Hierbij moet gedacht worden aan vervoersvoorzieningen, rolstoelvoorzieningen en woonvoorzieningen, inclusief de individuele aanpassingen aan deze roerende zaken. Aan de hand van een programma van eisen wordt vastgesteld welk resultaat met de roerende zaak bereikt moet worden. Hierbij wordt, conform de Verordening, uit gegaan van de verschuldigde huurprijs die de gemeente kwijt zou zijn aan de gemeentelijk leverancier over een periode van vijf jaar van de goedkoopst adequate voorziening. De kosten van onderhoud en reparatie zijn verdisconteerd in deze huurprijs.

b.In het geval dat het een zaak buiten het kernassortiment betreft kan de hoogte van het pgb niet worden vastgesteld aan de hand van een verschuldigde huurprijs, aangezien er over deze roerende zaken geen afspraken zijn gemaakt met de leverancier van de gemeente. Het pgb bestaat dan uit twee componenten: een bedrag bestemd voor de aanschaf van de zaak, en een bedrag bestemd voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering. De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van tenminste twee offertes.

1.2. In artikel 1.2 is geregeld hoe het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde aanpassingen. Aan de hand van een programma van eisen wordt vastgesteld welk resultaat met de woningaanpassingen bereikt moet worden. Woningaanpassingen kunnen trapliften zijn, maar ook onder meer aanpassingen aan keukens, badkamers, toiletten en de aanpassing van drempels binnen de woning vallen hieronder.

Bij de eenvoudige, veel voorkomende kleine woningaanpassingen wordt gebruik gemaakt van een standaard tarievenlijst. Bij een uitgebreide woningaanpassing worden tenminste twee offertes opgevraagd bij een aannemer naar keuze. In de offerte kunnen de bouwkosten, materiaalkosten, architect kosten, kosten van toezicht, vergunningen enz. worden opgenomen. Welke kosten meegenomen worden verschilt per situatie. Vaststellen welke kosten wel/niet kunnen worden meegenomen vraagt dan ook om maatwerk.

1.3. In artikel 1.3 is geregeld op welke wijze de hoogte van het pgb voor verhuis- en inrichtingskosten wordt vastgesteld. Financiële tegemoetkomingen mogen onder de vigeur van de Wmo 2015 niet meer worden verstrekt. Een voorziening kan alleen verstrekt worden als maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. De verhuiskostenvergoeding van € 2.500,– die tot eind 2014 in het kader van de Wmo verstrekt kon worden, is komen te vervallen.

De nieuwe maatwerkvoorziening zal individueel en op maat worden vastgesteld. Deze maatwerkvoorziening kan bestaan uit een pgb voor de verhuizing en een pgb voor inrichtingskosten.

a.Verhuiskosten

Voor de verhuiskosten zal gekeken zal worden naar de werkelijke kosten van de verhuizing, op basis van de goedkoopst adequate offerte van een verhuisbedrijf. Uitgangspunt blijft wel dat de inboedel en inrichting van de woning is uitgerust conform het niveau sociale woningbouw.

b.Inrichtingskosten

Voor de inrichtingskosten van de nieuwe woning wordt allereerst gekeken naar de afschrijving van de materialen van de woning die men verlaat. Bij de vaststelling van de kosten voor de inrichting van de nieuwe woning wordt rekening gehouden met raambedekking, vloerbedekking en wandbekleding die in de nieuwe woning nodig zijn. Er wordt hierbij uitgegaan van de normen zoals deze gehanteerd worden door de afdeling Sociale Zaken voor stoffering van een woning te behoeve van de bijzondere bijstand (Nibudnormen).

1.4. In artikel 1.4 is de hoogte voor het pgb voor lokaal vervoer (plv) vastgesteld. Deze maatwerkvoorziening kan worden verstrekt als alternatief voor de natura-verstrekking van het collectief vervoer. De hoogte van het pgb voor lokaal vervoer bedraagt € 25,00 per maand. De reden hiervan is dat aangesloten wordt bij het beleid van de OV-taxi per 1 maart 2013. Reizigers in de OV-taxi kunnen maximaal 350 zones reizen. Dit komt overeen met 1.500 kilometer. Uitgangspunt bij de vergoeding is de onbelaste kilometervergoeding van € 0,19 zoals deze wordt gehanteerd door de Belastingdienst. Dit levert een gemiddeld maandbedrag op van € 23,75, welke wordt afgerond naar € 25,00. Voor echtparen wordt een bedrag van € 37,50 gehanteerd.Vanwege het feit dat de Belastingdienst dit bedrag als onbelast aanmerkt, wordt de plv niet met een eigen bijdrage belast.

1.5. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning wordt vastgesteld op 85% van de kosten die voor de gemeente zijn verbonden aan het verlenen van goedkoopst adequate ondersteuning in natura. De overwegingen die hieraan ten grondslag liggen zijn dat de met een pgb in te kopen ondersteuning over het algemeen goedkoper is dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten zijn.

Uit een vergelijking van gemiddelde tarieven van particuliere aanbieders van huishoudelijke ondersteuning blijkt dat 85% van het laagste tarief dat wij met onze gecontracteerde aanbieders overeen zijn gekomen een reëel percentage is om deze zorg te kunnen inkopen.

1.6. Voor de tarieven voor het pgb voor begeleiding en kortdurend verblijf sluiten we aan bij de tarieven opgenomen in het tarieventabel 2014 zoals gepubliceerd door het College voor Zorgverzekering. Voor individuele begeleiding (waaronder begrepen wordt de individuele begeleiding bij de persoonlijke verzorging) geldt een uurtarief van € 35,95, voor begeleiding groep (exclusief vervoer) geldt een dagdeeltarief van € 44,45 en voor kortdurend verblijf geldt een etmaal tarief van € 101. Toegevoegd is een maximum uurtarief voor gespecialiseerde begeleiding aangezien het gemiddelde tarief van € 35,95 niet voor alle begeleiding voldoet en het voorheen – onder de AWBZ – ook mogelijk was om het bij een specifieke klasse toegekende pgb voor minder in te zetten tbv begeleiding geen een hoger tarief.

In alle gevallen geldt indien de budgethouder met de zorgverlener een lager tarief overeenkomt dan wordt het pgb-bedrag op dat lagere tarief vastgesteld.

Onder 4 is de mogelijkheid opgenomen om een pgb voor vervoerkosten te verstrekken. Als burgers op eigen kracht geen alternatief kunnen organiseren, dan is het mogelijk om voor het vervoer een apart pgb te indiceren. Hiermee kan de burger bij de aanbieder van keuze of op een andere wijze vervoer inkopen.

1.7. De hoogte van een pgb dat wordt ingezet t.b.v. ondersteuning door informele zorgverleners wordt vastgesteld op € 20,00 per uur, dan wel lager indien overeengekomen met de informele zorgverlener.

Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat informele zorg (deels) een ander karakter heeft en gebeurt vanuit een andere motivatie dan formele zorg. Er is sprake van een andere betrokkenheid tussen zorgverlener en cliënt; een betrokkenheid die een andere dan financiële waarde oplevert voor de zorgverlener. Verder kent informele zorg geen overheadkosten (zoals bijvoorbeeld kosten voor organisatie, kosten om te voldoen aan kwaliteitseisen, e.d.).

Op dit moment wordt in de Zorgverzekeringswet en in de AWBZ een tarief gehanteerd van maximaal € 20,00 per uur. Per Saldo, de belangenorganisatie voor Pgb-houders, vindt dit een redelijk tarief, gebaseerd op ervaringsgegevens. Ook onderzoek van de Erasmus Universiteit bevestigt de redelijkheid van het tarief.

1.8 a. Persoonsgebonden budget BW:

Voor beschermd wonen gelden de volgende tarieven:

Tarieven pgb ZZP GGZ-C 2016

ZZP GGZ-C

PV

VP

Bg-ind

BG-groep

Plus zzp-ophoging

Bruto pgb jaar 2016

Bruto pgb week 2016

Wonen toeslag

+ Wonen

 

Bruto pgb jaar 2016

Wonen bruto pgb week 2016

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1 GGZ Czonder BG-groep

€ 1.411,70

 

€10.285,65

 

3.165,40

14.862,75

285,04

€ 3800

 18.662,75

€ 357,91

1 GGZ Cmet BG-groep

€ 1.411,70

 

€10.285,65

9.244,45

3.165,40

24.107,20

462,33

€ 3800

27.907,20

€ 535,21

1 GGZ Cmet BG-groep en vervoer

€ 1.411,70

 

€10.285,65

10.348,35

3.165,40

25.211,10

483,50

€ 3800

29.011,10

€ 556,38

2 GGZ Czonder BG-groep

€ 1.411,70

 

21.489,95

 

3.165,40

26.067,05

499,92

€ 3800

29.867,05

€ 572,79

2 GGZ Cmet BG-groep

€ 1.411,70

 

21.489,95

9.244,45

3.165,40

35.311,50

677,21

€ 3800

39.111,50

€ 750,08

2 GGZ Cmet BG-groep en vervoer

€ 1.411,70

 

21.489,95

10.348,35

3.165,40

36.415,40

698,37

€ 3800

 40.215,,40

€ 771,26

3 GGZ Czonder BG-groep

€ 4.235,10

 

21.489,95

 

3.165,40

28.890,45

554,06

€ 3800

32.690,45

€ 626,94

3 GGZ Cmet BG-groep

€ 4.235,10

 

21.489,95

9.244,45

3.165,40

38.134,90

731,36

€ 3800

41.934,90

€ 804,23

3 GGZ Cmet BG-groep en vervoer

€ 4.235,10

 

21.489,95

10.348,35

3.165,40

39.238,80

752,52

€ 3800

43.038,80

€ 825,40

4 GGZ Czonder BG-groep

€ 4.235,10

13.295,25

15.904,90

 

3.165,40

36.600,65

701,93

€ 3800

40.400,65

€ 774,81

4 GGZ Cmet BG-groep

€ 4.235,10

13.295,25

15.904,90

9.244,45

3.165,40

45.845,10

879,23

€ 3800

49.645,10

€ 952,101

4 GGZ Cmet BG-groep en vervoer

€ 4.235,10

€ 13.995

15.904,90

10.348,35

3.165,40

46.949,00

900,39

€ 3800

50.749,00

€ 973,27

5 GGZ Czonder BG-groep

€ 7.752,00

€7.252,30

21.489,95

 

3.165,40

39.659,65

760,60

€ 3800

43.459,65

€ 833,47

5 GGZ Cmet BG-groep

€ 7.752,00

€7.252,30

21.489,95

9.244,45

3.165,40

48.904,10

937,89

€ 3800

52.704,10

€ 1.010,76

5 GGZ Cmet BG-groep en vervoer

€ 7.752,00

€7.252,30

21.489,95

10.348,35

3.165,40

50.008,00

959,05

€ 3800

53.808,00

€ 1.031,94

6 GGZ Czonder BG-groep

€16.197,50

13.295,25

21.489,95

 

3.165,40

54.148,10

1.038,45

€ 3800

57.948,10

€ 1.111,33

6 GGZ Cmet BG-groep

€16.197,50

13.295,25

21.489,95

9.244,45

3.165,40

63.392,55

1.215,74

€ 3800

67.192,55

€ 1.288,63

6 GGZ Cmet BG-groep en vervoer

€16.197,50

13.295,25

21.489,95

10.348,35

3.165,40

64.496,45

1.236,92

€ 3800

68.296,45

€ 1.309,79

1.8b. Dit bedrag is bedoeld voor kleine uitgaven, bijvoorbeeld voor postzegels of telefoonkosten.

1.8c. Een cliënt met een pgb die in een wooninitiatief woont, kan ook in 2016 een beroep doen op een jaarlijkse woontoeslag. Een wooninitiatief is een woonvorm waarin minimaal 3 en maximaal 26 bewoners op 1 adres, of binnen een straal van 100 meter wonen. In deze woonvorm is ten minste één gemeenschappelijke verblijfsruimte aanwezig die geschikt is voor het ontplooien van gezamenlijke activiteiten.

1.8d. De voorwaarden voor de woontoeslag zijn aangescherpt: de woontoeslag moet besteed worden aan het beschermende karakter van het wooninitiatief. Dat betekent dat de kosten die het wooninitiatief maakt voor de gemeenschappelijke leefruimte(n) betaald mogen worden uit de toeslag. De toeslag kan niet worden besteed aan woonlasten of kosten voor het organiseren van de zorg. De gebruiker van de woontoeslag zal het gebruik van deze toeslag moeten verantwoorden.

1.9 Dit artikel behoeft geen toelichting.

1.10 In artikel 1.10 is geregeld dat de uitbetaling van het pgb plaatsvindt op basis van declaratie door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De gemeenten zijn wettelijk verplicht om pgb’s met ingang van 1 januari 2015 aan de SVB uit te keren. Burgers krijgen vervolgens op declaratiebasis toegang tot het toegekende pgb, waarbij de SVB een declaratie zal overmaken aan de leverancier van de hulp of de ondersteuning. Een burger krijgt een pgb dus niet meer overgemaakt op het eigen bankrekeningnummer.

Hoofdstuk 2: Eigen bijdrage

Algemene voorzieningen

2.1. Activiteiten die deel uitmaken van de basisinfrastructuur zijn vooral gericht op versterken van zelfredzaamheid en participatie. De deelname aan deze activiteiten is voor iedereen vrij toegankelijk en niet op basis van individuele beschikking, zoals wel het geval is bij maatwerkvoorzieningen. Het is mogelijk dat mensen zowel gebruik maken van een algemene voorziening uit de basis infrastructuur als van een maatwerkvoorziening. De kosten die mensen moeten betalen voor een algemene voorziening vallen buiten de cumulatiebepaling die het CAK hanteert om de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening te bepalen.

Instellingen hebben er echter belang bij de toegang tot hun voorzieningen en activiteiten zo laagdrempelig mogelijk te houden. De instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de kosten die zij in rekening brengen voor deelname aan hun activiteiten. Meestal zijn de deelnemersbijdragen niet kostendekkend en zal een deel ten laste van de subsidie vallen (bijvoorbeeld ten laste van overhead). Normale ‘gebruikskosten’ (kopje koffie, drankje, gebruik van biljart, materiaalkosten etc.) worden in rekening gebracht, maar liggen over het algemeen lager dan commerciële prijzen.

Maatwerkvoorzieningen

2.2. De eigen bijdrage regeling is van toepassing voor zover wettelijk toegestaan in het Landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning. Dit landelijke besluit wordt door de gemeente gevolgd omdat de rijksoverheid er bij haar uitkering – ten behoeve van de uitvoering van de Wmo – aan het gemeentefonds rekening mee houdt, dat gemeenten eigen bijdragen heffen binnen de mogelijkheden van landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo.

2.3. Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

2.4. De maximale begrenzing van periodes is vervallen in het landelijke Uitvoeringsbesluit. De gemeente gaat eigen bijdragen heffen zo lang een burger beschikt over de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget.

2.5.Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen maatschappelijke opvang en vrouwenopvang

De eigen bijdrage regeling is van toepassing voor zover wettelijk toegestaan in het Landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning. Voor de berekening van de eigen bijdrage volgens de uitgangspunten in lid 1 wordt uitgegaan van de volgende bedragen:

Bijdrage volwassenen 2014

Leeftijd

23+ jaar (*) en (**)

Totaal uitkering

900,77

Op uitkering in mindering te brengen posten:

Vakantiegeld

 

Ziektekosten minus toeslag

72,84

Persoonlijke toelage (PT)

285,14

Resteert

542,79

Vastgestelde pensionprijs (= eigen bijdrage)

543

(*) opgave SZ, vakantiegeld wordt ingehouden door SZ en jaarlijks uitgekeerd.

(**)In de VO wordt voor alle cliënten uitgegaan van het bijstandsniveau 23+.

2.6 geen toelichting nodig.

2.7 Ten opzichte van het huidige landelijke uitvoeringsbesluit Wmo blijft gehandhaafd dat er geen eigen bijdragen worden geheven op rolstoelen. Bij minderjaren (18 -) wordt er daarnaast ook geen eigen bijdrage geheven op hulpmiddelen. Woningaanpassingen ten behoeve van de zelfredzaamheid en participatie van minderjarigen worden wel belast met een eigen bijdrage aan het adres van de wettelijke ouder(s) of verzorger(s).

Hoofdstuk 3. Overgangsbepalingen

Een overgangstermijn van 4 maanden wordt gehanteerd zodat burgers zich hierop in kunnen stellen.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

De artikelen 4.1 tot en met 4.3 hoeven geen nadere toelichting.


2

Dit betreft de traplift. In 2013 zijn de (totale) kosten van de traplift vastgesteld op € 4.000,– per individuele verstrekking.

3

In 2018: maximaal € 23,00 per eenheid (per uur voor diensten,waaronder huishoudelijke ondersteuning, individuele begeleiding, persoonlijke verzorging. Per dagdeel voor begeleiding groep. Per etmaal voor kortdurend verblijf).

4

zie voetnoot 3

5

Vervoerders brengen wel een ritprijs in rekening bij de cliënt