Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hulst

Procedure voor advisering tegemoetkoming in planschade

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHulst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingProcedure voor advisering tegemoetkoming in planschade
CiteertitelProcedure voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Hulst 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de procedureverordening voor advisering tegemoetkoming planschade gemeente Hulst 2008; aanvraagformulier, zie art. 1a en bijlage onderaan deze regeling, is vastgesteld bij [besluit van het college van burgemester en wethouders d.d. 8 december 2015](https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2015-124660.html)

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet ruimtelijke ordening, art. 6.7
  2. Besluit ruimtelijke ordening, art. 6.1.3.3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-2015Nieuwe regeling

17-12-2015

Elektronisch Gemeenteblad, NUMMER GVOP-2015-124636

Rb2015/68

Tekst van de regeling

Intitulé

Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade

De raad van de gemeente Hulst;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 november 2015;

Gelet op artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening;

B E S L U I T :

  • ·

    De “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming planschade gemeente Hulst 2008” in te trekken;

  • ·

    De “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Hulst 2015” vast te stellen;

  • ·

    Het ‘aanvraagformulier tegemoetkoming planschade’ in de verordening 2015 op te nemen.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld inartikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

  • b.

    adviseur: de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon alsbedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening;

  • c.

    adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, vandeze verordening;

  • d.

    besluit: Besluit ruimtelijke ordening;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • f.

    gemeente: gemeente Hulst;

  • g.

    planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijkeordening;

  • h.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • i.

    wet: Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 1a Aanvraagformulier

Een aanvraag om tegemoetkoming in planschade wordt in behandeling genomen nadat het hiertoe vereiste ‘aanvraagformulier tegemoetkoming planschade’ volledig is ingevuld en ondertekend.

Artikel 2. Opdrachtverstrekking

Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van hetbesluit verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake vaneen aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 van hetbesluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3. Adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wordt door het collegeeen adviseur aangewezen die beschikt over voldoende deskundigheid inzake adviseringop het gebied van planschade.

  • 2.

    Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoeldeadviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwegeinkomensderving en er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag,behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door het college een tweede adviseuraangewezen die deskundig is op het gebied van accountancy of van financieeleconomische bedrijfsvoering.

  • 3.

    Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoeldeadviseur, van oordeel is dat de aanvraag betrekking heeft op planschade vanwegewaardevermindering van een onroerende zaak en er, gezien de complexiteit, aard enomvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan extra deskundigheid wordt door hetcollege een tweede adviseur aangewezen die deskundig is ter zake van de waarderingvan onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van eenplanologische verslechtering.

  • 4.

    Indien naar het oordeel van het college het tweede en het derde lid van toepassing zijn,worden zowel de in het tweede als het derde lid bedoelde adviseurs aangewezen.

  • 5.

    Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de inhet eerste lid bedoelde adviseur voorzitter is.

  • 6.

    De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

Artikel 4. Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1.

    Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, kan het college verlangen dat dezeaantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de inartikel 3, eerste, tweede of derde lid, bedoelde aspecten waarop deze persoon deaanvraag moet beoordelen.

  • 2.

    Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijk van de raad. Eveneens mageen adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraagbetrekking heeft.

Artikel 5. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur of

adviescommissie

  • 1.

    Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt hetcollege de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede debelanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijkop de hoogte van de aanwijzing van:

    • a.

      een adviseur als bedoeld in artikel 3, eerste lid, of

    • b.

      meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 3, vijfde lid.

  • 2.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede debelanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnenbinnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk envoldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij hetcollege indienen.

  • 3.

    Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lidbedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 6. Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1.

    Het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle op de aanvraag betrekkinghebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van deadviseur of van de adviescommissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2.

    Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviseurof de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaat.

  • 3.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerderehoorzittingen, waar de aanvrager en de in het tweede lid bedoelde ambtelijkevertegenwoordiger(s) in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten,onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie teverschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseurof de adviescommissie kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen,alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wetworden eveneens in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

  • 4.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop deadviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt deaanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 5.

    Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordtdoor de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraakgemaakt.

  • 6.

    Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoeldebezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van, de adviseur of devoorzitter van de adviescommissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uitte brengen advies.

  • 7.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnenzestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvanaan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganenen aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf vanredenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 8.

    De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede debelanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden inde gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept adviesschriftelijk hierop te reageren.

  • 9.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissiebinnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een adviesuit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 10.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of deadviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoeldetermijn een advies uit aan het college.

Artikel 7. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 23 december 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Procedureverordening voor adviseringtegemoetkoming in planschade gemeente Hulst 2015”.

  • 3.

    De “Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming planschade gemeente Hulst 2008” wordt ingetrokken.

 

Dit besluit werd in de raadsvergadering van 17 december 2015 aangenomen.

 

De gemeenteraad van de gemeente Hulst

De Griffier De Raadsvoorzitter

 

Toelichting model-procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade

Algemene toelichting

Krachtens artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan degene die in de vorm vaninkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zallijden als gevolg van een planologische maatregel, op aanvraag een tegemoetkoming inplanschade worden toegekend, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de

aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming in planschade niet voldoendeanderszins verzekerd is.

Afdeling 6.1 (Tegemoetkoming in schade) van de Wro bevat bepalingen over het tijdstipwaarbinnen aanvragen moeten worden ingediend (artikel 6.1, vierde en vijfde lid, Wro), isuitgewerkt welke schade in ieder geval voor rekening van de aanvrager dient te blijven (artikel 6.2Wro) en wordt ingegaan op zaken die het bestuursorgaan bij het nemen van een beslissing op het

aanvragen om een tegemoetkoming in planschade dient te betrekken (artikel 6.3 Wro).Artikel 6.1, derde lid, Wro stelt eisen aan de aanvraag om een tegemoetkoming, die op grond vanartikel 6.7 Wro in het Bro zijn uitgewerkt. De regels in het Bro leiden tot een uniformering enstandaardisering van regels omtrent de inrichting en behandeling en de wijze van beoordeling van

een aanvraag om tegemoetkoming in schade. Onder de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)en het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) bestond de noodzaak dat iederegemeente een regeling voor de behandeling van de planschadeverzoeken moest opstellen. Deregeling met betrekking tot de behandeling van de aanvragen is nu terug te vinden in het Bro.

In het Bro zijn in afdeling 6.1 (Tegemoetkoming in schade) de vereisten voor het indienen van eenaanvraag, alsmede een aantal procedurevoorschriften en de regels voor het aanwijzen van eenadviseur opgenomen. Artikel 6.1.3.2 Bro verplicht het college een adviseur aan te wijzen dieadvies uitbrengt over de op de aanvraag te nemen beslissing. In artikel 6.1.3.3, eerste lid, Bro

wordt voorgeschreven dat de gemeente een verordening moet vaststellen over de wijze waaropeen adviseur wordt aangewezen en de wijze waarop deze tot een advies komt. In artikel 6.1.3.3,tweede lid, Bro wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op:

  • a)

    de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de adviseur;

  • b)

    de gevallen waarin een adviescommissie wordt ingeschakeld;

  • c)

    het tijdstip waarop de adviseur wordt ingeschakeld;

  • d)

    de wijze waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro vooraf in de aanwijzing van de adviseur worden gekend, dan wel na deze aanwijzing kunnen wraken;

  • e)

    de wijze waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen en de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro onder verslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken, en de hierbij geldende termijnen.

     

    Artikelsgewijze toelichting

    Artikel 1. Begripsbepalingen

Bij de definiëring van de begrippen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Wro en het Bro envoor zover dit noodzakelijk werd geacht is een aanvulling gegeven. Voor een juiste interpretatievan de verordening is naast raadpleging van artikel 1 kennisneming van de algemene bepalingen

in artikel 6.1.1.1 Bro van belang. Ten behoeve van de duidelijkheid van de begrippen adviseur enadviescommissie is in deze verordening een van het Bro afwijkende omschrijving van het begripadviseur opgenomen. Het begrip gemeente is afzonderlijk gedefinieerd om te verduidelijken datindien de verordening het woord gemeente gebruikt, het de gemeente betreft waar de aanvraagom tegemoetkoming in planschade is ingediend.

Artikel 1a Aanvraagformulier

In de jaren voorafgaand aan nieuwe Wet ruimtelijke ordening (vóór 1 juli 2008) werden er naar verhouding weinig verzoeken om planschade ontvangen. Wellicht een samenloop van omstandigheden dat er na de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening, per 1 juli 2008, meerdere verzoeken om planschade zijn ontvangen. Bij nader inzien blijkt het, mede gezien de wetswijziging, wenselijk te zijn een formulier hiervoor te ontwikkelen. Als basis geldt dat een aanvraag om tegemoetkoming in planschade niet in behandeling wordt genomen indien het formulier niet volledig en ondertekend wordt ingediend. Dit formulier wordt aangehaald als "Aanvraagformulier tegemoetkoming planschade".

Artikel 2. Opdrachtverstrekking

Het college dient binnen twaalf weken een opdracht te verstrekken aan één of meerdere adviseursgezamenlijk, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1 Bro of aan artikel 4:5 van deAlgemene wet bestuursrecht. Artikel 6.1.3.1, eerste lid, Bro geeft het college de bevoegdheid eenaanvraag binnen vier, dan wel acht weken indien de aanvrager eerst nog een termijn krijgt de

aanvraag aan te vullen, als kennelijk ongegrond af te wijzen. Artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bro heeftbetrekking op de bevoegdheid van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht waarbij een onvolledigeaanvraag verder buiten behandeling moet worden gelaten. Volgens artikel 6.1.3.1, tweede lid, Bromoet het besluit tot het niet in behandeling nemen binnen vier weken na ontvangst van de

aanvraag aan de aanvrager worden medegedeeld. Voor zover de aanvrager in de gelegenheid isgesteld zijn aanvraag aan te vullen, krijgt het college acht weken de tijd na het tijdstip waarop determijn om de aanvraag aan te vullen is verstreken, om het besluit tot niet verdere behandelingvan de aanvraag bekend te maken. De laatstgenoemde beslistermijn kan met ten hoogste vier

weken worden verlengd. Indien de aanvraag kennelijk ongegrond wordt verklaard of buitenbehandeling wordt gelaten, is de verordening niet toepasselijk, tenzij de termijnen bedoeld inartikel 6.1.3.1 Bro worden overschreden. In het laatste geval dienen niettemin één of meerdere

adviseurs te worden aangewezen en dient een opdracht te worden verstrekt.

De opdracht wordt niet eerder verstrekt dan nadat de termijn om te wraken is verstreken en ergeen verzoeken tot wraking zijn ingediend, dan wel door het college afwijzend is beslist over eeningediend verzoek tot wraking.

Artikel 3. Adviseur of adviescommissie

Het college schakelt één of meerdere adviseurs gezamenlijk in voor de advisering over de op deaanvraag te nemen beschikking. In dit artikel is bepaald in welke gevallen een adviseur of eenadviescommissie dient te worden ingeschakeld en over welke deskundigheid een adviseur dient te

beschikken.

Een adviseur kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn. De keuze tussen eennatuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt aan de gemeente overgelaten (zie de Nota vanToelichting bij het Bro, Stb. 2008, 145, p. 63). Een adviesbureau gespecialiseerd in planschadekan derhalve worden aangewezen als adviseur bedoeld in het eerste lid, of als één van de

adviseurs (tweede of derde lid) in een adviescommissie.

Hoewel voor iedere aanvraag een aanwijzing van één of meerdere adviseurs noodzakelijk is, staatde verordening er niet aan in de weg om telkens dezelfde adviseur(s) aan te wijzen (vasteadviseur/vaste adviescommissie).

In het eerste lid is bepaald dat een eerste adviseur wordt aangewezen die over voldoendedeskundigheid op het gebied van planschadeadvisering dient te beschikken. Afhankelijk van dekennelijke oorzaak van de planschade kan een tweede en/of derde adviseur worden aangewezen,die over specifieke deskundigheid op het gebied van planschade wegens inkomensderving

onderscheidenlijk wegens waardevermindering van een onroerende zaak als gevolg van eenplanologische verslechtering beschikt.

Het is aan het college om, na advies te hebben ingewonnen bij de (eerste) adviseur, te beoordelenof deze (eerste) adviseur zelfstandig kan adviseren, of dat er gezien de complexiteit, aard enomvang van de aanvraag behoefte is een tweede en/of derde adviseur bij de opdracht tebetrekken die beschikt over specifieke deskundigheid. Het college zal de tweede en/of derde

adviseur dan vervolgens moeten aanwijzen; bij de aanwijzing van twee of meer adviseurs is ersprake van een adviescommissie (artikel 3, vijfde lid). De adviseurs dienen de in artikel 6.1.3.4 Brogenoemde zaken te betrekken.

Artikel 6.1.3.5, eerste lid, Bro bepaalt dat de adviseur of de adviescommissie zich door derden kanlaten adviseren en bijstaan. Indien hiermee kosten zijn gemoeid is instemming van het collegevereist.

Artikel 4. Deskundigheid en onafhankelijkheid

Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder a, Bro schrijft voor dat de verordening regels moet bevatten overde deskundigheid en de onafhankelijkheid van de adviseur. Om de deskundigheid van deadviseurs te waarborgen is in het eerste lid bepaald dat het college alvorens zij tot aanwijzing vaneen persoon als adviseur overgaat, kan verlangen dat deze persoon aantoont op grond van

opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 3, tweede of derde lid,genoemde aspecten waarop hij of zij de aanvraag dient te beoordelen.

In aansluiting op artikel 3:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 6.1.1.1 onder c,Bro waaruit voortvloeit dat een adviseur niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid vanhet bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, wordt in artikel 4, tweede lid, bepaald dat dieadviseur eveneens niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Voorts

bepaalt artikel 4, tweede lid, dat een adviseur niet betrokken mag zijn bij de planologischemaatregel waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit betreft deskundigen die op enigerlei wijzebetrokken zijn bij de in het geding zijnde planologische maatregel. In het bijzonder kan wordengedacht aan personen behorende tot de risicoanalysecommissie die optreedt in het kader van

planologische maatregelen.

Artikel 5. Betrokkenheid aanvrager en andere belanghebbenden bij aanwijzing adviseur ofadviescommissie.

Dit artikel bepaalt dat de aanvrager, eventuele andere betrokkenbestuursorganen en anderebelanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro schriftelijk op dehoogte moeten worden gebracht van de aanwijzing van een adviseur of adviescommissie. De

aanwijzing van een adviseur dient schriftelijk bekend te worden gemaakt. In het geval meerdereadviseurs worden aangewezen, worden deze aanwijzingen gezamenlijk schriftelijk bekendgemaakt. Indien de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen of anderebelanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro zich niet kunnenverenigen met de aanwijzing van één of meerdere adviseurs is er de mogelijkheid om één of

meerdere adviseurs te wraken. Op verzoek van de aanvrager, eventuele andere betrokkenbestuursorganen of andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, vande Wro kunnen één of meerdere adviseurs worden gewraakt op grond van feiten ofomstandigheden waardoor de vereiste deskundigheid en onafhankelijkheid schade zou kunnenlijden. Genoemde partijen worden gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld een verzoektot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college kenbaar te maken. Het college moetbinnen twee weken na het verstrijken van de termijn tot het indienen van een verzoek tot wrakingbeslissen.

Artikel 6. Werkwijze adviseur of adviescommissie

Dit artikel geeft de wijze weer waarop de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganenen andere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro onderverslaglegging worden gehoord en bij de opstelling van het advies worden betrokken. Tevensworden de hiervoor geldende termijnen vastgelegd.

In het tweede en derde lid is bepaald dat vanuit de gemeente bijstand wordt verleend aan deadviseur of adviescommissie, door alle voorhanden zijnde informatie met betrekking tot deaanvraag om tegemoetkoming in planschade ter beschikking te stellen. Daarnaast worden allebescheiden die naar het oordeel van de adviseur of van de adviescommissie nodig zijn voor de

beoordeling van de aanvraag aan hen ter beschikking gesteld.

Het derde, vierde en vijfde lid bevatten regels over achtereenvolgens de hoorzitting, debezichtiging en de taxatie. Deze onderdelen behoeven niet afzonderlijk te worden georganiseerd.

Het is mogelijk om de hoorzitting te combineren met de bezichtiging en/of taxatie. Volgens artikel6.1.3.5, tweede lid, Bro mag van de bezichtiging worden afgezien, indien uit de inhoud van deaanvraag aanstonds blijkt dat deze behoort te worden afgewezen.

Het concept advies dient binnen zestien weken na dagtekening van de opdracht aan degemeente, aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en andere belanghebbendenals bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro te worden toegezonden. Deze termijn

kan met ten hoogste vier weken worden verlengd (zevende lid).

Artikel 6.1.3.3, tweede lid onder e, Bro bepaalt dat de verordening aandacht moet schenken aande wijze waarop de aanvrager, eventueel andere betrokken bestuursorganen en anderebelanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro bij de opstelling vanhet advies moeten worden betrokken. De Nota van Toelichting bij het Bro noemt als voorbeeld datde aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een bepaalde periode op het conceptadvies te reageren (zie de Nota van Toelichting bij het Bro, Stb. 2008, 145, p. 66). In dit kaderbepaalt het achtste lid dat de gemeente, de aanvrager, eventuele andere bestuursorganen enandere belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de Wro in degelegenheid worden gesteld om binnen vier weken schriftelijk op het concept advies te reageren.

Het negende en het tiende lid bepalen de termijnen voor het uitbrengen van het advies aan hetcollege.

Artikel 7. Slotbepalingen

In de citeertitel kan een jaartal worden opgenomen om de betrokken verordening teonderscheiden van eventuele gelijkluidende opvolgende verordeningen.

 

Bijlage: Aanvraagformulier tegemoetkoming planschade

 

 

 

AANVRAAGFORMULIER TEGEMOETKOMING PLANSCHADE

 

In artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) staat dat het college in beginsel op aanvraag een tegemoetkoming toekent aan degene die schade lijdt of zal lijden als gevolg van een bepaald planologisch besluit. We noemen als voorbeelden een projectbesluit, bestemmingsplan of beheersverordening. De schade moet bestaan uit een inkomensderving of een vermindering van de

waarde van een onroerende zaak.

Voor het indienen van een aanvraag bij het college dient u gebruik te maken van dit formulier. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag is een wettelijk drempelbedrag van € 300,- verschuldigd.

Wij bevestigen de ontvangst van de aanvraag. Binnen vier weken na verzending van die ontvangstbevestiging moet het verschuldigde drempelbedrag op de rekening van de gemeente zijn bijgeschreven. Is het bedrag niet binnen deze termijn gestort, dan verklaart het college de aanvraag

niet-ontvankelijk. Wij storten het drempelbedrag terug als op de aanvraag geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist.

Bij de indiening van dit formulier wordt u tevens verzocht een kopie van het volledige eigendomsbewijs van het perceel waarop uw verzoek betrekking heeft mee te zenden.

 

Aanvrager

 

Naam en voorletters ................................................................................................................................

 

Adres.........................................................................................................................................................

 

Postcode en woonplaats ..........................................................................................................................

 

Telefoon...................................................................................................................................................

 

Bankrekeningnummer ..............................................................................................................................

 

In zijn hoedanigheid van eigenaar / huurder / pachter (doorhalen wat niet van toepassing is)

van ....................................................................................................... (beschrijving perceel/opstal(len))

 

Eventuele mede-eigenaar

 

Naam en voorletters ...............................................................................................................................

 

Adres ......................................................................................................................................................

 

Postcode en woonplaats ..........................................................................................................................

 

Telefoon .................................................................................................................................................. Eventuele gemachtigde

 

Naam en voorletters ................................................................................................................................

 

Adres ......................................................................................................................................................

 

Postcode en woonplaats .........................................................................................................................

 

Telefoon ..................................................................................................................................................

 

 

 

 

 

 

 

 

Maatregel die volgens aanvrager oorzaak is van schade

 

(aankruisen wat van toepassing is)

o een bepaling van een bestemmingsplan

o een bepaling van een inpassingsplan;

o een bepaling van een beheersverordening;

o een projectbesluit;

o een vrijstelling (verleend voor 1 juli 2008)

o een ontheffing (verleend na 1 juli 2008) o andere oorzaak, namelijk

...................................................................................................................................................................

...................................................................................................................................................................  Ruimte voor toelichting op de aangegeven keuze

………………………………………………………………………………………………………………………

 

………………………………………………………………………………………………………………………

 

……………………………………………………………………………………………………………………..

 

……………………………………………………………………………………………………………………….

 

Wat is de aard van de schade? Bestaat de schade volgens u uit waardevermindering van uw eigendom of uit inkomensderving?

 

……………………………………………………………………………………………………………………….

 

……………………………………………………………………………………………………………………….

 

Bij gestelde waardevermindering van eigendom: omschrijving van de onroerende zaak waarvan u zakelijk gerechtigde bent

 

……………………………………………………………………………………………………………………….

 

……………………………………………………………………………………………………………………….

 

Bij gestelde waardevermindering van eigendom: datum waarop u de eigendom van een onroerende zaak of een ander zakelijk recht daarop heeft verworven (kopie eigendomsbewijs meesturen)

 

……………………………………………………………………………………………………………………….

 

Bij gestelde inkomensderving: gelieve nadere informatie te geven

 

……………………………………………………………………………………………………………………….

 

……………………………………………………………………………………………………………………….

Ruimte voor aanvullingen en toelichting

 

……………………………………………………………………………………………………………………….

 

.………………………………………………………………………………………………………………………

 

………………………………………………………………………………………………………………………

 

………………………………………………………………………………………………………………………

 

………………………………………………………………………………………………………………………

 

………………………………………………………………………………………………………………………

 

………………………………………………………………………………………………………………………

 

………………………………………………………………………………………………………………………

 

………………………………………………………………………………………………………………………

 

………………………………………………………………………………………………………………………

 

……………………………………………………………………………………………………………………….

 

Naam:

 

Plaats:

 

Datum:

 

Handtekening van de aanvrager:

 

 

 

 

 

Handtekening van eventuele mede-eigenaar:

 

 

 

 

 

Handtekening van eventuele gemachtigde:

 

 

 

 

 

Gelieve het ingevulde formulier met bijbehorende bescheiden op te sturen naar Burgemeester en wethouders van Hulst, afdeling Wonen en Werken, Postbus 49, 4560 AA Hulst.