Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de bezwaarschriften (gemeenteraad) |
Citeertitel | Verordening op de bezwaarschriften (gemeenteraad) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Bestuurlijke organisatie |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2016 | nieuwe regeling | 13-11-2015 | Gemeenteblad 2015, afd. 1, nr 1187 |
Hoofdstuk 2 De vaste bezwaarschriftencommissie van de raad
Artikel 2.3 Externe bezwaarschriftencommissie
Artikel 3.1 Informele aanpak van het bezwaar
De bezwaarschriftencommissie onderzoekt of door middel van een informele aanpak een oplossing kan worden gevonden, alvorens een formele bezwaarschriftenprocedure wordt gestart. De commissie verricht daartoe de nodige handelingen.
Artikel 3.8 Nader onderzoek en daaruit verkregen nieuwe feiten of omstandigheden
De feiten of omstandigheden die hieruit worden verkregen en voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, worden aan de belanghebbenden en het primaire organisatieonderdeel toegezonden. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:9 van de Awb worden zij in de gelegenheid gesteld hierover te worden gehoord.
Artikel 3.11 Contrair adviesprocedure
Voor zover het gaat om gedelegeerde bevoegdheden aan een bestuurscommissie, adviseert niet de directeur Juridische Zaken, maar de RVE-manager Juridisch Bureau, een en ander met inachtneming van punt 3 van de "algemene bepalingen en beperkingen" van het bevoegdhedenregister, behorende bij de verordening op de bestuurscommissies.
Een groot aantal bepalingen over de behandeling van bezwaarschriften is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hierin is onder andere bepaald tegen welke besluiten bezwaar mogelijk is, en is een groot aantal procedurele bepalingen opgenomen. De onderhavige verordening heeft alleen een aanvullende werking.
Een bezwaarmaker moet in de regel worden gehoord (artikel 7:2, eerste lid Awb). Dat kan door het bestuursorgaan zelf of door een bezwaarschriftencommissie. Bij het horen door een bezwaarschriftencommissie zijn er twee opties, een externe of een interne commissie.
In deze verordening op de bezwaarschriftencommissie wordt gekozen voor een interne commissie die hoort en advies uitbrengt. In geval van de raad wordt door het bestuursorgaan zelf gehoord, door een interne commissie bestaande uit afgevaardigden uit de gemeenteraad. Voor het college wordt gekozen voor een interne commissie bestaande uit ambtenaren. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 7:5 Awb. Dit moet worden onderscheiden van een externe bezwaarschriftencommissie ingevolge artikel 7:13 Awb. Waarbij in ieder geval één lid (de voorzitter), niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Het voordeel van een interne commissie is dat de bezwaarafhandeling efficiënter, effectiever, laagdrempelig en doelmatig is.
In de bezwaarfase is sprake van heroverweging van het besluit door het bestuursorgaan zelf, daarbij zijn ‘onbevangenheid' en ‘onpartijdigheid' vereist. Een externe commissie kan een voordeel zijn als sprake is van een kleine gemeente. Dan kan het lastig zijn om in het bezwaarproces voldoende afstand in te bouwen tussen ambtenaren die over het bezwaar moeten adviseren en degene die bij de totstandkoming van het besluit waren betrokken. Bij een grote gemeente als Amsterdam speelt dat probleem veel minder. Daarom is gekozen om in beginsel te werken met een interne commissie. Alleen in incidentele gevallen is het mogelijk een externe bezwaarschriftencommissie in te schakelen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Het onderdeel van de gemeentelijke organisatie waar het besteden besluit is voorbereid wordt in de Verordening aangeduid als ‘het primaire organisatieonderdeel'. Het gaat hier om de afdeling waar het primair besluit in mandaat is genomen (bij een gemandateerde bevoegdheid), of is voorbereid (indien het bestuursorgaan bijvoorbeeld het besluit zelf heeft genomen). Ook onderdelen van de bestuurscommissieorganisaties worden geschaard worden onder het overkoepelende begrip ‘organisatieonderdeel', dat in de begripsomschrijving is gebruikt.
Hoofdstuk 2 De bezwaarschriftencommissie van de raad
Artikel 2.1 Instelling en samenstelling vaste raadscommissie
In de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een interne commissie. De hoofdregel is dat over bezwaarschriften geadviseerd wordt door een interne bezwaarschriftencommissie. In het geval van de gemeenteraad bestaat deze uit raadsleden. Dit met als voordeel dat het bestuursorgaan dat het primair besluit genomen heeft nauw betrokken is bij de afhandeling van het bezwaarschrift.
De praktijk wijst overigens uit dat slechts zelden bezwaar wordt gemaakt tegen raadsbesluiten (ten hoogste enkele malen per jaar) en dat van de ingediende bezwaarschriften een relatief groot deel ‘niet-ontvankelijk' is. Dit omdat het
bezwaarschrift zich richt tegen een beslissing van de raad waartegen geen bezwaar open staat.
Artikel 2.2 Benoeming en samenstelling
De commissie bestaat uit raadsleden. Derhalve benoemt, schorst en ontslaat de gemeenteraad de leden van de commissie.
Artikel 2.3 Externe bezwaarschriftencommissie
De hoofdregel is dat over bezwaarschriften geadviseerd wordt door een interne bezwaarschriftencommissie. Dit met als voordeel dat het bezwaar dicht bij het primair proces kan worden afgehandeld. Dit artikel maakt de inschakeling van een externe bezwaarschriftencommissie in incidentele gevallen mogelijk. Ook in de ‘Regeling bezwaarschriften (college en burgemeester)', die van toepassing is op de afhandeling van bezwaren door het college en de burgemeester, is in deze mogelijkheid voorzien.
Áls er een externe commissie wordt ingeschakeld, geniet een ‘gemengde commissie' de voorkeur, zodat er naast een externe voorzitter voldoende binnengemeentelijke kennis voorhanden is om tot een bevredigende oplossing te komen. Voor de persoon of personen die in de externe commissie zitting nemen is van belang zijn dat gezocht wordt naar personen met ‘mediation'-vaardigheden, meer dan naar iemand die enkel een juridisch oordeel wordt gevraagd. Probleemoplossing moet namelijk voorop staan in de bezwaarfase. Probleemoplossing moet namelijk voorop staan in de bezwaarfase, terwijl juridisering moet worden voorkomen.
Tot het inschakelen van een dergelijke commissie kan van geval tot geval, of van categorie tot categorie zaken beslist worden. De beslissing hiertoe wordt in een incidenteel geval genomen door het presidium en voor een categorie gevallen door de raad zelf.
In het artikellid is een aantal voorbeelden opgenomen van gevallen waaraan gedacht kan worden. Het gaat dan om zaken waarin neutraliteit en objectieve oordeelsvorming binnen de gemeente niet (afdoende) kunnen worden geborgd en de schijn zou kunnen ontstaan dat een bezwaarschrift niet met de noodzakelijke onbevangenheid en onbevooroordeeldheid kan worden behandeld. Verder valt nog te denken aan bijzondere gevallen die een zeer specifieke deskundigheid vereisen die binnen de gemeente niet aanwezig is. Duidelijk is steeds dat het om uitzonderingsgevallen gaat en de bestuursorganen er zelf over beslissen. Er kan dus geen beroep op worden gedaan of een recht aan worden ontleend. Deze opsomming is niet limitatief.
In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:
a. Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).
b. De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):
1. De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).
2. De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).
3. De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).
4. Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11).
5. Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).
c. De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):
1. Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kan ook in een later stadium: zie ook de opmerkingen in paragraaf 3 onder ambtelijke commissie (artikel 6:14).
Artikel 3.1 Informele aanpak van het bezwaar
Het is de bedoeling dat ook in een eerder stadium al contact plaatsvindt tussen de gemeente en bezwaarmaker. Vaak is immers al voor het nemen van het besluit duidelijk dat er bezwaren leven bij betrokkenen. Ook onmiddellijk nadat het besluit is genomen kan informeel contact met belanghebbenden eraan bijdragen dat de bezwaren die bestaan worden weggenomen, bijvoorbeeld door een toelichting te geven op het besluit.
Het is aan de commissie om na ontvangst van een bezwaarschrift te beoordelen of mediation zinvol is.
In verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de commissie wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.
Het spreekt voor zich dat de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - de commissie krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.
Artikel 3.3 Datum en tijd van de hoorzitting
Lid 2. Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:
a. het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;
b. het bezwaar kennelijk ongegrond is;
c. de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Mocht er worden afgezien van het horen, zal ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Dit artikel spreekt voor zich.
Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de commissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden.
Artikel 3.5 Openbaarheid hoorzitting
In deze bepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe voor iedereen toegankelijk is. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.
De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 4.11 van de Regeling achter gesloten deuren plaatsheeft.
In het derde lid is een regeling opgenomen voor het maken van beeld- en geluidopnamen.
Lid 1. Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Er kan een afzonderlijk verslag worden opgemaakt, of er kan in de beslissing op bezwaarschrift een passage worden opgenomen, waaruit blijkt van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken.
Lid 2. Het bepaalde in het tweede lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen zakelijk naar voren is gebracht.
Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de commissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden.
Artikel 3.8 Nader onderzoek en daaruit verkregen nieuwe feiten of omstandigheden
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het primair organisatieonderdeel opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor).
Artikel 3.9 Vergadering commissie
Lid 1. Zie ook de toelichting bij artikel 4.7. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.
Lid 2. Het tweede lid is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.
Lid 1. Ook een afzonderlijk verslag van de hoorzitting maakt deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.
Lid 2. Normaliter bedraagt deze termijn 6 weken. In het geval een externe commissie is ingeschakeld bedraagt de termijn 12 weken. Een en ander behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging.
Lid 3. Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.
Artikel 3.11 Contrair adviesprocedure
Indien de bezwaarschriftencommissie adviseert het bezwaar gegrond te verklaren, wordt het primaire organisatieonderdeel in de gelegenheid gesteld een contrair advies op te stellen. Dit in de vorm van een zakelijke weergave van het standpunt. Indien het primaire organisatieonderdeel van deze mogelijkheid gebruik maakt, dan worden het advies van de commissie en het standpunt van het primaire organisatieonderdeel, vergezeld van een advies van de directeur Juridische Zaken aan de raad voorgelegd. Wanneer het gaat om gedelegeerde bevoegdheden, adviseert niet de directeur Juridische Zaken, maar de RVE-manager Juridisch Bureau.
In bepaalde gevallen kan het volgen van deze procedure ertoe leiden, dat artikel 7:9 Awb dient te worden toegepast. In dat geval moet bezwaarde in de gelegenheid worden gesteld om opnieuw te worden gehoord (Zie de toelichting op artikel 4.10 Nader onderzoek en daaruit verkregen nieuwe feiten of omstandigheden)