Organisatie | Oegstgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2010 |
Citeertitel | Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vastgesteld en bekendgemaakt als onderdeel van het verzamelbesluit voor het opnieuw vaststellen en bekendmaken van de verordeningen ten behoeve van centrale ontsluiting van lokale regelgeving. De Verordening rioolheffing 2009 wordt ingetrokken per 1 januari 2010.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-01-2011 | intrekking | 04-09-2010 Oegstgeester Courant, 24-11-2010 | Onbekend. | |
23-12-2010 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 28-10-2010 Oegstgeester Courant, 15-12-2010 | Raadsstuk 2009, nr. 101h/09 |
Deze verordening verstaat onder:
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Indien gedeelten van een in artikel 1 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt het aantal kubieke meters afgevoerd afvalwater gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het jaar voorafgaand aan het belastingjaar naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald.
Indien bij het ontstaan van de belastingplicht met betrekking tot een perceel bij gebrek aan gegevens op grond van het derde lid niet de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld, wordt voor de toepassing van het tweede lid het aantal kubieke meters afgevoerd afvalwater gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het kalenderjaar naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. De tweede volzin van het derde lid van dit artikel is van overeenkomstige toepassing.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
Ingeval er sprake is van een gemeenschappelijke watermeter of pompinstallatie voor meer dan één perceel, wordt de hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water voor ieder van die percelen gesteld op een aandeel dat rechtevenredig is aan het aantal percelen dat op de watermeter of pompinstallatie is aangesloten.
Indien het perceel niet in hoofdzaak wordt gebruikt als woning, wordt indien de belastingplichtige aantoont dat de hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water niet gelijk is aan de hoeveelheid afgevoerd afvalwater, op diens verzoek de op de voet van het derde, vierde, vijfde of zesde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd. Voor de toepassing van de vorige volzin dient het perceel in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor dat perceel, in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van het perceel die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Indien het perceel een roerende zaak is, is de vorige volzin van overeenkomstige toepassing.
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan, meer bedraagt dan € 50,00 maar minder dan € 2.000,00 bedraagt en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven van de betaalrekening van de belastingplichtige, moeten de aanslagen in afwijking van het eerste lid worden betaald in zoveel termijnen als er na de maand die is vermeld in de dagtekening van het aanslagbiljet, nog volle maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke volgende termijn telkens een maand later.
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels vast met betrekking tot de automatische incasso als bedoeld in artikel 10, tweede lid. Voorts kan het college van burgemeester en wethouders andere nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.