Organisatie | Hulst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor afwijkingen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2de herziening |
Citeertitel | Beleidsregels voor afwijkingen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2de herziening |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ruimtelijke ordening |
Deze regeling is bekendgemaakt in het huis-aan-huisblad op 15-07-2015 en in het Elektronisch Gemeenteblad, NUMMER GVOP-2016-6730; deze regeling vervangt de 1e Herziening Beleidsregels voor afwijkingen in het kader van de Wabo, vastgesteld bij besluit van 24-09-2013
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-07-2015 | Nieuwe regeling | 07-07-2015 | besluitenlijst B&W d.d. 07-07-2015 |
Aan relatief kleine afwijkingen van een bestemmingsplan kan het college van Burgemeester en Wethouders medewerking verlenen. Sinds 1 oktober 2010 is deze bevoegdheid opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
In artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 2º Wabo en in hoofdstuk IV van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) is een opsomming gegeven van gevallen waarin het college bevoegd is af te wijken van het bestemmingplan. Het gaat daarbij om gevallen die van geringe planologische betekenis zijn en bouwtechnisch veelal niet van ingrijpende aard, de zgn. planologische afwijkingsmogelijkheden.
Het is wenselijk om beleidsregels op te stellen, zodat de toepassing van de afwijkingsmogelijkheid op een eenduidige, transparante en efficiënte manier kan plaatsvinden.
In overeenstemming met artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, kunnen deze beleidsregels door burgemeester en wethouders worden vastgesteld, aangezien dit bestuursorgaan bevoegd is om de in deze artikelen bedoelde omgevingsvergunning voor planologische afwijkingsmogelijkheden te verlenen.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 13 september 2011 beleidsregels vastgesteld die in acht worden genomen bij het beoordelen van afwijkingen voor zogenaamde “kruimelgevallen”. Op 24 september 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders de 1e herziening "Beleidsregels voor afwijkingen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht" vastgesteld. Daarbij is eveneens bepaald dat deze beleidsregels eens in de twee jaar worden geëvalueerd/geactualiseerd. Naar aanleiding van wijziging van wetgeving en ervaringen in de praktijk bij de uitvoering van de beleidsregels, is er voor gekozen de beleidsregels te actualiseren. Tevens is een andere opzet toegepast. Tenslotte is de terminologie aangepast conform de huidige wetgeving.
De 1e herziening "Beleidsregels voor afwijkingen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht" wordt ingetrokken. In de plaats daarvan treedt onderliggende 2e herziening "Beleidsregels voor afwijkingen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking.
In het volgende hoofdstuk wordt eerst ingegaan op het kader van gevallen bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2º Wabo juncto artikel 4 van bijlage II Bor. Daarbij wordt behalve een korte toelichting op het beleid om af te wijken van planologische afwijkingsmogelijkheden ook ingegaan op de zorgvuldigheid, de bevoegdheid, de belangenafweging en de procedure die gevolgd moet worden bij een omgevingsvergunning. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de beleidsregels behandeld.
2.1. Kader planologische afwijkingsmogelijkheden
Op grond van artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo is een omgevingsvergunning verplicht indien het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd is met het bestemmingsplan.
In artikel 2.12 lid 1 WABO staat een drietal gevallen waarin een omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de activiteit strijdig is met het bestemmingsplan:
In geval een aanvraag om een omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan en geen medewerking mogelijk is met behulp van een binnenplanse afwijking, dan bestaat de mogelijkheid om medewerking te verlenen in de bij Algemene Maatregel van Bestuur (Amvb) aangewezen gevallen. De genoemde Amvb is het Besluit Omgevingsrecht (Bor), die in artikel 4 van bijlage II de categorieën van gevallen noemt waarin toch omgevingsvergunning kan worden verleend op grond artikel 2.12, lid 1, sub a onder 2 van de Wabo. De voorliggende beleidsregels hebben betrekking op planologische afwijkingsmogelijkheden voor deze categorieën van gevallen.
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;
Deze nota behandelt de "Planologische afwijkingsmogelijkheden "als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2º Wabo.
Beslissingen op verzoeken om omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo voor gevallen als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2º Wabo juncto artikel 4 van bijlage II Bor, moeten op zorgvuldige wijze tot stand komen. Dit zorgvuldigheidsbeginsel volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). Hierbij hoort tevens een gedegen belangenafweging en een goede motivering van het besluit.
De mogelijkheid om een omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo voor gevallen als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2º Wabo juncto artikel 4 te verlenen is geen 'verplichting', maar een 'bevoegdheid' met een afweging per individueel geval. Beleidsregels zijn hierbij een hulpmiddel. In het beginsel handelt het college van burgemeester en wethouders conform dit beleid, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn, in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Een omgevingsvergunning als hier bedoeld, dient dan ook niet als een recht beschouwd te worden.
2.4 Reguliere voorbereidingsprocedure
De Wabo onderscheidt twee voorbereidingsprocedures: de reguliere en de uitgebreide. Regel bij het bepalen van de te volgen procedure is dat de reguliere voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, tenzij anders is bepaald.
In artikel 3.10 Wabo staat expliciet aangegeven wanneer de uitgebreide voorbereidingsprocedure moet gevolgd worden.
Omdat artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 en 2 Wabo niet in artikel 3.10 worden genoemd, betekent dit dat deze planologische afwijkingsmogelijkheden onder de reguliere voorbereidingsprocedure vallen. Dat wil zeggen een termijn van 8 weken met de mogelijkheid deze eenmaal met 6 weken te verlengen en waar sprake is van een fatale termijn.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat afwijken van het bestemmingsplan een bevoegdheid is en geen verplichting. Het bevoegd gezag beschikt over een ruime mate van beleidsvrijheid bij een beslissing om al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken. Aan het verlenen van medewerking aan activiteiten die vallen onder de in het Bor aangegeven planologische afwijkingsmogelijkheden, dient een afweging van alle rechtstreeks bij het besluit betrokken relevante (ruimtelijke) belangen vooraf te gaan. Deze beleidsregels geven de kaders aan waarbinnen het uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, in de regel wenselijk wordt geacht medewerking te verlenen. In individuele gevallen kan het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid evenwel een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken betekenen en zal planologische medewerking worden geweigerd.
een dienstverlenend beroep op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
logies met ontbijt; het verhuren van één of meerdere kamers in een woning en het aanbieden van een ontbijt, waarbij de woonfunctie in overwegende mate in stand blijft;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
voor bebouwing in aanmerking komend bouwvlak, zoals omschreven in het bestemmingsplan;
hoogste punt van een schuin dak;
laagste punt van een schuin dak;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of van de openbare ruimte.
een ondergeschikt toevoeging aan de voorgevel op de begane grond.
elke bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een georganiseerde gebeurtenis zoals bedoeld in Afdeling 6, artikel 2:21 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Hulst.
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten :
het in een woning door de bewoner op beroepsmatige wijze uitoefenen van activiteiten anders dan een aan-huis-gebonden beroep en/of het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht of het Activiteitenbesluit geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;
afdak tegen een gebouw, veelal boven een ingangspartij van een huis, dat beschutting geeft tegen weersinvloeden.
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt;
tijdelijke woonunit/stacaravan
een tijdelijke (prefab) verplaatsbare unit met een woonfunctie;
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening. Voor zover niet gedefinieerd betreft dit een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen);
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een zelfstandig wonende persoon of een samenwonende groep van personen, waarbij sprake is van één afzonderlijk huishouden;
voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
voor woondoeleinden aangewezen bestemming/bouwvlak op grond van het bestemmingsplan
de grens van een perceel, aan de zijkant van een woning (die voor- en achterzijde van het perceel verbindt);
gebied dat geen onderdeel is van het achtererf- en voorerfgebied;
Bij de toepassing van deze beleidsregels wordt gemeten overeenkomstig de bepalingen in het van toepassing zijnde bestemmingsplan;
Voor zover in deze beleidsregels niet is voorzien in een omschrijving van een bepaald begrip, gelden de begripsbepalingen van het desbetreffende bestemmingsplan;
Voor een aantal aangewezen categorieën van gevallen is nader aanvullend beleid opgesteld.
als een bouwplan verband houdt met uitbreidingen voor mensen met een beperking en waarvoor, bijvoorbeeld op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, een noodzaak aanwezig is, bestaat de mogelijkheid om op grond hiervan ontheffing te verlenen, voor zover door of namens de aanvrager de noodzaak aangetoond is. Per geval zal een afweging gemaakt worden.
De aanvraag om omgevingsvergunning wordt getoetst aan het van toepassing zijnde vastgestelde beleid. Bij strijdigheid met vastgesteld beleid zal in principe géén medewerking worden verleend. Zijn er specifieke omstandigheden aanwezig die de afwijking rechtvaardigen, dan geldt bij de besluitvorming een zwaardere motiveringseis (bijv. een nadere ruimtelijke onderbouwing). Tenzij verwezen kan worden naar in ontwikkeling zijnde beleid dat al op schrift is gesteld en waarvan aannemelijk is dat het zo vastgesteld gaat worden.
Artikel 3 Uitwerking Artikel 4 Bijlage II Bor
EEN BIJBEHOREND BOUWWERK BINNEN DE BEBOUWDE KOM
I . E en bijbehorend bouwwerk in het voorerfgebied ;
mits voldaan wordt aan de voorwaarden:
de oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk heeft een gezamenlijk oppervlak van maximaal 60 m², met dien verstande dat bij bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² de maximum gezamenlijke oppervlakte mag worden vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het bouwperceel boven de 500 m² tot een maximum van 150 m², met dien verstande dat de uitbreiding op de percelen met een oppervlakte van minimaal 1000 m² tot maximaal 3000 m² niet meer dan in totaal 175 m² aan bijbehorende bouwwerken bedraagt, met inbegrip van zijerfgebied en voorerfgebied;
III. Een b ijbehorend bouwwerk in het zijerfgebied :
mits voldaan wordt aan de voorwaarden:
I V . Het beoogde gebruik van het bijbehorend bouwwerk magniet afwijkenvan het bestaand gebruikvan het hoofdgebouw;tenzij toepassingkan worden gegeven aan artikel 4, negende lid van Bijlage II Bor.
EEN BIJBEHOREND BOUWWERK BUITEN DE BEBOUWDE KOM
I . E en bijbehorend bouwwerk in het v oorerfgebied ;
Overige typen bouwwerken zijn enkel in het achter- en zijerfgebied toegestaan conform de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid;
II. Een bijbehorend bouwwerk in het achtererfgebied;
mits voldaan wordt aan de voorwaarden:
III. Een b ijbehorend bouwwerk in het zijerfgebied;
mits voldaan wordt aan de voorwaarden:
Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor onderstaande specifieke gevallen gelden de volgende beleidsregels:
I. Erfafscheidingen behorend bij een woonperceel ;
mits voldaan wordt aan de voorwaarden:
Voor erfafscheidingen behorend anders dan bij woonpercelen wordt per geval een afweging gemaakt.
I I. Overkappingen in het achtere rfgebied;
mits voldaan wordt aan de voorwaarden:
III. Overkappingen in het voorerfgebied;
mits voldaan wordt aan de voorwaarden:
IV. Overkappingen in het zijerfgebied;
mits voldaan wordt aan de voorwaarden:
Dakkapellen,dakopbouwen of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw dan wel uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard
Voor onderstaande specifieke gevallen gelden de volgende beleidsregels:
I. Aanvullend op het voordakvlak ;
mits voldaan wordt aan de voorwaarden:
Voor onderstaande specifieke gevallen gelden de volgende beleidsregels:
Het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Mits voldaan wordt aan de voorwaarden:
Daarnaast dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien. Daarbij dient aansluiting te worden gezocht bij de meest actuele parkeernormen die het CROW hanteert.
Ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10 van artikel 4, voor een termijn van ten hoogste 10 jaar.
Voor onderstaande specifieke gevallen gelden de volgende beleidsregels:
Het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen, mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat het evenement past in het gemeentelijk evenementenbeleid.
II. Plaatsen van een tijdelijke woonvoorziening vanwege (ver)bouwactiviteiten
Voor het plaatsen van een tijdelijke woonvoorziening dient te worden voldaan aan de “Beleidsregels voor het plaatsen van een tijdelijke woonvoorziening”.
III Voor zover I en II niet van toepassing zijn, dient een afzonderlijke afweging plaats te vinden.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: 2e Herziening Beleidsregels voor afwijkingen in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.