Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Noordoostpolder

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Noordoostpolder
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-01-201601-01-2017nieuwe regeling

22-12-2015

Elektronisch Gemeenteblad, 20-01-2016

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur) en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015;

overwegende dat het college de bevoegdheid heeft om nadere regels te stellen omtrent de te verstrekken maatwerkvoorzieningen, tegemoetkoming meerkosten, bijdrage in de kosten en het persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);

Besluit:

Vast te stellen het navolgende

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder ;

    • b.

      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015;

    • c.

      Algemene maatregel van bestuur (AMvB): het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, (Stb 2014, 420 dan wel de rechtsopvolger);

    • d.

      bijstandsnorm: de normen genoemd in hoofdstuk 3 van de Participatiewet met uitzondering van de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van die wet;

    • e.

      jaarinkomen: het netto totaal inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet waarover de aanvrager en zijn eventuele echtgenoot beschikt of redelijkerwijs kan beschikken in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming meerkosten betrekking heeft;

    • f.

      diensten: hulp met betrekking tot ondersteuning, dagactiviteiten en kortdurend verblijf;

    • g.

      instandhoudingskosten: een door het college te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, waaronder ook een WA-verzekering bij vervoersvoorzieningen kan worden gerekend;

    • h.

      budgetperiode: de periode waar een persoonsgebonden budget betrekking op heeft;

    • i.

      beroepskracht: persoon die beroepshalve een betaalde functie vervult en voldoet aan de door het college te stellen (kwaliteits)eisen.

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Artikel 2.1 Afschrijvingsperioden

Onverminderd de toepassing van artikel 8.4 vierde lid onder f van de Verordening worden voor woonvoorzieningen de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:

  • -

    keuken 15 jaar

  • -

    badkamer 25 jaar

  • -

    toilet en kranen 15 jaar

Artikel 2.2 Toepassing primaat verhuizing

Het bedrag waarboven toepassing van het primaat van de verhuizing, zoals bedoeld in artikel 8.3 eerste lid van de Verordening kan worden toegepast bedraagt € 3.000,00.

Artikel 2.3 Nadere regels aanpassingskosten woonwagens, woonschepen en binnenschepen

  • 1. Het college kan op aanvraag een persoonsgebonden budget toekennen voor de aanpassingskosten van de woonwagen of het woonschip indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      de standplaats van de woonwagen of de ligplaats van het binnenschip niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag bij de gemeente Noordoostpolder op de standplaats stond of het woonschip op een daarvoor bestemde ligplaats lag en;

    • d.

      de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 2. De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een aanpassing aan zijn eigen woonwagen of binnenschip is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woonwagen of binnenschip dan wel de getroffen aanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 2.4 Keuring en onderhoud liften

Keuring en onderhoud van stoelliften, rolstoelplateauliften, sta-plateauliften, woonhuisliften, hefplateauliften en balanfsliften geschiedt met toepassing van bijlage 1.

Artikel 2.5 Tarifering

De tarifering Zorg in natura van ondersteuning, dagactiviteiten, kortdurend verblijf, persoonlijke verzorging, vervoer zonder rolstoel en vervoer met rolstoel geschiedt met toepassing van bijlage 2.

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget

Artikel 3.1 Verstrekking op verzoek

  • 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt.

  • 2. De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening.

Artikel 3.2 Budgetperiode

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening niet zijnde diensten wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor de kosten van of in verband met de maatwerkvoorziening.

  • 2. Indien de economische afschrijvingstermijn van een maatwerkvoorziening niet zijnde diensten, al dan niet aangeschaft met een persoonsgebonden budget, is bereikt, kan deze door het verlenen van instandhoudingskosten nog steeds als goedkoopst passende bijdrage worden aangemerkt.

Artikel 3.3 Recht op persoonsgebonden budget

  • 1. Onverminderd de voorwaarden of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

  • 2. Het college kan aan het recht op een persoonsgebonden budget de verplichting verbinden dat een budgetplan wordt opgesteld.

  • 3. Uit het door het college beschikbaar gestelde format voor het budgetplan blijkt in ieder geval:

    • -

      door welke persoon de ondersteuning wordt geboden;

    • -

      welk resultaat wordt bereikt met het oog op het doel waar het persoonsgebonden budget voor wordt verleend;

    • -

      op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan de participatie en zelfredzaamheid; en

    • -

      hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd.

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het college heeft desgevraagd op één of meer door het college te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het college wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 2. Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de cliënt schriftelijk aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 3. De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 4. De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 3.5 Persoonsgebonden budget hulpmiddel

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het college daaraan gesteld eisen;

    • b.

      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

    • c.

      de cliënt dient bij aanschaf van een vervoersvoorziening een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten;

    • d.

      het persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening wordt maximaal eens per drie jaar verleend en slechts indien de met een reeds eerder verstrekte persoonsgebonden aangeschafte voorziening technisch is afgeschreven.

  • 2. De cliënt dient het college desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.

Artikel 3.6 Persoonsgebonden budget en kwaliteit

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing of diensten dient te worden voldaan aan de door het college gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorwerkvoorziening:

    • a.

      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

    • b.

      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

    • c.

      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

  • 2. Indien het college op basis van het gesprek en daarbij behorend opgestelde verslag tot het oordeel komt dat de cliënt als een zeer kwetsbaar persoon moet worden gezien, kunnen in aanvulling op het vorige lid, nadere aanvullende voorwaarden worden gesteld.

Artikel 3.7 Hoogte persoonsgebonden budget diensten

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten welke worden ingekocht

    • a.

      bij een aanbieder die in loondienst werkzaam is bij een organisatie die staat inge-schreven in het Handelsregister als zijnde aanbieder van maatschappelijke ondersteuning of

    • b.

      bij een aanbieder die niet in loondienst werkzaam is bij een organisatie maar wel als beroepskracht (in opleiding) kan worden aangemerkt

      bedraagt in ieder geval niet meer dan 100% van het tarief waarvoor het college deze diensten heeft ingekocht.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten welke worden ingekocht bij een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt bedraagt in ieder geval niet meer dan 50% van het tarief waarvoor het college deze diensten heeft ingekocht.

  • 3. Onder diensten als bedoeld in dit artikel kan ook het noodzakelijke vervoer worden verstaan van en naar de locatie waar de maatschappelijke ondersteuning wordt geboden.

  • 4. Onder bemiddelingskosten als bedoeld in artikel 6.1 tweede lid onder d van de verordening worden ook de daarmee verband houdende administratiekosten verstaan.

  • 5. Uit het persoonsgebonden budget mogen de volgende extra kosten worden betaald:

    • a.

      indien alleen via een acceptgiro kan worden gefactureerd;

    • b.

      de reiskosten van de persoon aan wie het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald in verband met het bieden van maatschappelijke ondersteuning bij diensten.

  • 6. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor het overnemen van huishoudelijke taken wordt berekend op uren en indien er sprake is van een deel van een uur, wordt het persoonsgebonden budget naar rato, afgerond op minuten.

Artikel 3.8 Hoogte persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget kan worden afgestemd op:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de woningaanpassing. Indien de woningaanpassing in zelfwerkzaamheid wordt getroffen vervallen de loonkosten;

    • b.

      het architectenhonorarium, indien dit noodzakelijk is, tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald voor de leden van NLingenieurs en BNA in DNR 2011;

    • c.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • d.

      de leges voor de omgevingsvergunning, voor zover deze betrekking heeft op het treffen van de woningaanpassing;

    • e.

      de door college schriftelijk goedgekeurde kostenverhoging, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

Artikel 3.9 Persoonsgebonden budget bij verblijf in buitenland

  • 1. Onverminderd artikel 2.6.2 van de wet kan de cliënt een aan hem verleend persoonsgebonden budget per kalenderjaar voor ten hoogste dertien weken, dan wel een aaneengesloten periode voor ten hoogste dertien weken, tijdens verblijf buiten Nederland gebruiken voor betaling van (individuele) ondersteuning als bedoeld in artikel 7.1 onder a van de Verordening.

  • 2. Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 6 van de Verordening kan het college het persoonsgebonden budget als bedoeld in het vorige lid lager vaststellen indien:

    • a.

      de cliënt langer dan zes weken aaneengesloten buiten Nederland verblijft; en

    • b.

      daar ondersteuning contracteert die niet valt onder de Nederlandse fiscale en sociale zekerheidswetgeving.

  • 3. Het college hanteert in de gevallen als bedoeld in het vorige lid de berekeningswijze van artikel 3.7.2, derde lid, van het Besluit langdurige zorg (Stb 2014, 520).

Hoofdstuk 4 Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 4.1 Meerkosten en aanvraag

  • 1. Het college kan aan de persoon als bedoeld in artikel 11.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen voor:

    • a.

      de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 8.3 van de Verordening;

    • b.

      de kosten in verband met het zich verplaatsen in de leefomgeving met een eigen auto, een rolstoeltaxi of individueel taxivervoer als bedoeld in hoofdstuk 8 van de Verordening welke noodzakelijk zijn in verband met de zelfredzaamheid en participatie.

  • 2. De persoon als bedoeld in artikel 11.1 eerste lid van de Verordening wordt geacht andere aannemelijke kosten te hebben als bedoeld in artikel 11.1 tweede lid onderdeel e van de Verordening als diegene:

    • a.

      in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft een maatwerkvoorziening ontvangt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • b.

      zorg ontvangt op grond van de Wet langdurige zorg, anders dan intramuraal verblijf in een instelling;

    • c.

      voor de zelfredzaamheid en participatie is aangewezen op schoonmaakondersteuning. Daarvan is in ieder geval sprake als diegene op grond van artikel 35 lid 1 Participatiewet bijzondere bijstand voor de kosten van de schoonmaakondersteuner ontvangt;

    • d.

      een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid;

    • e.

      een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft ontvangen op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid tot de maand waarin zij de pensioengerechtigde leeftijd bereikten;

    • f.

      een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ en om dringende redenen gedurende ten minste 6 maanden per kalenderjaar van de arbeidsverplichtingen is ontheven; of

    • g.

      de beschikking heeft over een gehandicaptenparkeerkaart.

  • 3. Het college verstrekt aan de persoon bedoeld in het tweede lid op aanvraag een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie mits het jaarinkomen van de persoon niet hoger is dan 110% van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm.

  • 4. De aanvraag om een tegemoetkoming als bedoeld in het derde lid moet worden ingediend in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 4.2 Hoogte tegemoetkoming meerkosten

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming voor:

    • a.

      de verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 2.714,12;

    • b.

      het gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 513,55 per jaar;

    • c.

      het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.046,00 per jaar;

    • d.

      het gebruik van een individuele taxi bedraagt maximaal € 1.365,71 per jaar.

  • 2. Het college kan de hoogte van de tegemoetkoming in het tweede lid onder b, c, of d afstemmen op de samenvallende vervoersbehoefte van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.

  • 3. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid samen, dan verstrekt het college slechts een keer het bedrag genoemd in het eerste lid onder b, c, of d.

  • 4. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid niet of slechts ten dele samen, dan kan aan elke bedoelde persoon een tegemoetkoming worden verstrekt welke tezamen niet meer bedragen dan 1,5 maal het bedrag genoemd in het tweede lid onder b, c, of d.

  • 5. De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.1 derde lid van dit Besluit bedraagt € 250,00 per kalenderjaar.

Artikel 4.3 Uitbetaling tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2 eerste lid onder a van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het college heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning.

  • 2. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2 eerste lid onder b van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het college de aanvraag om de tegemoetkoming heeft toegekend.

  • 3. De tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 4.2 eerste lid onder c en d van dit Besluit worden uitbetaald op basis declaratie of op basis van nota’s.

  • 4. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.2 zesde lid van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het college de aanvraag om de tegemoetkoming heeft toegekend.

Hoofdstuk 5 Bijdrage in de kosten

Artikel 5.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening door cliënt

  • 1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrage plichtig inkomen van de cliënt en zijn eventuele echtgenoot van het Uitvoeringsbesluit.

  • 2. De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

  • 3. De kostprijs van de maatwerkvoorziening is:

    • a.

      het toegekende en betaalde persoonsgebonden budget;

    • b.

      de huurprijs die het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • c.

      de koopprijs die het college verschuldigd is aan de aanbieder;

    • e.

      voor diensten geldt het tarief welke het college verschuldigd is aan de aanbieder.

  • 4. De bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 5. De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      voor het gebruik van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief maar wel een ritbijdrage die gebaseerd is op de kosten van het openbaar vervoer;

    • b.

      voor een maatwerkvoorziening in de vorm van rolstoelaccessoires.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Heroverweging van besluiten

Onverminderd artikel 2.3.9 van de wet kan het college een systeem van nazorg instellen waarbij periodiek onderzoek wordt gedaan naar het gebruik van een maatwerkvoorziening waaronder begrepen maatwerkwerkvoorzieningen die met een persoonsgebonden budget zijn aangeschaft.

Artikel 6.2 Indexering

Het college kan de in het kader van dit Besluit geldende bedragen wijzigen conform het gestelde in artikel 15.2 van de Verordening.

Artikel 6.3 Intrekking oude regeling

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder 2015, vastgesteld op 2 december 2014, wordt ingetrokken.

Artikel 6.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

Artikel 6:5 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordoostpolder.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders

van 22 december 2015.

De secretaris,

De burgemeester.

Bijlage 1 Keuring en onderhoud liften

Keuring van liftenBegin-keuringKosten excl. BTW In EURFrequentie periodieke keuringKosten excl. BTW In EUR
Stoelliftenja€280,301 x per 4 jr€211,76
Rolstoelplateauliftenja€280,301 x per 4 jr€211,76
Sta-plateauliftenja€208,301 x per 4 jr€211,76
Woonhuisliftennvt€445,-1 x per 1,5 jr€253,70
Hefplateauliftennvt€450,121 x per 1,5 j€259,84
Balansliftennvt 1 x per 1,5 jr€73,66  per uur
In bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten van de keuring door het Liftinstituut (50%), almede de kosten van de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50 %)

 Onderhoud vanFrequentie periodiek onderhoudKosten standaard excl.BTW in EUR
Stoelliften1 x per jaar €156,52-
Rolstoelplateauliften1 x per jaar €156,23
Sta-plateauliften1 x per jaar €156,23
Woonhuisliften2 x per jaar €225,06
Hefplateauliften2 x per jaar €156,23
Balansliften1 x per jaar €156,23
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:  
- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;
- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;
- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

Bijlage 2 Tarifering Zorg in natura van ondersteuning, dagactiviteiten, kortdurend verblijf, persoonlijke verzorging, vervoer zonder rolstoel en vervoer met rolstoel

ONDERSTEUNING
CategorieOndergrens in urenBovengrens in urenTarief per maand
Middel113€ 260
Zwaar1325€ 650
Intensief25e.v.Offertetraject

ONDERSTEUNING SPECIAAL
CategorieOndergrens in urenBovengrens in urenTarief per maand
Middel110€ 350
Zwaar1020€ 860
Intensief20e.v.Offertetraject

DAGACTIVITEITEN
CategorieOndergrens in dagdelenBovengrens in dagdelenTarief per maand
Middel129€ 501
Zwaar2941€ 1.221
Intensief41e.v.Offertetraject

KORTDUREND VERBLIJF
CategorieTarief per etmaal
Middel€ 116,53
Zwaar€ 161,89
IntensiefOffertetraject

PERSOONLIJKE VERZORGING
€ 36,59 

VERVOER ZONDER ROLSTOEL
€ 8,00 

VERVOER MET ROLSTOEL
€ 20,00