Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zevenaar

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zevenaar 2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZevenaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zevenaar 2016
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zevenaar 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Zevenaar 2016, Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201601-11-2019Onbekend

03-11-2015

Zevenaar Post d.d. 24 december 2015

IN15.01780

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zevenaar 2016

 

 

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zevenaar2016

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Eigen verantwoordelijkheid 3

Beoordelingskader.

  • 1.

    Beoordelingskader 4

  • 2.

    Schoonhouden van de woning 5

  • 3.

    Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. 6

  • 4.

    Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. 7

  • 5.

    Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren. 7

  • 6.

    Wonen in een geschikt huis. 8

  • 7.

    Zich verplaatsen in en om de woning. 9

  • 8.

    Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en deelnemen aan activiteiten. 9

  • 9.

    Bevorderen, behouden of compenseren sociale zelfredzaamheid. 10

  • 10.

    Begeleiding 12

  • 11.

    Begeleiding groep en begeleiding individueel 13

Indicatiecriteria begeleiding 13

  • 12.

    Indiceren begeleiding individueel. 15

  • 13.

    Indiceren begeleiding groep: 17

  • 14.

    Indiceren respijtzorg 17

Overige bepalingen met betrekking tot de indicaties. 18

  • 15.

    Persoonlijke verzorging. 18

  • 16.

    Maatwerkvoorzieningen met een persoonsgebonden budget 21

  • 17.

    Weigeringsgronden pgb 21

  • 18.

    Eigen bijdrage. 21

  • 19.

    Inwerkingtreding 22

     

    Inleiding

    De beleidsregels bevatten informatie en regels over mmatwerkvoorzieningen die mogelijk zijn in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wmo.

    Uitgangspunt is dat iedereen mee moet kunnen doen in de samenleving. Dat is de kern van de wet en de beleidsregels. Eigen verantwoordelijkheid is een belangrijk principe.

    Beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4.81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht: "Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid."

     

    Bij beleidsregels gaat het om een besluit van algemene strekking niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omdat de bevoegdheid niet rechtstreeks aan de wet wordt ontleend. Feitelijk gaat het bij beleidsregels om geschreven geldend recht van een bepaalde gedragslijn met betrekking tot een bepaald beleid. Concreet betekent dit voor de uitvoeringspraktijk dat alle (min of meer) gelijke gevallen op een gelijke manier worden afgehandeld volgens door het College vastgesteld beleid dat als zodanig ook is bekendgemaakt middels publicatie.

     

    Tijdens het onderzoek wordt het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning onderzocht. Daarbij wordt gekeken in hoeverre de cliënt met eigen kracht, gebruikelijke hulp, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, mantelzorg, andere hulp uit het sociaal netwerk of voorliggende voorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie kan handhaven of verbeteren.

    De beleidsregels lichten toe wanneer maatwerkvoorzieningen kunnen worden verstrekt en bieden kaders hoe de aanspraak daarop wordt beoordeeld. Er wordt gezocht naar een passende oplossing, afwijken van de gestelde richtlijnen is gemotiveerd mogelijk.

    In artikel 1 van de verordening wordt een aantal begripsbepalingen opgesomd. Het spreekt voor zich dat deze begrippen van toepassing zijn op deze beleidsregels.

     

    Eigen verantwoordelijkheid

    De Wmo is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen al dan niet met hulp van anderen. Die eigen verantwoordelijkheid komt tijdens het gesprek aan de orde.

    Hierbij wordt in 2016 verkend of en hoe gebruik te maken van de zelfredzaamheidsmatrix (ZRM). Dit is een manier om de zelfredzaamheid van de inwoner te meten, te beoordelen wat er voor die persoon nodig is, en vervolgens te monitoren wat het resultaat is van de ondersteuning voor die persoon. Doel hierbij is altijd om de zelfredzaamheid van iemand te vergroten, dan wel de situatie te stabiliseren wanneer dat het maximaal haalbare is.

    Een oplossing van problemen kan bijvoorbeeld al aanwezig zijn in die zin dat deze feitelijk al jaren behoort tot iemands normale levenspatroon. Bij problemen met het schoonhouden van het huis zijn er talloze mensen die gewend zijn daar iemand voor in te huren, zoals tweeverdieners of mensen met voldoende inkomen. In deze situatie hoeft niets te veranderen, als men op basis van leeftijd of een ongeval beperkingen krijgt. Door voort te zetten wat men had, ontstaat er geen probleem dat om een oplossing vraagt. Dat zou anders kunnen zijn als door het ontstaan van de beperking het inkomen daalt. Het kan dan zijn dat iemand de eerder ingehuurde schoonmaakhulp niet meer kan betalen. Dat zou aanleiding kunnen zijn wel een algemene voorziening of maatwerkvoorziening in te zetten. Daarvoor zal een zorgvuldig onderzoek verricht moeten worden, met name naar de eerdere situatie, zowel wat betreft hulp als wat betreft inkomen, en de veranderde situatie.

     

    Eigen verantwoordelijkheid betekent ook de aanschaf en het gebruik van zoveel mogelijk strijkvrije kleding om onnodig beroep op een hulp te voorkomen. Ook nieuwe technische mogelijkheden, zoals een robotstofzuiger, kunnen bekeken worden. Mogelijk is dat een hulpmiddel waardoor iemand meer zelf kan gaan doen in huis.

    Een ander voorbeeld is het vervoer. Heel veel mensen zijn op dit moment gewend al bijna hun hele leven gebruik te maken van een auto. Als zij een beperking krijgen, door leeftijd of door een ongeval, hoeft er in feite niets te veranderen, als zij met diezelfde auto in staat blijven hun verplaatsingen te maken. Er hoeft dan geen maatwerkvoorziening te worden verstrekt. Dat zou anders kunnen zijn als zij door hun beperking veel meer verplaatsingen moeten gaan maken. In dat geval kan onderzoek verricht worden naar de vraag in hoeverre zij dit zelf kunnen oplossen en of hun sociale net werk er aan kan bijdragen. Biedt dat geen oplossing dan komt men mogelijk in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.

    Ook bij woonvoorzieningen speelt de eigen verantwoordelijkheid een grote rol. Als iemand ouder wordt en zijn badkamer gaat renoveren mag een gemeente veronderstellen dat hij - ook al zijn er nog geen beperkingen - rekening houdt met het gegeven dat hij een dagje ouder wordt. Dat betekent dat de persoon in kwestie aan een douche moet denken in plaats van uitsluitend een bad.

    Er speelt ook nog iets anders mee: weten mensen wel dat van hen verwacht wordt dat ze via het denken aan dit soort dingen anticiperen op mogelijk komende problemen? De gemeente zal ook daarover voorlichting moeten geven, duidelijk moeten maken waar verwachtingen mogen beginnen maar ook kunnen ophouden wat betreft de inzet van de gemeente in het geschikt maken van woningen.

     

    Beoordelingskader.

    Algemeen

    Bij het beoordelen van de zelfredzaamheid en participatie wordt uitgegaan van onderstaand beoordelingskader.

     

    1. Beoordelingskader

    • ·

      Heeft belanghebbende geobjectiveerde beperkingen bij het zelf uitvoeren van huishoudelijke taken, gebruikelijke zorg voor minderjarige kinderen, normale gebruik van de woning, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel ?

    • ·

      Welke mogelijkheden heeft de belanghebbende wel in het zelf uitvoeren van huishoudelijke taken, gebruikelijke zorg voor minderjarige kinderen, normale gebruik van de woning, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel?

    • ·

      Welke mogelijkheden heeft de belanghebbende niet in het zelf uitvoeren van huishoudelijke taken, gebruikelijke zorg voor minderjarige kinderen, normale gebruik van de woning, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel?

    • ·

      Wat zijn de resultaten die belanghebbende wil bereiken bij het voeren van een huishouden, de gebruikelijke zorg voor minderjarige kinderen, normale gebruik van de woning, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel ?

    • ·

      Wat heeft belanghebbende zelf al gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen?

    • ·

      Welke mogelijkheden heeft belanghebbende om de gewenste resultaten te bereiken via eigen oplossingen al dan niet met zijn huisgenoten of sociale omgeving?

    • ·

      Welke mogelijkheden heeft belanghebbende om de gewenste resultaten te bereiken via wettelijke voorliggende voorzieningen of algemeen gebruikelijke voorzieningen?

    • ·

      Welke mogelijkheden heeft belanghebbende om de gewenste resultaten te bereiken via algemene voorzieningen?

    Als bovenstaande mogelijkheden niet leiden tot een oplossing, dan komt een collectieve of individuele maatwerkvoorziening ter beoordeling aan de orde.

    Welke weigeringsgronden of beperkende voorwaarden zijn van toepassing volgens de Verordening?

    Welke mogelijkheden kan de gemeente bieden om de gewenste resultaten te bereiken via collectieve maatwerkvoorzieningen?

    Welke mogelijkheden kan de gemeente bieden om de gewenste resultaten te bereiken via individuele maatwerkvoorzieningen?

    Bij de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen van toepassing zijn. De strekking is in ieder geval dat deze voorzieningen voorliggend zijn op het verlenen van een maatwerkvoorziening.

    Het College moet daarbij beoordelen of de algemene voorziening:

    • ·

      beschikbaar is, en

    • ·

      in geval van kosten door belanghebbende financieel kan worden gedragen, en

    • ·

      zich als voldoende compensatie laat kwalificeren.

    Wordt aan de genoemde voorwaarden voldaan, dan wordt geen maatwerkvoorziening verleend. Wel wordt opgemerkt dat het (ook) op de weg van belanghebbende ligt om desgevraagd aan te tonen dat de algemene voorziening financieel kan worden gedragen.

    Waar mogelijk wordt gezocht naar combineren van maatwerkvoorzieningen. Als er hulp bij het huishouden en individuele begeleiding noodzakelijk is ligt het voor de hand dit onder te brengen bij dezelfde aanbieder en mogelijk dezelfde hulpverlener.

     

    2. Schoonhouden van de woning

    Zie ook artikel 8 Verordening.

     

    Het te bereiken resultaat bestaat uit het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden.

     

    Er kan een maatwerkvoorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk, beperkt tot schoon houden van met name de woonkamer, slaapkamer(s), keuken en sanitaire ruimten. Het gaat in ieder geval om de gebruiksruimten die voor de belanghebbende onder diens normale gebruik van de woning vallen. Kamers die niet in gebruik (hoeven te) zijn vallen hierbuiten.

    De Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden januari 2011 van de MO-zaak wordt gehanteerd voor de te bereiken resultaten.

     

    Factoren meer hulp

    In de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden staan bij diverse taken “factoren meer hulp” genoemd waarvoor extra kan worden geïndiceerd. Voor wat betreft het zware en lichte huishoudelijk werk indiceren wij in principe 1x 30 minuten extra voor zwaar huishoudelijk werk en 1x 30 minuten extra voor licht huishoudelijk werk als een of meer van de genoemde factoren aan de orde is/zijn. Gemotiveerd kan daarvan afgeweken worden en kan er voor meer factoren extra worden geïndiceerd omdat er bv. sprake is van meerdere kinderen.

     

    Indiceren zwaar huishoudelijk werk

    Er wordt niet gekeken naar het aantal personen maar naar de grootte van de woning:

    woning met 1 slaapkamer: 1:30 uur

    woning met 2 slaapkamers: 2:00 uur

    woning met 3/4 slaapkamers: 3:00 uur

    woning met 5 slaapkamers: 3:30 uur

    woning met 6 of meer slaapkamers: 4:00 uur

    Onder slaapkamers worden ook logeer- of hobbykamers verstaan. Een zolder in principe niet. Als niet alle (slaap)kamers in gebruik zijn dan wordt de indicatie, in afwijking van de richtlijn, daarop aangepast.

     

    Indiceren dagelijkse organisatie

    In afwijking van de genoemde Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden kan er alleen 0:30 uur organisatie worden geïndiceerd als:

    -iemand moet worden aangespoord om mee te werken, uit de indicatie moet duidelijk blijken om welke taken het gaat, of;er een indicatie is voor boodschappen doen (dus zowel halen als opruimen) en ook de boodschappenlijst moet worden gemaakt door de hulp of;er sprake is van minimaal overname van het zwaar én licht huishoudelijk werk én de was kan er organisatie worden geïndiceerd afhankelijk van de diagnose van de belanghebbende. Bv bij een psychiatrische aandoening, een psychogeriatrische aandoening, psychosociale problemen of cognitieve problemen waardoor er tijdens de werkzaamheden overleg of interactie met de cliënt is.

     

    Opname langer dan 4 weken

    De thuiszorgorganisatie informeert de gemeente als er sprake is van vakantie of opname in een ziekenhuis, verpleeg- of verzorgingshuis langer dan 4 weken. Tijdens vakantie van de cliënt wordt in beginsel geen hulp geleverd. Immers hij verblijft dan niet in de woning. Tijdens opname wordt geen hulp geleverd, tenzij er sinds het moment van de indicatiestelling een partner inwoont, die de huishouding ook niet kan verzorgen. Gedurende de eerste 4 weken kan de hulp ongewijzigd worden doorgeleverd. Duurt de opname langer dan 4 weken dan moet er een indicatie op naam van de partner worden aangevraagd en de hulp kan ongewijzigd worden voortgezet in afwachting van deze indicatie. De hulp bij het huishouden zal per opnamedatum worden beëindigd en vanaf die datum wordt een nieuwe indicatie gesteld op naam van de partner.

     

    Overlijden van cliënt

    Als de cliënt is overleden wordt de hulp beëindigd, tenzij er sinds het moment van de indicatiestelling een partner inwoont, die de huishouding niet kan verzorgen. Er moet een indicatie op naam van de partner worden aangevraagd, de hulp kan ongewijzigd worden voortgezet in afwachting van deze indicatie. De ingangsdatum van deze indicatie op naam van de partner zal worden gesteld op de datum van overlijden van de cliënt.

     

    Woningen Zozijn

    Er zijn woningen waar meerdere cliënten met een verstandelijke beperking wonen die begeleiding van Zozijn krijgen. Besloten is dat we hulp bij het huishouden indiceren op naam van 1 bewoner (omdat er sprake is van een leefeenheid) en beoordelen in hoeverre de huisgenoten in staat zijn om gebruikelijke zorg te leveren.

     

    Indiceren zwaar huishoudelijk werk bij samenvoegen kamers

    Op b.v. het Masiusplein zijn appartementen gebouwd met 2 slaapkamers, waarna deze zijn samengevoegd of een slaapkamer met de woonkamer is samengevoegd. Zwaar huishoudelijk werk wordt geïndiceerd op basis van het aantal slaapkamers; daarbij gaan we uit van het oorspronkelijke aantal kamers. Dus bij een appartement met oorspronkelijk twee slaapkamers wordt geïndiceerd voor twee slaapkamers.

     

    3. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften.

    Zie ook artikel 8 Verordening.

    Het te bereiken resultaat bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

     

    Met het oog op dit resultaat kan een maatwerkvoorziening voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen, alsmede het bereiden dan wel klaarzetten van maaltijden.

    De Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden januari 2011 van de MO-zaak wordt gehanteerd voor de te bereiken resultaten.

    Het is doorgaans mogelijk en wordt als gangbaar beschouwd dat mensen boodschappen geclusterd doen door bijvoorbeeld eens per week of tweewekelijks een voorraad in huis te halen. Voor zover het gaat om de zware boodschappen kan daar in ieder geval van worden uitgegaan.

     

    Bij een boodschappendienst wordt er van uitgegaan dat iemand de boodschappen via de telefoon of via de PC kan bestellen. Het gebruik maken van boodschappendiensten wordt daarom in beginsel als 'voorliggend' aangemerkt. Supermarkten hebben doorgaans een dergelijke service. Het is ook mogelijk dat vanuit de gemeente een boodschappendienst wordt opgezet. Ook kan het zijn dat de belanghebbende zelf nog in staat is om met bijvoorbeeld een scootmobiel dagelijkse boodschappen te doen.

     

    Boodschappen opruimen

    Als belanghebbende wel in staat is boodschappen te (laten) doen maar deze niet kan opruimen wordt daarvoor de helft van de normtijd zoals genoemd in de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden worden geïndiceerd.

     

    Warme maaltijd huishouden meer dan 3 personen

    Daar waar het gaat om het bereiden van maaltijden kan bekeken worden of gebruik gemaakt kan worden van een vorm van maaltijdvoorziening of van (algemeen gebruikelijke) kant-en-klaar maaltijden. Als het huishouden bestaat uit 3 of meer personen wordt dit in beginsel niet als voorliggend beschouwd en kan er voor maaltijdbereiding worden geïndiceerd.

     

    Broodmaaltijden

    Bij de bereiding van de broodmaaltijd wordt in de Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden 15 minuten per keer geïndiceerd uitgaande van twee broodmaaltijden. Indien belanghebbende in staat is een klaargemaakte maaltijd zelf uit de koelkast te halen wordt 15 min. per dag geïndiceerd en worden 2 broodmaaltijden tegelijkertijd bereid.

     

    Begeleiden van en naar het restaurant

    Als de warme maaltijd alleen moet worden opgewarmd wordt er 15 minuten per keer geïndiceerd uitgaande van 1x per dag. Deze 15 minuten mogen ook worden gebruikt om belanghebbende van en naar het restaurant in het complex waar iemand woont te begeleiden, om daar de warme maaltijd te gebruiken.

     

    4. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding.

    Zie ook artikel 8 Verordening.

    Het te bereiken resultaat bestaat uit het kunnen beschikken over schone kleding en ander noodzakelijk textiel.

    Met het oog op dit resultaat kan een maatwerkvoorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de was.

     

    De Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden januari 2011 van de MO-zaak wordt gehanteerd voor de te bereiken resultaten.

     

    Indiceren deel wasverzorging

    Als de belanghebbende in staat is een deel van de wasverzorging (b.v. de wasmachine aanzetten, ophangen kleine stukken wasgoed, (zittend) strijken en opvouwen) zelf te doen wordt de helft van de normtijd uit de hierboven genoemde richtlijn geïndiceerd.

    De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen. Uitgangspunt bij het strijken is dat er geen lakens, theedoeken, zakdoeken en onderkleding etc. worden gestreken.

     

    5. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

    Zie ook artikel 8 Verordening.

     

    Het te bereiken resultaat is dagelijks gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige minderjarige kinderen die nog niet voor zich zelf kunnen zorgen.

     

    Met het oog op dit resultaat kan, in principe tijdelijk, een maatwerkvoorziening voorziening worden getroffen, voor zover de ouder(s) of huisgenoten geen gebruikelijke zorg kunnen leveren.

    De Richtlijn indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden januari 2011 van de MO-zaak wordt gehanteerd voor de te bereiken resultaten.

    De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie een taak van de ouder(s). Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beiden werken opvang voor de kinderen is. Dat kan in beginsel op de manier waarop zij dat willen (bijvoorbeeld een oppasoma, kinderopvang), het is hun eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat één of beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken.

     

    De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen, als andere tijdelijke oplossingen door bv zorgverlof of calamiteitenverlof onvoldoende oplossing bieden, zodat de ruimte ontstaat om een oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden tijdelijk opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.

     

    Bij de beoordeling van een aanvraag wordt kinderopvang in al zijn verschijningsvormen in beginsel aangemerkt als algemeen gebruikelijke voorziening of algemene voorziening. De strekking is in ieder geval dat deze voorzieningen voorliggend zijn op het verlenen van een maatwerkvoorziening in de vorm van hulp bij het huishouden. Het College moet daarbij beoordelen of de algemene voorziening:

    beschikbaar is; en in geval van kosten door belanghebbende financieel kan worden gedragen; en

    zich als voldoende compensatie laat kwalificeren.

    Wordt aan de genoemde voorwaarden voldaan, dan wordt geen hulp bij het huishouden verleend. Wel wordt opgemerkt dat het desgevraagd (ook) op de weg van belanghebbende ligt om aan te tonen dat de algemene voorziening financieel kan worden gedragen.

    Is de belanghebbende een eigen bijdrage verschuldigd voor de kinderopvang op grond van een wettelijke regeling, dan is het niet aan het College daar over te oordelen in het kader van de vraag of de voorziening financieel kan worden gedragen (Rechtbank Arnhem 19-07-2011, BR6375 Wmo).

     

    6. Wonen in een geschikt huis.

    Zie ook artikel 8 Verordening

    Het te bereiken resultaat bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waarover men beschikt en heeft betrekking op de woning waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

    Indien van toepassing wordt voor het bepalen van een programma van eisen voor een woningaanpassing gebruik gemaakt van het Handboek voor Toegankelijkheid.

     

    Kernassortiment

    Er is voor een aantal roerende woonvoorzieningen zoals tilliften of douchestoelen een kernassortiment waaruit in beginsel een voorziening gekozen wordt. Alleen als er geen goedkoopst adequate voorziening in dit assortiment beschikbaar is wordt een voorziening buiten het kernassortiment verstrekt.

     

    Gebruik berging

    Indien er sprake is van een berging op afstand van de woning zoals in een appartementencomplex zal individueel beoordeeld worden in hoeverre het kunnen bereiken van de berging noodzakelijk is.

     

    Losse woonunit

    Het college kan een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien:

    • ·

      de noodzakelijke bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning, en

    • ·

      die woning het (mede)eigendom is van de belanghebbende, of

    • ·

      die woning het eigendom is van een verhuurder die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen met beperkingen.

    • ·

      de unit naar verwachting kortdurend (minder dan 2 jaar) in gebruik zal zijn

    Voordeel van een losse woonunit is dat deze relatief snel geplaatst kan worden en er in de meeste gevallen geen vergunning voor nodig is. Dit is vooral bij (zeer) progressieve ziektebeelden een voordeel.

     

    Woonwagen en woonschip

    Een voorziening voor een woonschip en een woonwagen wordt slechts verstrekt indien:

    • ·

      het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening op een door de gemeente aangewezen ligplaats lag, dan wel de woonwagen op een gemeentelijke standplaats stond, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1, onder H van de Woningwet;

    • ·

      de technische levensduur van het woonschip dan wel de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

    • ·

      het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen, dan wel de standplaats van de woonwagen niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt.

     

    Bezoekbaar maken:

    • Er kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling of in een kleinschalige woonvorm met 24-uurs-adl-assistentie.

    • De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

    • Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de persoon met beperkingen de woonruimte, meer specifiek de woonkamer en een toilet kan bereiken.

    • De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van tot het door het Colllege in het Besluit vast te leggen maximumbedrag.

     

    Er worden geen maatwerkvoorzieningen verstrekt:

    • ·

      bij hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur,

    • ·

      als het voorzieningen betreft in specifiek op mensen met beperkingen gerichte woongebouwen in gemeenschappelijke ruimten omdat dit de verantwoordelijkeheid van de verhuurder/instellling is en daarmee is het een voorliggende voorziening,

    • ·

      die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden omdat dit algemeen gebruikelijke kosten zijn.

       

    7. Zich verplaatsen in en om de woning.

    Zie ook artikel 8 Verordening.

    Het te bereiken resultaat bestaat uit het in staat zijn de woning (voordeur), woonkamer, keuken, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken, zodat normaal gebruik van de woning kan worden gemaakt.

     

    Kernassortiment.

    Er is een kernassortiment waaruit in beginsel een voorziening gekozen wordt. Alleen als er geen goedkoopst adequate voorziening in dit assortiment beschikbaar is wordt een voorziening buiten het kernassortiment verstrekt.

     

    Bergingen in appartementencomplexen

    Indien de berging zich in een appartementencomplex op afstand van de woning bevindt wordt individueel beoordeeld of het kunnen bereiken en gebruiken van deze berging noodzakelijk is.

     

    8. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en deelnemen aan activiteiten.

    Zie ook artikel 8 Verordening.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen onderhouden van sociale contacten en het deelnemen aan activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

     

    Kernassortiment

    Er is een kernassortiment waaruit in beginsel een voorziening gekozen wordt. Alleen als er geen goedkoopst adequate voorziening in dit assortiment beschikbaar is wordt een voorziening buiten het kernassortiment verstrekt.

     

    Een scootmobiel

    Een scootmobiel is een open elektrische buitenwagen bestemd voor gebruikers met een matige tot slechte sta-loopfunctie.

    Voorwaarden

    Een scootmobiel wordt alleen verstrekt als:

    • ·

      er sprake is van een zekere sta- en loopfunctie, ook gelet op het kunnen maken van transfers,

    • ·

      de belanghebbende een beperkte loopafstand heeft en gelet op de beperkingen en de vervoersbehoefte op de korte afstand (directe omgeving) is aangewezen op een scootmobiel,

    • ·

      er niet op een andere wijze kan worden voorzien in deze vervoersbehoefte zoals met een hand- of duwstoel of een aangepaste (niet algemeen gebruikelijke) fiets,

    • ·

      het collectief vervoer alleen niet in de vervoersbehoefte kan voorzien,

    • ·

      de belanghebbende zelf het voertuig veilig kan bedienen en besturen,

    • ·

      er een mogelijkheid is om de scootmobiel te stallen en op te laden.

    In geval een scootmobiel niet dagelijks maar 3x per week of minder gebruikt wordt, wordt geen individuele scootmobiel verstrekt maar kan gebruik gemaakt worden van de scootmobielpool of een gehuurde scootmobiel

     

    Driewielfietsen en andere bijzondere fietsen

    Bijzondere fietsen kunnen voor verstrekking in aanmerking komen. Te denken valt daarbij aan driewielfietsen of handbikes. Driewielfietsen worden speciaal gebruikt door personen met beperkingen op evenwichtsgebied. Deze beperking maakt het gebruik van een normale fiets - al dan niet hulpmotor - gevaarlijk. Ook andere groepen personen met beperkingen kunnen gebaat zijn bij een driewielfiets, zoals personen met een gestoorde motoriek. Om aanspraak te maken op een dergelijk voorziening gelden dezelfde voorwaarden als voor een scootmobiel.

     

    Verder geldt dat een normale kinderdriewieler voor kinderen tot 4 jaar als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd en daarom niet voor verstrekking in aanmerking komt. Driewielfietsen voor kinderen in speciale uitvoering kunnen in beginsel voor verstrekking in aanmerking komen

     

    Samenvallende vervoersbehoefte

    Het kan zijn dat partners/echtgenoten beiden beperkingen hebben in het zich lokaal verplaatsen en dat de vervoersbehoefte van hen volledig samenvalt. In die gevallen kan worden volstaan met een enkele financiële tegemoetkoming. Vallen de vervoersbehoeften niet samen, of slechts ten dele, dan kan de bij Besluit Wmo vastgestelde financiële tegemoetkoming worden verstrekt van maximaal 1,5 keer het normbedrag. Let wel beiden moeten in beginsel voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming. In het algemeen wordt aangenomen dat partners/echtgenoten tenminste voor een deel dezelfde contacten hebben en daarom voor een deel dezelfde vervoersbehoefte hebben. Bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om af te wijken van de normbedragen.

     

    9. Bevorderen, behouden of compenseren sociale zelfredzaamheid.

    Zie ook artikel 8 Verordening.

    Het te bereiken resultaat bestaat uit bevordering, behoud of compensatie van de sociale zelfredzaamheid en tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing.

    Het betreft situaties waarin het niet mogelijk is middels behandeling de beperkingen te genezen of te verbeteren, en het ook niet mogelijk is de belanghebbende zo met de gevolgen van die beperkingen om te leren gaan dat hij zelfstandig kan functioneren. Het gaat om het overnemen van verloren functionaliteit.

     

    Definitie sociale zelfredzaamheid

    Bij sociale zelfredzaamheid gaat het om de lichamelijke, cognitieve en psychische mogelijkheden die de belanghebbende in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren.

    Er is sprake van sociale zelfredzaamheid als de belanghebbende:

    • het vermogen heeft om zelfzorghandelingen uit te voeren of de regie te voeren over de zelfzorghandelingen;

    • het vermogen heeft tot sociaal functioneren in de dagelijkse leefsituaties, zoals thuis en in relatie met

    vrienden en familie;

    • het vermogen heeft om zelf in zijn dagstructurering te voorzien;

    • zelf besluiten kan nemen en regie kan voeren.

     

    Beoordelingskader

    • ·

      Heeft belanghebbende geobjectiveerde beperkingen in de sociale zelfredzaamheid?

    • ·

      Welke mogelijkheden heeft de belanghebbende wel in de sociale zelfredzaamheid?

    • ·

      welke mogelijkheden heeft de belanghebbende niet in de sociale zelfredzaamheid?

    • ·

      Wat zijn de resultaten die belanghebbende wil bereiken met betrekking tot zijn sociale zelfredzaamheid?

    • ·

      Wat heeft belanghebbende zelf al gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen?

    • ·

      Welke mogelijkheden heeft belanghebbende om de gewenste resultaten te bereiken via eigen oplossingen al dan niet met zijn huisgenoten of sociale omgeving?

    • ·

      Welke mogelijkheden heeft belanghebbende om de gewenste resultaten te bereiken via wettelijke voorliggende voorzieningen of algemeen gebruikelijke voorzieningen?

    • ·

      Welke mogelijkheden heeft belanghebbende om de gewenste resultaten te bereiken via algemene voorzieningen?

    Als bovenstaande mogelijkheden niet leiden tot een oplossing, dan komt een collectieve of individuele maatwerkvoorziening ter beoordeling aan de orde.

    • ·

      Welke weigeringsgronden of beperkende voorwaarden zijn van toepassing volgens de Verordening?

    • ·

      Welke mogelijkheden kan de gemeente bieden om de gewenste resultaten te bereiken via collectieve maatwerkvoorzieningen?

    • ·

      Welke mogelijkheden kan de gemeente bieden om de gewenste resultaten te bereiken via individuele maatwerkvoorzieningen?

     

    10. Begeleiding

    Begeleiding omvat activiteiten aan belanghebbenden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:

    • a.

      de sociale redzaamheid;

    • b.

      gedrag;

    • c.

      het psychisch functioneren;

    • d.

      het geheugen en de oriëntatie;

    De activiteiten bestaan uit:

    • 1.

      het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur of het voeren van regie;

    • 2.

      het ondersteunen bij praktische vaardigheden of handelingen;

    • 3.

      het oefenen van recent aangeleerde vaardigheden of bestaande vaardigheden in een andere situatie kunnen gebruiken

    • 4.

      het overnemen van toezicht op de belanghebbende.

    Ondersteunen bijhet aanbrengen van structuur/voeren van regie.

    In de eerste plaats kan begeleiding gericht zijn op het compenseren en/ of actief herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van de belanghebbende binnen zijn woonsituatie, waardoor hij onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren.

    Het gaat dan om zaken als het helpen plannen van activiteiten, regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag. De grens tussen de persoonsgebonden sociale omgeving en participatie is niet altijd scherp te trekken. Daarom kan het ook gaan om ondersteuning in de vorm van het stimuleren tot, en het voorbereiden van, gesprekken met instanties op het terrein van bijvoorbeeld wonen, opleiding en werk.

    Ondersteunen bij praktische vaardigheden en handelingen

    In de tweede plaats kan begeleiding de vorm aannemen van praktische hulp en ondersteuning bij het aanleren van handelingen/vaardigheden die zelfredzaamheid tot doel hebben.

    Aanleren/oefenen

    Begeleiding richt zich in eerste instantie op de belanghebbende en kan zich (in tijdelijke vorm) ook richten op mantelzorg in de directe omgeving van belanghebbende als dit ten goede komt aan een belanghebbende. Het oefenen, in de vorm van begeleiding, dient ter ondersteuning van de behandeling, om de aangeleerde vaardigheden te oefenen of in te slijten en is nadrukkelijk geen behandeling.

    De begeleiding is dan gericht op het oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger, hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de belanghebbende. Ook kunnen de mantelzorger of anderen uit het cliëntsysteem begeleiding nodig hebben om hun naaste te kunnen ondersteunen. De indicatie is echter gesteld op naam van belanghebbende en niet op naam van degene op wie de oefening zich direct richt.

    Overnemen van toezicht

    Dit betreft belanghebbenden die permanent toezicht nodig hebben.

    Hierbij gaat het om toezicht op- en aansturen van gedrag ten gevolge van een stoornis, thuis of elders op regelmatige en onregelmatige momenten en wordt geboden op basis van actieve observatie.

    Denk aan het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig kan worden ingegrepen bij valgevaar, of complicaties bij een ziekte. Overnemen van toezicht kan ook nodig zijn bij belanghebbenden met regieverlies, die niet zelf om hulp of zorg vragen of omdat er sprake is van ernstige gedragsproblemen.

     

    11. Begeleiding groep en begeleiding individueel

    Er zijn 2 vormen van begeleiding; individuele begeleiding en groepsbegeleiding.

    Begeleiding individueel wordt bijvoorbeeld ingezet voor woonbegeleiding of thuisbegeleiding. Onder begeleiding groep vallen bijvoorbeeld dagbesteding voor belanghebbenden met een verstandelijke beperking of psychiatrische aandoening en dagopvang voor ouderen.

    Begeleiding groep is in principe voorliggend op begeleiding individueel. Of de belanghebbende is aangewezen op begeleiding individueel of begeleiding groep, wordt bepaald door de afweging wat zorginhoudelijk het meest doelmatig is.

    Op basis van het zorgdoel voor de belanghebbende kunnen begeleiding individueel en begeleiding in groepsverband gecombineerd zijn aangewezen. Bij de indicatiestelling wordt er rekening mee gehouden dat deze vormen van zorg niet op hetzelfde moment van de dag kunnen plaatsvinden en dat zij ieder een ander doel beogen.

    Indicatiecriteria begeleiding

    Om in aanmerking te komen voor begeleiding moet zijn vastgesteld dat de belanghebbende beperkingen heeft op een of meer van de volgende vier terreinen:

     

    1. sociale redzaamheid;

    Bij sociale redzaamheid gaat het o.a. om de volgende aspecten:

    • begrijpen wat anderen zeggen;

    • een gesprek voeren;

    • zich begrijpelijk maken;

    • initiëren en uitvoeren eenvoudige taken;

    • kunnen lezen, schrijven en rekenen;

    • communicatiehulpmiddel gebruiken;

    • dagelijkse bezigheden (ADL zoals huishoudelijke taken, boodschappen doen, adequate zelfzorg)

    • problemen oplossen en besluiten nemen;

    • dagelijkse routine regelen;

    • zelf geld beheren;

    • initiëren en uitvoeren complexere taken;

    • zelf administratieve zaken bijhouden.

     

    Matige beperkingen houden dan in:

    dat het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse bezigheden en de dagelijkse routine (gebrek aan dag- en nachtritme) voor de belanghebbende niet vanzelfsprekend zijn. Dit levert af en toe zodanige problemen op dat de belanghebbende afhankelijk is van hulp.

    De communicatie gaat niet altijd vanzelf doordat de belanghebbende soms niet goed begrijpt wat anderen zeggen en/of zichzelf soms niet voldoende begrijpelijk kan maken.

     

    Zware beperkingen houden dan in:

    dat complexe taken voor de belanghebbende moeten worden overgenomen. Ook het uitvoeren van eenvoudige taken en communiceren gaan moeizaam. De belanghebbende kan niet zelfstandig problemen oplossen en/of besluiten nemen, hij kan steeds minder activiteiten zelfstandig uitvoeren. De zelfredzaamheid wordt problematisch. Voor de dagstructuur en het voeren van de regie is de belanghebbende afhankelijk van de hulp van anderen.

     

    2. gedrag

    Bij gedragsproblemen gaat het om de volgende aspecten:

    • destructief gedrag (gericht op materialen);

    • dwangmatig gedrag;

    • lichamelijk agressief gedrag;

    • manipulatief gedrag;

    • verbaal agressief gedrag;

    • zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag;

    • grensoverschrijdend seksueel gedrag.

     

    Matige beperkingen houden dan in:

    dat de belanghebbende gedrag vertoont dat bijsturing en soms (gedeeltelijke) overname van taken vereist. Het cliëntsysteem kan slechts gedeeltelijk in de bijsturing van de belanghebbende voorzien. Het vertoonde gedrag vereist bijsturing door een deskundige professional. Als er geen deskundige bijsturing wordt geboden, verslechtert de situatie van de belanghebbende.

     

    Zware beperkingen houden dan in:

    dat de belanghebbende ernstig probleemgedrag vertoont en hierdoor ontstaan zelfredzaamheidproblemen. Er is deskundige professionele sturing nodig om het gedrag in goede banen te leiden. Omdat er risico’s zijn voor veiligheid van de belanghebbende of zijn omgeving is er continu hulp of begeleiding nodig.

    Gedragsproblemen leiden niet tot een hogere indicatie omdat deze doorwerken in de sociale redzaamheid en daarmee al beoordeeld en meegewogen zijn.

     

    3. psychisch functioneren;

    Bij psychisch functioneren gaat het om de volgende aspecten:

    • concentratie;

    • geheugen en denken;

    • perceptie van omgeving.

     

    Matige beperkingen houden dan in:

    dat de belanghebbende vaak zodanige problemen heeft met de concentratie en informatieverwerking dat hiervoor hulp noodzakelijk is. Als er niet met regelmaat deskundige hulp wordt geboden, ervaart de belanghebbende in het dagelijks leven problemen bij de zelfredzaamheid.

     

    Zware beperkingen houden dan in:

    dat de belanghebbende ernstige problemen heeft met de concentratie, het geheugen en denken en ook de waarneming van de omgeving. Hierdoor is volledige overname van taken door een deskundige professional noodzakelijk.

     

    Beperkingen in het psychisch functioneren leiden niet tot een hogere indicatie omdat deze doorwerken in de sociale redzaamheid en daarmee al beoordeeld en meegewogen zijn.

     

    4. geheugen en oriëntatiestoornissen.

    Bij oriëntatiestoornissen gaat het om de volgende aspecten:

    • oriëntatie in persoon;

    • oriëntatie in ruimte;

    • oriëntatie in tijd;

    • oriëntatie naar plaats.

     

    Matige beperkingen houden dan in:

    dat de belanghebbende problemen heeft met het herkennen van personen en zijn omgeving. De zelfredzaamheid van de belanghebbende staat onder druk. De belanghebbende heeft vaak hulp nodig van anderen bij het uitvoeren van taken en het vasthouden van een normaal dagritme. Als er geen deskundige begeleiding wordt geboden, verslechtert de situatie van de belanghebbende.

     

    Zware beperkingen houden dan in:

    dat de belanghebbende ernstige problemen vertoont in het herkennen van personen en van zijn omgeving. Hij is gedesoriënteerd en zijn zelfredzaamheid is aangetast. Ondersteuning bij dagstructurering en bij het uitvoeren van taken is noodzakelijk, ook is het overnemen van taken aan de orde.

     

    Oriëntatiestoornissen leiden niet tot een hogere indicatie omdat deze doorwerken in de sociale redzaamheid en daarmee al beoordeeld en meegewogen zijn.

     

    12. Indiceren begeleiding individueel.

    Bij het indiceren wordt onderzocht of de belanghebbende problemen ondervindt bij onderstaande activiteiten en in welke mate. Op grond daarvan wordt de omvang van de indicatie bepaald als is vastgesteld dat een maatwerkvoorziening de enige oplossing is. Het resultaat is dus de samenhang van alle activiteiten/onderdelen waarop de belanghebbende beperkingen ervaart en ondersteuning of overname nodig heeft. Er is geen direct verband tussen de aandoening en de indicatie; er wordt in elke situatie onderzocht welke problemen er zijn en op welke wijze die opgelost kunnen worden.

     

    Ondersteunen bij aanbrengen van structuur/voeren van regie.

    1.Hulp of overname bij problemen oplossen:

    Dit betreft oplossingen vinden voor een probleem rond een onderwerp of vraagstuk, door het herkennen, analyseren van het probleem, het ontwikkelen van oplossingen, het evalueren van eventuele effecten van oplossingen en het uitvoeren van de gekozen oplossing. Denk bijvoorbeeld aan het begrijpen van een toegezonden brief of bepaalde goederen kunnen aanschaffen in relatie tot zijn financiën.

    2.Hulp of overname bij initiëren van eenvoudige taken:

    Dit betreft het voorbereiden, starten, tijd en ruimte organiseren die nodig zijn voor een eenvoudige taak bijvoorbeeld: thee zetten, bed opmaken e.d. Deze activiteiten doen zich meermalen daags voor.

    3.Hulp of overname bij initiëren van complexe taken:

    Dit betreft het voorbereiden, starten, tijd en ruimte organiseren die nodig zijn voor een complexe taak. Kenmerkend hierbij is dat het meervoudige taken betreft die gelijktijdig of achtereenvolgens uitgevoerd worden. Denk aan: reis plannen, weekboodschappen doen, warme maaltijd bereiden, huishoudelijke weekplanning.

     

    Ondersteunen cq overnemen bij praktische vaardigheden en handelingen

    4.Het regelen van de dagelijkse routine:

    Dit betreft dat activiteiten zodanig uitgevoerd worden, dat iedere dag de energie en de tijd wordt verkregen die nodig zijn voor de routine handelingen of verplichtingen. Te denken valt aan het maken van een dagelijkse planning, verstoring van het dag/nachtritme.

    5.Dagelijkse bezigheden uitvoeren:

    Dit betreft het uitvoeren van eenvoudige en complexe acties, die nodig zijn om de dagelijkse routinehandelingen of verplichtingen te plannen, uit te voeren en te voltooien. Denk aan een adequate volgorde in de uitvoering van de activiteiten.

     

    Overige activiteiten

    Voor onderstaande activiteiten kan worden geïndiceerd omdat deze van invloed zijn op de sociale redzaamheid van de cliënt, en daarmee ook op de tijd die noodzakelijk is voor de begeleiding op de andere gebieden. De oplossing van onderstaande problemen ligt niet binnen de begeleiding maar bij voorliggende/ andere voorzieningen.

    6.Hulp bij lezen, schrijven en rekenen:

    Dit betreft het begrijpen en interpreteren van geschreven materiaal, het gebruiken van symbolen om informatie over te brengen en het toepassen van berekeningen.

    Norm: 15 minuten per week.

    7.Geld beheren:

    Betreft activiteiten in het kader van eenvoudige financiële transacties.

    Norm: 15 minuten per week.

    8.Afhandelen van administratie:

    Betreft hier openen en ordenen van de post, bespreken en acties uitzetten.

    Norm: 15 minuten per week.

    9.Gesproken taal begrijpen:

    Betreft begrijpen van gesproken boodschappen en taalgebonden uitdrukkingen.

    Norm: 15 minuten per week.

    10.Begrijpelijk maken naar anderen:

    Betreft het produceren van woorden, zinnen in spreektaal en het gebruik maken van gebaren en tekeningen om een boodschap over te brengen.

    Norm: 15 minuten per week.

    11.Een gesprek voeren:

    Betreft het starten, continueren en beëindigen van het uitwisselen van gedachten en ideeën via spreken, schrijven, gebarentaal of andere vormen van taal.

    Norm: 30 minuten per week.

    De normtijden in de tabel hieronder zijn gebaseerd op de huidige richtlijnen zoals die door het CIZ werden gebruikt. De ernst van de beperkingen bepaalt mede de hoogte van de indicatie. Matige beperkingen komen 1 tot meerdere malen per week voor, zware beperkingen minimaal 1 maal per dag.

    De genoemde normtijden zijn een richtlijn, gemotiveerd kan zowel naar boven als naar beneden worden afgeweken.

    Frequentie problemen met een activiteit

    Duur begeleiding per keer

    Indicatie in uren per week

    1 x per week

    60 minuten

    1 uur

    2 x per week

    60 minuten

    2 uur

    3 x per week

    30 minuten

    1,5 uur

    4 x per week

    30 minuten

    2 uur

    5 x per week

    15 minuten

    1,25 uur

    6 x per week

    15 minuten

    1,5 uur

    1 x per dag

    15 minuten

    1,75 uur

    2 x per dag

    15 minuten

    3,5 uur

    3 x per dag

    15 minuten

    5,25 uur

    4 x per dag

    15 minuten

    7 uur

    Er kan extra worden geïndiceerd als:

    ·er sprake is van ouders met matige tot ernstige beperkingen in de zelfredzaamheid die zorgdragen voor de opvoeding van een gezond kind, dan kan voor deze ouder(s) extra begeleiding van toepassing zijn. Dit is het geval wanneer het doel van de begeleiding is het ondersteunen bij, of het oefenen met het aanbrengen van structuur, of het voeren van de regie over de (nieuwe) gezinssituatie.

    Normtijd: 1 uur per week, maximale duur 1 jaar

     

    ·er sprake is van oefenen naast de te geven begeleiding. Oefenen van vaardigheden /handelingen voor het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, dient aangeleerd te zijn vanuit behandeling en kan zowel betrekking hebben op de cliënt als de mantelzorger. Doel van het oefenen is het verbeteren van de zelfredzaamheid.

    Normtijd: 1 uur per week maximale duur 1 jaar

     

    ·er sprake is van begeleiding bij de uitvoer van de zelfzorg, Het gaat hierbij om de zogenoemde ‘zorg met de handen op de rug’. De belanghebbende kan de handelingen wel uitvoeren maar komt niet tot actie. Het gaat dan om toezicht, aansturen en stimuleren bij het zelf uitvoeren van deze persoonlijke zorg door de belanghebbende,

    Normtijd: 1 uur per week

     

    ·er sprake is van zeer ernstige gedragsproblematiek. Dat houdt in dat er op tenminste drie van de vier terreinen sprake is van zware beperkingen : oriëntatiestoornissen, stoornissen in psychisch functioneren, stoornissen op gebied van probleemgedrag/veiligheid en beperkingen in de sociale redzaamheid. Er dienen zich op deze terreinen meerdere malen per dag ernstige problemen voor te doen. De objectivering van de zeer ernstige gedragsproblematiek vindt plaats op basis van informatie van een ter zake deskundige.

    Normijd: kan leiden tot maximaal 1 uur per dag

    Er zijn drie vormen van individuele begeleiding

    • 1.

      begeleiding

    • 2.

      begeleiding extra

    • 3.

      gespecialiseerde begeleiding

    Welke vorm van begeleiding wordt geïndiceerd is afhankelijk van de individuele situatie van de cliënt.

    Ad 1. Begeleiding

    Er is sprake van langdurige begeleiding, deze vorm wordt ingezet als de maximale zelfredzaamheid is bereikt. Er is vooral sprake van begeleiding in de thuissituatie en er is een enigszins stabiele situatie bereikt. Betreft in het algemeen cliënten boven de 25 jaar met een matige beperking. De indicatie zal meestal rond de 2-3 uur per week bedragen.

    Ad 2. Begeleiding extra

    Deze vorm van begeleiding wordt geïndiceerd als er sprake is van een complexere thuissituatie, bv doordat er kinderen zijn.Het aantal geïndiceerde uren bedraagt ongeveer 3-4 uur per week. Omdat de indicatie gebonden is aan de gezinssamenstelling zal deze indicatie voor kortere perioden worden afgegeven.

    Ad 3. Gespecialiseerde begeleiding

    Deze vorm van begeleiding wordt ingezet als er begeleiding nodig is op meerdere levensdomeinen zoals de thuissituatie, relaties en werk. Het doel van gespecialiseerde begeleiding is meer participeren in de samenleving en vergroten van de zelfredzaamheid. Deze vorm wordt daarom voor 1-2 jaar ingezet, met als doel dat daarna een begeleiding extra en op termijn begeleiding kan worden ingezet.

     

    13. Indiceren begeleiding groep:

    Begeleiding groep wordt per dagdeel geïndiceerd tot maximaal 9 dagdelen per week. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal vier aaneengesloten uren.

    Het aantal te indiceren dagdelen wordt bepaald door het doel/noodzaak (hoeveel structuur, activering is nodig) van de zorg en dient in verhouding te staan tot de doelmatigheid (zinvolle dagbesteding, ter vervanging van arbeid of school), belastbaarheid (fysiek en mentaal), draagkracht/draaglast, belasting van de activiteit, leeftijd en thuissituatie van de belanghebbende.

    Doelen begeleiding groep:

    1.het bieden van een dagprogramma met als doel al dan niet aangepaste vormen van arbeid of school te vervangen voor personen onder de pensioengerechtigde leeftijd;

    Normtijd: maximaal 9 dagdelen per week

    2.het bieden van activiteiten met als doel dagstructurering voor personen boven de pensioengerechtigde leeftijd;

    Normtijd: maximaal 9 dagdelen per week

    3.ontlasten mantelzorg; bij geobjectiveerde overbelasting partner/huisgenoten kan begeleiding groep worden geïndiceerd waardoor deze de mantelzorgtaken beter kan volhouden.

    Normtijd: 2-4 dagdelen per week. Het is mogelijk deze dagdelen te sparen en daarmee kortdurend verblijf te regelen zoals een nacht of weekend elders logeren.

     

    14. Indiceren respijtzorg

    Ter ontlasting van mantelzorgers kan respijtzorg worden geïndiceerd, waarbij de zorg voor de cliënt wordt overgenomen door derden.

    Dit kan door een indicatie begeleiding groep zodat de zorg voor dagdelen wordt overgenomen.

    Op jaarbasis kan in principe maximaal 2x 1 week logeeropvang worden geïndiceerd zodat de zorg voor een aantal dagen en nachten wordt overgenomen en de mantelzorger bv op vakantie kan gaan.

     

    Overige bepalingen met betrekking tot de indicaties.

    • ·

      terugwerkend indiceren is in beginsel mogelijk tot maximaal 3 maanden als verlenging van een gelijkblijvende zorgvraag te laat wordt aangevraagd en op grond van de aandoening/ziekte de belanghebbende niet te verwijten is. De zorg dient die periode geleverd te zijn. De zorgaanbieder zal gevraagd worden de belanghebbende tijdig te wijzen op het verlopen van de indicatie.

    • ·

      Indicaties voor jongvolwassenen van 18-25 jaar worden maximaal voor 2 jaar afgegeven

    • ·

      Afhankelijk van onder andere te verwachten herstel of ontwikkeling, behandeling, het effect van oefenen van vaardigheden, leerbaarheid en de aandoening of ziekte wordt de indicatieduur gesteld op 1, 2 of 5 jaar

       

      15. Persoonlijke verzorging.

      Als er persoonlijke verzorging nodig is op grond van een verstandelijke beperking, een psychiatrische aandoening of een zintuiglijke beperking dan valt dit onder de Wmo. Als er sprake is van meerdere grondslagen is de hoofdgrondslag bepalend of de persoonlijke verzorging onder de Wmo of de zorgverzekeringswet valt.

       

      Voor het stellen van de indicatie wordt de normtijdentabel gehanteerd die daarvoor de het CIZ is opgesteld.

      Maatwerkvoorziening in natura

      Voorzieningen in natura zijn hulpmiddelen (of hulp bij het huishouden) die belemmeringen wegnemen of verminderen. Een maatwerkvoorziening in natura wordt door het College ter beschikking gesteld als aan de voorwaarden is voldaan. Het College is verantwoordelijk voor de verstrekking van de maatwerkvoorziening.

       

      16. Maatwerkvoorzieningen met een persoonsgebonden budget

      Cliënten die een individuele maatwerk voorziening nodig hebben, kunnen kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). Daarop geldt een uitzondering als er overwegende bezwaren zijn.

       

      17. Weigeringsgronden pgb

      Deze staan in art. 2.3.6 lid 5 van de wet.

      Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren:

      • a.

        voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening of;

      • b.

        indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d en e

      Artikel 2.3.10 eerste lid, onderdeel a,d en e:

      Het college kan een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 herzien dan wel intrekken, indien het college vaststelt dat:

      • a.

        de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid,

      • d.

        de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden,

      • e.

        de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt.

      De aanvrager kan met dit budget zelf de voorziening(en) aanschaffen binnen het resultaatgebied waarop beperkingen worden ondervonden. In voorkomende gevallen kan het pgb verhoogd worden met een bedrag voor het repareren, onderhouden en verzekeren van de voorziening. Deze bedragen en voorwaarden zijn vastgelegd in het Besluit.

       

      18. Eigen bijdrage.

      De hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.Een bijdrage wordt gevraagd voor een maatwerkvoorziening die in natura of als persoonsgebonden budget wordt verleend. Daarbij geldt ook dat rekening wordt gehouden met een bepaald maximum. Dit betekent dat als een belanghebbende gebruik maakt van meerdere voorzieningen er slechts tot een bepaald bedrag een eigen bijdrage kan worden gevraagd.

       

      Voor het vragen van een eigen bijdrage of een eigen aandeel moeten de regels van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in acht worden genomen.

       

      De eigen bijdrage mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening. De kostprijs van de voorziening is vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Zevenaar 2015

       

      19. Inwerkingtreding

      Deze beleidsregels treden gelijktijdig in werking met de inwerkintreding van de Verordening

      Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Zevenaar 2016.

       

      Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders op 3 november 2015

      de burgemeester, de secretaris,

      drs. J.A. de Ruiter mw. mr. S.E.G. Wiersma